ECLI:NL:RBBRE:2006:AY5195

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
31 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02/812512-05
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensensmokkel door minderjarige asielzoekers en de rol van de verdachte in hun doorreis

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 31 juli 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensensmokkel. De verdachte, geboren in India, werd ervan beschuldigd minderjarige asielzoekers te hebben geholpen bij hun doorreis naar andere Europese landen, terwijl zij in Nederland asiel hadden aangevraagd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige asielzoekers, ondanks hun asielaanvraag, nooit de intentie hadden om in Nederland te blijven en dat zij slechts als tussenstop in Nederland waren. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gehoord, evenals het verweer van de verdachte en zijn raadsman, mr. Donkersloot.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte in de periode van 1 november 2005 tot en met 22 maart 2006, samen met anderen, behulpzaam is geweest bij het verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en andere EU-lidstaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige asielzoekers op oneigenlijke gronden een asielaanvraag in Nederland hebben ingediend en dat de verdachte wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat hun toegang en verblijf wederrechtelijk waren. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan mensensmokkel en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

De uitspraak benadrukt de ernst van mensensmokkel en de impact ervan op de rechtsorde, evenals de gevolgen voor de betrokken minderjarigen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het faciliteren van de illegale doorreis van de minderjarigen, wat een ernstige inbreuk op de rechtsorde vormt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld op basis van de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27 en 197a van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Parketnummer: 812512-05
1 Partijen. Onderzoek van de zaak.
In de zaak onder voormeld parketnummer van de officier van justitie in het arrondissement Breda tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 19 te [geboorteplaats] India,
thans gedetineerd in het huis van bewaring De Boschpoort te Breda,
heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank het volgende vonnis gewezen.
De rechtbank heeft de gedingstukken gezien en de zaak onderzocht ter terechtzitting. Zij heeft de vordering van de officier van justitie gehoord en het verweer dat naar voren is gebracht door de verdachte en de raadsman, mr. Donkersloot, advocaat te Breda.
2 De tenlastelegging.
De verdachte staat terecht, terzake dat
hij in de periode van 1 november 2005 tot en met 22 maart 2006 te Oisterwijk en/of Waalwijk en/of Amsterdam en/of elders in Nederland, en/of India, althans het buitenland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, er een beroep of gewoon van heeft gemaakt om (een) ander(en), te weten [betrokkene], geboren op [geboortedatum] te Julmat (Indiase nationaliteit) en/of [betrokkene], geboren op [geboortedatum] te Julmat (Indiase nationaliteit) en/of [betrokkene], geboren op [geboortedatum] te Julmat (Indiase nationaliteit) en/of [betrokkene], geboren op [geboortedatum] te Delhi (Indiase nationaliteit) en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven alleenstaande minderjarige asielzoeker(s)
in elk geval (telkens) (een) ander(en), behulpzaam te zijn bij het verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, en/of die ander(en) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft/hebben verschaft terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens)
voor een of meer van bovengenoemde persoon/personen de reis geregeld/verzorgd vanuit India naar Nederland en/of voor die persoon/personen de vliegtickets geregeld/verzorgd/gekocht voor de reis vanuit India naar Nederland en/of (telefonisch) met zijn mededader(s) (een) afspraak/afspraken gemaakt over de reis van die persoon/personen naar Belgie en/of Frankrijk en/of Italie, althans naar het buitenland en/of (telefonisch) met een of meer van die persoon/personen (een) afspraak/afspraken gemaakt en/of instrukties gegeven over zijn/hun reis naar Belgie en/of Frankrijk en/of Italie, althans naar het buitenland en/of een of meer mobiele telefoon(s) aan een of meer van bovengenoemde persoon/personen ter beschikking gesteld zodat die persoon/personen in contact kon(den) komen met zijn/hun ouders en/of familieleden (in India) om (zodoende) instrukties te krijgen over zijn/hun vertrek vanuit Nederland naar het buitenland (telefonisch) met zijn mededader(s) en/of die persoon/personen (een) afspraak/afspraken gemaakt over (een) geldbedrag(en)
dat/die door die persoon/personen aan verdachte en/of zijn mededader(s) diende/dienden te worden betaald voor de reis en/of voor door verdachte en/of zijn mededader(s) aan die persoon/personen verleende diensten en/of voor die persoon/personen (een) (valse) paspoort(en)/reisdocument(en) en/of (een) tickets geregeld/verzorgd en/of die persoon/personen heeft opgewacht/opgevangen op het station in Amsterdam en/of die persoon/personen begeleid/vergezeld tijdens de reis naar Belgie en/of Frankrijk en/of Italie, althans naar het buitenland;
art. 197a lid 4 sr
art 197a lid 1 Wetboek van Strafrecht
3 De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4 De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5 De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Zij kan dus in haar vordering worden ontvangen.
