ECLI:NL:RBBRE:2006:AY6407

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
16 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
138562 HAZA 04-1865
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van leverancier voor met giftig Jacobskruiskruid vervuild hooi dat leidt tot sterfte onder veestapel

In deze zaak vorderden de eisers, Bogers c.s., dat de rechtbank de gedaagden, Prop V.o.F., Prop en Prop B.V., zou veroordelen tot betaling van schadevergoeding wegens de levering van hooi dat vervuild was met het giftige Jacobskruiskruid. De eisers stelden dat de gedaagden aansprakelijk waren voor de schade die was ontstaan door de vergiftiging van hun veestapel, die resulteerde in de dood van ongeveer 130 runderen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst, omdat het geleverde hooi niet voldeed aan de conformiteitseisen. De rechtbank stelde vast dat de gedaagden, als professionele leveranciers, verantwoordelijk waren voor de kwaliteit van het geleverde product en dat zij niet konden aantonen dat zij niet op de hoogte waren van de aanwezigheid van het giftige kruid. De rechtbank wees de vordering van Bogers c.s. toe en stelde de schade vast op € 369.200,00, vermeerderd met wettelijke rente. De gedaagden werden ook veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de aansprakelijkheid van leveranciers voor de kwaliteit van hun producten, vooral wanneer deze producten schadelijk blijken te zijn voor de afnemers.

Uitspraak

138562 /HA ZA 04-1865
RECHTBANK BREDA
16 augustus 2006
Sector civiel recht
Team handelsrecht
Enkelvoudige Kamer
V O N N I S
in de zaak van:
1. ADRIANUS PETRUS CORNELIS MARINUS BOGERS,
wonende te Woensdrecht,
2. LODEVICUS JOSEPHUS JOHANNES MARIA BOGERS,
vennoot van gedaagde sub 1,
wonende te Bergen op Zoom,
3. HUBERTUS PETRUS BOGERS,
vennoot van gedaagde sub 1,
wonende te Bergen op Zoom,
e i s e r s bij dagvaarding van 19 oktober 2004,
procureur: mr. J.C.M. Nuijten,
t e g e n :
1. De vennootschap onder firma
V.O.F. A. PROP BEPLANTINGSWERKEN,
gevestigd en kantoorhoudende te Hoogerheide,
2. ALHONS PROP,
wonende te Hoogerheide,
3. De besloten vennootschap A. PROP B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Hoogerheide,
g e d a a g d e n,
procureur: mr. N.Th. ter Haar Romeny,
advocaat: mr. R.F.L.M. van Dooren.
Partijen worden aangeduid als “Bogers c.s.” enerzijds en “Prop V.o.F.”, “Prop” en “Prop B.V.” anderzijds.
1. Het verdere verloop van de procedure
Dit blijkt uit de volgende processtukken:
- het tussenvonnis van 12 januari 2005 en de daarin genoemde stukken;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen d.d. 17 mei 2005;
- de conclusie van repliek met de producties 5-7b;
- de conclusie van dupliek;
- de akte van de kant van Bogers c.s.;
- de antwoordakte van de kant van Prop c.s.
2. Het geschil.
Bogers c.s. vorderen dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Prop c.s. veroordeelt om aan Bogers c.s. tegen finale kwijting te voldoen, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, de schade ad € 369.200,00 [driehonderd negenenzestig duizend tweehonderd euro] uit hoofde vermeld zoals in het lichaam van de dagvaarding omschreven vermeerderd met de wettelijke rente tot 30 september 2004 ad € 12.440,84 [twaalf duizend vierhonderd veertig euro en vierentachtig eurocent] en de incassokosten ad € 5.000,00 [vijfduizend euro] derhalve totaal € 386.640,84 [driehonderd zesentachtig duizend zeshonderd veertig euro en vierentachtig eurocent] te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening en met veroordeling van Prop c.s. in de kosten.
Prop c.s. hebben de vorderingen weersproken.
3. De beoordeling.
3.1 De rechtbank stelt de volgende feiten vast:
- Bogers c.s. vormen een maatschap, waarin zij een gemengd bedrijf exploiteren, namelijk zowel veeteelt als akker- en grove tuinbouw.
