ECLI:NL:RBBRE:2006:AY6129
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - meervoudig
- mr. Kooijman
- mr. Breeman
- mr. Kouwenhoven
- Rechtspraak.nl
Ontucht gepleegd door groepsleider met verstandelijk gehandicapte vrouw
In deze zaak heeft de rechtbank Breda op 10 augustus 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als groepsleider werkzaam was in een wooneenheid voor verstandelijk gehandicapten. De verdachte werd beschuldigd van ontucht met een vrouw die het Down-syndroom heeft en aan zijn zorg was toevertrouwd. De rechtbank heeft de zaak onderzocht en de vordering van de officier van justitie gehoord, evenals het verweer van de verdachte en zijn raadsman, mr. Van ’t Hoff. De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de primair, subsidiair, tweede subsidiair en derde subsidiair ten laste gelegde feiten, en sprak hem daarvan vrij. Echter, de rechtbank concludeerde wel dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ontuchtige handelingen, die bewezen werden verklaard. De rechtbank overwoog dat de bewijsvoering in zaken van seksueel misbruik vaak complex is, vooral wanneer het slachtoffer een verstandelijke beperking heeft. De rechtbank vond dat de verdachte misbruik had gemaakt van zijn positie en de kwetsbaarheid van het slachtoffer. De verdachte toonde berouw en had geen strafblad, wat in zijn voordeel werd meegewogen. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 1.500,- aan het slachtoffer te betalen. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, die nog steeds psychische problemen ondervindt als gevolg van het misbruik.