6 Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7 De bewezenverklaring.
Door het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 1 november 2005 tot en met 31 december 2005 in Nederland, en het buitenland, tezamen en in vereniging met ander(en) anderen, te weten [betrokkene 1], geboren op [geboortedatum] te Julmat (Indiase nationaliteit) en [betrokkene 2], geboren op [geboortedatum] te Julmat (Indiase nationaliteit) en [betrokkene 3], geboren op [geboortedatum] te Julmat (Indiase nationaliteit) en [betrokkene 4], geboren op [geboortedatum] te Delhi (Indiase nationaliteit) (telkens) behulpzaam is geweest bij het verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie terwijl hij, verdachte en zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- (telefonisch) met zijn mededader(s) afspraken gemaakt over de reis van die personen naar het buitenland en
- (telefonisch) met die personen afspraken gemaakt over hun reis naar het buitenland en
- (telefonisch) met zijn mededader(s) en die personen afspraken gemaakt over geldbedrag(en)die door die personen aan verdachte en/of zijn mededader(s) dienden te worden betaald voor de reis en/of voor door verdachte en/of zijn mededader(s) aan die personen verleende diensten en
- die personen opgewacht/opgevangen op het station in Amsterdam
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8 Het bewijs.
De overtuiging van de rechtbank, dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
8.1 De bewijsmiddelen.
8.2 De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs.
De verdediging heeft aangevoerd dat het bieden van onderdak aan [betrokkene 1] en het kopen van treinkaartjes voor hem en de andere in de tenlastelegging genoemde minderjarigen geen strafbaar feit oplevert in de zin van artikel 197a van het wetboek van strafrecht.
Verdachte is niet behulpzaam geweest bij illegaal verblijf, omdat een asielzoeker op grond van de asielaanvraag een rechtmatig verblijf in Nederland heeft in afwachting van de beslissing op de asielaanvraag. Verdachte heeft slechts de minderjarige asielzoekers die een rechtmatig verblijf in Nederland hadden, geholpen om illegale toegang te verkrijgen tot een ander Schengenland dan Nederland. Er is, aldus de verdediging, geen sprake van een strafbare handeling, omdat er geen wederrechtelijk verblijf was.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit het onderzoek is gebleken dat de in de tenlastelegging genoemde minderjarige asielzoekers (AMA’s) op oneigenlijke gronden een asielaanvraag in Nederland hebben ingediend en nooit de bedoeling hebben gehad om gedurende langere tijd in Nederland te verblijven en de beslissing op hun asielaanvraag af te wachten.
Op 29 november 2005 werden op Schiphol de vier uit India afkomstige minderjarigen gesignaleerd. Zij waren niet in het bezit van een geldig reisdocument. Na hun asielaanvraag is aan hen de AMA-status verleend, gelet op hun kwetsbare positie als alleenstaande minderjarigen. [betrokkene 1] is in verband met zijn jonge leeftijd in het gezinsvervangend tehuis Atlas in Waalwijk geplaatst, de anderen in het Asielzoekerscentrum (AZC) te Oisterwijk.
Een medewerker van Atlas heeft verklaard dat vanaf de eerste dag, 6 december 2005, alles er op wees dat [betrokkene 1] niet in het tehuis zou blijven en deze hem ook had verteld dat zijn eindbestemming Engeland was.
Uit een telefoongesprek van een Belgisch aansluitnummer met [betrokkene 1] op 6 december 2005 te 12.53 uur blijkt dat [betrokkene 1] “vanavond of morgenavond zal worden opgehaald”. Op 8 december 2005 te 10.37 uur wordt [betrokkene 1] opnieuw gebeld door dezelfde persoon via een Belgisch aansluitnummer. Deze persoon meldde dat hij contact had gehad met de reisagent (in India) en dat [betrokkene 1] snel zal worden opgehaald door familie van de reisagent die in Nederland woont.