- Tussen Prop V.o.F. en het Ministerie van Defensie was overeengekomen dat Prop V.o.F. de terreinen rond de vliegbasis Woensdrecht zou beheren en onderhouden. Tot deze werkzaamheden behoorde onder meer het maaien van de tot de vliegbasis behorende graslanden, tezamen belopende omstreeks 150 hectare. Prop V.o.F. placht hiertoe één maal per jaar, in juni, deze graslanden te doen maaien. Met boeren in de omgeving, laatstelijk sinds 1998 met Bogers c.s., sloot zij hiertoe overeenkomsten, in casu hiertoe strekkende dat Bogers c.s. de maaiwerkzaamheden uitvoerde, waartegen Bogers c.s. het
gemaaide gras mocht behouden. Prop V.o.F. was ermee bekend dat Bogers c.s. het gras als veevoer benutten.
- De werkwijze hierbij was feitelijk aldus, dat Bogers c.s. het gras maaide, het gras vervolgens werd gerugd, voor rekening van Prop V.o.F. door een loonwerker in balen werd geperst, en vervolgens voor rekening van Bogers c.s. naar laatstgenoemden werd vervoerd.
- Toen op enig moment de grasopbrengsten hiervan terugliepen werd tussen partijen overeengekomen dat Bogers c.s. voor zijn werkzaamheden niet alleen het gemaaide hooi mochten behouden, maar ook aanvullend van Prop V.o.F. een geldelijke vergoeding ontving.
- Vanaf begin 2001 werden Bogers c.s. geconfronteerd met een onverklaarbare sterfte van hun veestapel.
- In juli / augustus 2002 stelde een team van dierenartsen verbonden aan de Gezondheidsdienst voor dieren te Deventer “St. Jacobskruiskruid: bedrieglijke schoonheid, vergiftiging met Senecio Jacobaea”door J.H. Vos, A.A.J. Geerts, J.W. Borgers, M.H. Mars en L.A. Wuijckhuise-Sjouke, productie 1 bij dagvaarding, pagina 2, vast dat de oorzaak van de ziekte en de sterfte onder de veestapel van Bogers c.s. werd gevormd door een vergiftiging van de lever door het zogenaamde St. Jacobskruiskruid. Voorts vermeldde het rapport onder meer:
“Navraag door de practicus bij de veehouder leverde op dat elk jaar in het Pinksterweekend 150 hectare gras werd gekuild van de militaire vliegbasis Woensdrecht. Bij inspectie samen met de veehouder bleek aldaar een grote hoeveelheid Jacobskruiskruid aanwezig in het gewas, dat echter in mei nog niet in het bloedstadium was maar als groene rozet in het gewas aanwezig.”
- Tengevolge van deze vergiftiging lieten omstreeks 130 runderen van Bogers c.s. het leven.
- Bogers c.s. heeft Prop V.o.F. aansprakelijk gesteld voor de schade, die blijkens een rapportage van de heer H. Obels, beëdigd taxateur te Wouw, € 369.200,00 zou belopen.
- Partijen waren voorafgaande aan het oordeel van voormelde dierenartsen beiden niet bekend met de mogelijke aanwezigheid van St. Jacobskruiskruid in de graslanden van de vliegbasis en al evenmin met de giftige uitwerking hiervan.
- Door Bogers c.s. overgelegde documentatie met betrekking tot St. Jacobskruiskruid vermeldt onder meer:
“Deze plant dankt zijn naam aan het feit dat hij rond St. Jacob (25 juli) bloeit. Vroeger was dat de dag dat men over het algemeen met het maaien van de onbemeste graslanden begon, wat slechts eenmaal per jaar gebeurde. Het Jacobskruiskruid komt in verwaarloosde graslanden, bosranden en op grazige hellingen voor. Als weideonkruid kan het soms lastig worden, omdat het door vee wordt gemeden. Het bevat alkaloïden die bij paarden tot ernstige, met leverbeschadigingen verbonden vergiftigingen hebben geleid. Ook in gedroogde toestand (hooi) blijft de giftige werking kennelijk bewaard en dan wordt de plant niet meer aan zijn geur door de dieren herkend.”
