De rechtbank overweegt het volgende over de omstandigheden waaronder [medeverdachte] heeft gestoken en de mogelijke rol van [verdachte] daarbij.
Wat vast is komen te staan blijkt met name uit de technische onderzoeken.
Allereerst het pathologisch onderzoek. Daaruit blijkt, in samenhang met de van de sectie gemaakte fotoserie, dat van de onder 6. omschreven letsels de met C aangeduide huidperforatie, linksvoor aan de borst, met een steekkanaal van circa 5 cm. tot de harttamponade heeft geleid waardoor [slachtoffer] is komen te overlijden. De steek verliep van voor naar achter en schuin voetwaarts. Hieruit volgt dat de steek moet zijn aangebracht in een bovenhandse beweging en, mede gezien de overige verwondingen en het op het t-shirt van [slachtoffer] uitgevoerde textielonderzoek, met een riek. Daarnaast blijkt uit de sectiefoto’s dat [slachtoffer] ook ter hoogte van het middenrif is geraakt met de riek. Hierdoor zijn echter slechts oppervlakkige steekwonden ontstaan.
Kijkende naar deze omschrijvingen van de steekwonden, dan is er slechts één getuigenverklaring die hierbij past en dat is de verklaring van [getuige], die op zeer korte afstand van haar vader stond. [getuige] heeft (zie pag. 456 e.v. van het einddossier) onder meer verklaard:
Ik zag dat mijn vader onze voortuin inliep. Ik liep ook onze voortuin in. Net voordat ik de tuin inliep, zag ik nog dat [medeverdachte] de voortuin van de familie [familienaam] inrende. Ik liep in de richting van onze voordeur, omdat ik mijn woning in wilde gaan. Mijn vader stond toen nog in het midden van onze voortuin……
Op dat moment zag ik dat [medeverdachte] onze tuin met versnelde pas in kwam lopen. Ik zag dat [medeverdachte] een riek in zijn handen had. Ik zag dat [medeverdachte] met de riek vervolgens 1 keer in het lichaam van mijn vader stak. Dit was ter hoogte van zijn linkerborst/nek. Hij deed dit in een lopende beweging en met kracht met een voorwaartse bovenhandse beweging. Hij kwam niet echt aanrennen, maar hij liep in een snelle pas. Ik zag dat [medeverdachte] de riek aan de rechterzijde van zijn lichaam had. Ik zag dat [medeverdachte] zijn rechterhand op het handvat van de riek hield en met zijn linkerhand de steel vasthad. Ik zag dat de punten van de riek meer verticaal dan horizontaal aan de voorzijde in de linkerschouder/nek van mijn vader prikte.
Ik zag dat mijn vader de riek uit zijn lichaam trok. Ik heb niet goed gezien of hij dit met 1 of met zijn beide handen deed. [medeverdachte] had de riek toen nog steeds vast. Ik zag dat [medeverdachte] met de riek weer een stekende beweging maakte in de richting van het middenrif van mijn vader……… Ik zag wel dat mijn vader de riek met twee handen bij de steel vastpakte……
Ik pakte de steel van de riek ook met 2 handen vast en trok de riek samen met mijn vader in een achterwaartse beweging. Mijn vader en ik trokken de riek samen in de richting van onze woning. Ik merkte dat [medeverdachte] de riek niet losliet en maakte een schoppende beweging in de richting van [medeverdachte] zijn lichaam. Op dat moment liet [medeverdachte] de riek los en hadden mijn vader en ik de riek samen in onze handen.
De omschrijving door [getuige] van de eerste maal dat [medeverdachte] met de riek stak sluit naadloos aan bij de door de patholoog omschreven dodelijke verwonding die, mede gezien de sectiefoto's, onderdeel is van de steek met de riek die schuin loopt van de nek van [slachtoffer] tot in zijn linker borststreek.
De door [getuige] beschreven tweede steekbeweging van [medeverdachte] sluit aan bij de andere geconstateerde verwonding ter hoogte van het middenrif. Gelet hierop hecht de rechtbank veel waarde aan haar verklaring. Op grond daarvan concludeert de rechtbank dat [slachtoffer] is komen te overlijden door de in dit gevecht omschreven eerste steekbeweging. [getuige] noemt hierbij [verdachte] geheel niet.