Uit een telefoongesprek van 9 december 2005 te 06.54 uur blijkt dat [betrokkene 2] wordt gebeld door de reisagent. Die zegt dat hij het verdere vervoer van de groep aan het regelen is en dat ze vermoedelijk opgehaald worden door iemand uit België. De reisagent zegt dat ze met z’n vieren tegelijk vertrekken en dat [betrokkene 2] naar Frankrijk zal worden gebracht en de andere drie naar Italië.
Op 11 december 2005 bleek [betrokkene 1], zonder kennisgeving aan de leiding van het tehuis en kennelijk zonder de intentie daar terug te keren, te zijn vertrokken.
Uit telefoongesprekken op de dagen hierna blijkt dat vanuit India ook contact is met de andere AMA’s over hun vertrek. Het is de bedoeling dat deze zich bij [betrokkene 1], die dan al in Amsterdam is, zullen voegen.
Op 18 december 2005 bleken [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 4], zonder kennisgeving aan de leiding en kennelijk zonder de intentie daar terug te keren, het AZC in Oisterwijk te hebben verlaten.
De handelwijze van deze Indiase jongeren, zijnde het arriveren op Schiphol zonder geldig reisdocument, het aanvragen van asiel, het verkrijgen van een AMA-status en het vervolgens na enige dagen spoorloos verdwijnen, komt overeen met dat van hun vele Indiase voorgangers. Sedert maart 2004 zijn er op deze wijze ongeveer 100 Indiase AMA’s verdwenen.
Uit voormelde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, leidt de rechtbank af dat deze jongeren ten onrechte een AMA-status hebben verworven; het was immers nooit de bedoeling om in Nederland te blijven. Nederland was slechts een tussenstop en de jongeren werden begeleid bij hun doorreis naar een ander land. De aan deze jongeren verstrekte AMA-status was derhalve onrechtmatig verkregen, zodat de toegang tot, het verblijf in en de doorreis door Nederland als wederrechtelijk moeten worden worden aangemerkt.
Dat verdachte wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat de toegang tot Nederland, het verblijf in en de doorreis door Nederland van de minderjarigen wederrechtelijk waren blijkt onder meer uit de verklaring van de medewerker van Atlas, de verklaring van verdachte zelf en de getapte telefoongesprekken vanaf die datum.
De medewerker van Atlas verklaarde dat [betrokkene 1] op 6 december 2005, de dag na zijn aankomst in het tehuis, werd gebeld door verdachte en in de periode tot 11 december 2005 (de dag dat [betrokkene 1] verdween uit het tehuis) circa 5 maal contact heeft gehad met verdachte.
Uit telefoongesprekken van verdachte met onder meer de reisagent in India blijkt dat verdachte contact had met een organisatie die Indiase AMA’s smokkelde.
Uit een telefoongesprek van 8 december 2005 te 10.37 uur blijkt dat [betrokkene 1] weet dat hij snel zal worden opgehaald door verdachte. Op 11 december 2005 wordt [betrokkene 1] ook daadwerkelijk in Waalwijk door verdachte opgehaald en meegenomen naar Amsterdam. Uit telefoongesprekken van 16, 17 en 18 december 2005 (gesprekken 23 t/m 30) blijkt dat verdachte de andere minderjarigen verder gaat sturen.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat de reisagent uit India)tegen hem had gezegd dat hij een jongen van 14/15 jaar moest ophalen. Tevens heeft hij verklaard dat hij dezelfde avond werd gebeld door (medeverdachte) dat hij nog drie jongens, die in Oisterwijk zaten, moest meenemen.
Op grond van het voorgaande en de omstandigheid dat verdachte zijn verklaringen voortdurend heeft aangepast leidt de rechtbank af dat verdachte wist of ten minste ernstige redenen had te vermoeden dat de toegang tot Nederland, het verblijf in en de doorreis door Nederland wederrechtelijk was.