3.2.1. De eerste vraag, die moet worden beantwoord, is of er tussen partijen een zodanige rechtsverhouding bestaat, dat die tot aansprakelijkheid van Prop V.o.F. voor de door Bogers c.s. geleden schade kan leiden.
3.2.2. Naar de rechtbank begrijpt leggen Bogers c.s. aan hun vordering primair wanprestatie uit overeenkomst en subsidiair onrechtmatige daad ten grondslag. Volgens Bogers c.s. betreft de tussen partijen bestaande contractuele verhouding een koop- althans ruilovereenkomst. Het geleverde hooi voldoet niet aan de conformiteitseis, waardoor Prop V.o.F. aansprakelijk is voor de hieruit voor Bogers c.s. voortvloeiende schade. Zou er geen sprake zijn van een koop- ruilovereenkomst, dan is er sprake van een overeenkomst sui generis, die zo sterk op koop/ruil lijkt dat zij hiermee, voor wat betreft de toepasselijkheid van de op de koop-ruilovereenkomst toepasselijke bepalingen moet worden vereenzelvigd, aldus Bogers c.s. Voor het geval dat er geen contractuele aansprakelijkheid zou bestaan, betogen Bogers c.s. dat Prop V.o.F. onrechtmatig heeft gehandeld door het vee van Bogers c.s. vergiftigd hooi te laten eten, althans dat vee in de gelegenheid te stellen dat vergiftigde hooi te eten.
3.2.3. Prop V.o.F. bestrijdt dat er sprake is van een koop-ruilovereenkomst. Er is nooit geld betaald door Bogers c.s., zodat van koop geen sprake kan zijn. Evemin is er tegenover het gras een zaak of vermogensrecht door Bogers c.s. gegeven. Volgens haar ging het hier om een overeenkomst sui generis, waarbij Bogers c.s., niet in opdracht, gras maaiden, waartegenover zij dit gras mochten behouden. Van onrechtmatig handelen kan geen sprake zijn nu Prop V.o.F., naar onbetwist vast staat, geen wetenschap had van de aanwezigheid van giftig Jacobskruiskruid in het gras.
3.3.1 De tussen partijen bestaande overeenkomst is te kwalificeren als een wederkerige overeenkomst, waarbij de prestatie van Bogers c.s. bestond uit het ten behoeve van Prop V.o.F. maaien van de graslanden en de contraprestatie van Prop V.o.F. bestond uit het leveren aan Bogers c.s. van het gemaaide gras [hooi], later aangevuld met een financiële vergoeding.
De eerste prestatie, die van Bogers c.s., dient te worden gekwalificeerd als kenmerkend voor de overeenkomst van opdracht. Wat Prop V.o.F. beoogt aan te geven met haar stelling dat Bogers c.s. het gras maaiden zonder opdracht kan de rechtbank niet volgen. De rechtbank zal dan ook aan deze onbegrijpelijke stelling voorbijgaan.
De tweede prestatie, die van Prop V.o.F., is karakteristiek voor de overeenkomst van koop/ruil.
Aldus heeft de tussen partijen gesloten overeenkomst kenmerken van zowel de overeenkomst van opdracht als van koop-ruil.
3.3.2. Bij de beoordeling van de vraag welke bepalingen op deze gemengde overeenkomst van toepassing zijn, dient ten aanzien van elke overeengekomen prestatie gekeken te worden of en zo ja in welke mate deze het karakter heeft van de kenmerkende prestatie van een voormelde benoemde overeenkomsten en zo ja, of en in hoeverre toepassing van bepaalde regels met betrekking tot dat onderdeel van die benoemde overeenkomst in overeenstemming is met de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer aan hetgeen zij zijn overeengekomen mochten toekennen en op hetgeen zij te den aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
3.3.3 In het onderhavige geval ging het voor wat betreft de ten gunste van Bogers c.s. bedongen prestatie om het verkrijgen van het gemaaide gras, teneinde dit te kunnen benutten als voer voor het eigen vee. Ook Prop V.o.F. heeft ter comparitie van partijen erkend dat zij wist dat Bogers c.s. het gemaaide wilden gebruiken en ook daadwerkelijk gebruikten als veevoer en dus dat de geschiktheid van het maaisel als veevoer voor Bogers c.s. beslissend was om de overeenkomst met Prop V.o.F. aan te gaan. Hieruit vloeit naar het oordeel van de rechtbank voort dat Prop V.o.F. redelijkerwijs mochten verwachten dat Bogers c.s. aan deze prestatie dezelfde eisen zouden en mochten stellen als hadden Bogers c.s. het hooi van haar gekocht of door middel van ruil het recht op de levering van het hooi verworven. Derhalve oordeelt de rechtbank de bepalingen van koop/ruil voor wat de verbintenis tot levering van het hooi van overeenkomstige toepassing op de door Bogers c.s. van Prop V.o.F. bedongen prestatie.
3.4.1. Artikel 7: 17 Bw in de hier toepasselijke redactie [art.196 Ow] bepaalt in lid 1 dat de afgeleverde zaak aan de overeenkomst moet beantwoorden en in lid 2 dat een zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt indien zij niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten alsmede dat de koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen, alsmede de eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien.
In casu diende het hooi derhalve geschikt te zijn om als veevoer te worden gebruikt. Immers van meetaf aan was Prop V.o.F. ermee bekend dat Bogers c.s. – gelijk vermoedelijk al zijn voorgangers – het hooi maaiden om er hun dieren mee te kunnen voederen. Van hooi mag, bijzondere omstandigheden, die hier zijn gesteld noch gebleken, daargelaten, algemeen worden verwacht dat het als veevoer geschikt is. Bogers c.s. mochten dus, zolang zich geen omstandigheden voordeden die voor hen reden waren om hieraan te twijfelen, ervan uitgaan dat het hooi geschikt was om als veevoer te worden gebruikt.
Er hier veronderstellenderwijs van uitgaande dat het door Prop V.o.F. geleverde hooi inderdaad St. Jacobskruiskruid bevatte - waarover later - was het, gelijk inmiddels een feit van algemene bekendheid is, als giftig ongeschikt om als veevoer te gebruiken, beantwoordde het dus niet aan de overeenkomst en is Prop V.o.F. in de nakoming van deze verbintenis tekort gekomen jegens Bogers c.s.
3.4.2. Artikel 6:74 Bw bepaalt in lid 1 dat iedere tekortkoming van een verbintenis de schuldenaar verplicht de schade die de schuldeiser daardoor lijdt, te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend, hetgeen volgens artikel 6:75 Bw het geval is, indien die tekortkoming niet is te wijten aan zijn schuld, noch krachtens wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt. De stelplicht terzake van artikel 6:75 Bw rust op de debiteur, in casu Prop V.o.F
Niet is komen vast te staan dat de tekortkoming aan de schuld van Prop V.o.F. is te wijten, terwijl evenmin feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken waaruit zou kunnen voortvloeien dat de gevolgen van de tekortkoming krachtens wet of rechtshandeling voor haar rekening dienen te komen. De rechtbank oordeelt echter dat de tekortkoming van Prop V.o.F. wel krachtens in het verkeer geldende opvattingen voor haar rekening dient te komen, waarbij de rechtbank in het bijzonder acht slaat op de navolgende omstandigheden:
- partijen zijn beiden professionals;
- de kwaliteit van het geleverde product was rechtstreeks afhankelijk van de wijze waarop Prop V.o.F. als algemeen en enig beheerder van de terreinen rond de vliegbasis die terreinen beheerde en onderhield;
- Prop V.o.F. diende als beheerder van voormelde terreinen wetenschap te hebben van wat er op dit areaal groeide en welke mogelijke risico’s hieraan waren verbonden;
- de ernst van het gebrek, nu het in casu immers niet ging om een gebrek dat het product minder geschikt maakte voor het doel waarvoor het bestemd was, maar zelfs een gebrek waardoor het hier absoluut ongeschikt voor was en bij gebruik ook tot ernstige en onherstelbare schade leidde.