Voorts staat vast dat de toegang, vanuit Nederland, tot een ander land van de Europese Unie wederrechtelijk was, nu de jongeren niet beschikten over geldige reisdocumenten. Dat reizen naar het buitenland zonder geldige reisdocumenten onrechtmatig is, is een feit van algemene bekendheid, zodat ook verdachte dit moet hebben geweten.
9 De strafbaarheid van het bewezene.
Het ten laste van verdachte bewezen verklaarde levert het volgende misdrijf op:
Mensensmokkel, terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen.
10 De strafbaarheid van verdachte.
Verdachte is strafbaar voor hetgeen ten laste van hem bewezen is verklaard, nu niet is gebleken van enige omstandigheid die zijn strafbaarheid zou opheffen.
11 De straffen en maatregelen.
11.1 De algemene overwegingen omtrent de straf.
Op grond van de aard van het bewezene alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, die zij hierna zal bepalen.
11.2 De bijzondere overwegingen omtrent de straf.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte voor het tenlastegelegde op te leggen een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van het voorarrest, met dien verstande dat zij het bestanddeel “een beroep of gewoonte maken” niet bewezen acht.
De raadsman heeft aangevoerd dat, in geval van een bewezenverklaring, met een gevangenisstraf van 6 maanden kan worden volstaan.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het smokkelen van vier minderjarige asielzoekers van Indiase afkomst. Hij is de minderjarigen die zich reeds in Nederland in de asielprocedure bevonden, behulpzaam geweest bij hun vertrek naar het buitenland.
Hij heeft afspraken gemaakt over de doorreis van de minderjarige, over de bedragen die aan verdachte en zijn mededaders moesten worden betaald en hij heeft voor een van de minderjarigen (tijdelijk) onderdak geregeld in Amsterdam en de andere minderjarigen opgevangen op het station in Amsterdam, waarna hij voor hen ook treinkaartjes heeft gekocht.
Minderjarigen uit India die hun vaderland willen verlaten zoeken contact met reisagenten die tegen hoge betaling bemiddelen bij hun vertrek naar en doorreis door landen in Europa.Verdachte onderhield contacten met een organisatie die zich met dergelijke bemiddeling bezighield en hij begeleidde de minderjarigen tegen betaling.
Verdachte wist of had moeten weten dat de ouders (of familie) van de minderjarige grote sommen geld moesten betalen om de reis naar Nederland en de doorreis naar een ander land in Europa te bekostigen. Verdachte heeft dan ook samen met anderen uit winstbejag misbruik gemaakt van de kennelijk grote wens van de minderjarige zich in Europa te vestigen.
Mensensmokkel maakt ernstig inbreuk op de rechtsorde. Niet alleen wordt overheidsbeleid inzake bestrijding van de illegale toegang tot en de doorreis door Nederland doorkruist, maar er wordt ook bijgedragen aan de instandhouding van een illegaal circuit. Het is een feit van algemene bekendheid dat mensensmokkelaars voortdurend zoeken naar mogelijkheden om verscherpte grenscontroles en visumvereisten te omzeilen.
Ook degenen die een “echte” asielaanvraag doen en daarvoor de geëigende weg kiezen worden door de illegale werkwijze van de mensensmokkelaars benadeeld, omdat door het misbruik van de asielprocedure de samenleving zich minder tolerant opstelt dan voorheen.
De rechtbank houdt bij de strafbepaling, naast de ernst van het feit, rekening met het blanco strafblad van verdachte, met zijn aandeel in de mensensmokkel, zoals dat in het onderzoek naar voren is gekomen en met de straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf van negen maanden passend. Een gedeelte van drie maanden zal de rechtbank voorwaardelijk opleggen om te trachten verdachte in de toekomst van het plegen van dergelijke feiten te weerhouden.
12 De toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27 en 197a van het wetboek van strafrecht.
13 De beslissing.
RECHTDOENDE beslist de rechtbank als volgt.
Zij verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 7 is omschreven.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Zij verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het onder 9 vermelde strafbare feit.
Zij verklaart de verdachte deswege strafbaar.
Zij veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden.
Zij beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte groot drie maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt bepaald op twee jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Zij bepaalt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht in mindering zal worden gebracht bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf.
Zij heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van het tijdstip, waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. Breeman, voorzitter, mrs. Cohen en Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Oostlander-Vink en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 31 juli 2006.