Van de kant van Prop V.o.F. is hier nog betoogd dat het juist op de weg van Bogers c.s. had gelegen om te controleren of het hooi al dan niet geschikt was als voer voor zijn dieren. Daargelaten, dat Prop V.o.F. op geen enkele wijze heeft onderbouwd waarom er voor Bogers c.s. aanleiding zou zijn om dit te doen, miskent Prop V.o.F. hiermee dat het primair haar verplichting is als leverancier om er zorg voor dragen dat zij een deugdelijk product aan Bogers c.s. leverde.
3.5. Bogers c.s. hebben aangevoerd dat het geleverde hooi St. Jacobskruidkruid bevatte, hetgeen zij hebben onderbouwd door de bevindingen in het rapport “Jacobskruiskruid: bedrieglijke schoonheid”, waarin door de rapporteurs / deskundigen is vastgesteld, dat dit kruid zich in ruime mate in het ingekuilde gras afkomstig van Woensdrecht bevond [pagina 2]. Prop V.o.F. heeft ontkend dat het kruid zich in het van haar afkomstige hooi bevond en dit onderbouwd met de enkele stelling dat het kruid zich net zou goed had kunnen bevinden in het van Bogers c.s. zelf afkomstige hooi. Bogers c.s. hebben dit laatste weerlegd door te stellen dat het St. Jacobskruidkruid zich met name ontwikkelt op arme gronden, gelijk het areaal van het vliegveld, en niet op goed bemeste weidegronden, zoals die van Bogers c.s. Nu Prop V.o.F. dit laatste niet heeft weersproken en zich voor het overige slechts verweerd heeft met een simpele ontkenning, gaat de rechtbank aan dit verweer voorbij en gaat zij er vanuit dat het gewraakte St. Jacobskruiskruid zich in het hooi afkomstig van Woensdrecht bevond.
3.6.1. Bogers c.s. hebben de omvang van hun vordering gebaseerd op het in haar opdracht en voor haar rekening vervaardigde schaderapport van M.C.J.M. Obels d.d. 10 december 2003. Prop V.o.F. heeft de juistheid van het rapport betwist door aan te geven dat uit niets blijkt dat de door Bogers c.s. ingeschakelde deskundige, die zich blijkens zijn briefpapier afficheert als taxateur onroerend goed, over de deskundigheid beschikt, die voor het vaststellen van de schade noodzakelijk is. Dit verweer wordt door Bogers c.s. ongemotiveerd weersproken. Wel wijst zij – evenmin weersproken - er op dat zij eenzijdig de schade heeft moeten doen vaststellen, omdat Prop V.o.F., die aansprakelijkheid categorisch ontkende, niet bereid was aan de vaststelling van de omvang van de schade mede te werken. Voor het overige stelt Prop V.o.F. zich het recht voor te behouden om in een later stadium van de procedure inhoudelijk op de schade terug te komen.
3.6.2. Prop V.o.F. heeft zich door – in de kennelijke overtuiging niet aansprakelijk te kunnen zijn voor de schade - niet bereid te zijn om mede te werken aan de totstandkoming van het schaderapport zelf in de situatie gebracht dat zij noch op de persoon van de deskundige noch op de uitgangspunten en de opzet van het onderzoek enige invloed heeft kunnen uitoefenen, hetgeen voor haar rekening en risico komt. Dit betekent dat de rechtbank in beginsel van de juistheid van het schaderapport uitgaat. Door ook in de onderhavige procedure na te laten enig inhoudelijk verweer tegen het schaderapport te voeren en zich er toe te beperken een dergelijk verweer mogelijk in het vooruitzicht te stellen, heeft Prop V.o.F. nagelaten haar verweer feitelijk te onderbouwen, hetgeen betekent dat de rechtbank hieraan voorbijgaat. Derhalve zal de rechtbank in navolging van het schaderapport de schade vaststellen op een bedrag ad €.369.200,00.
3.7. Nu de rechtbank de vordering van Bogers c.s. toewijst op de primaire grondslag, kan hetgeen partijen ten aanzien van de subsidiaire grondslag hebben gesteld onbesproken blijven.
3.8. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zal de rechtbank afwijzen, nu Bogers c.s. deze vordering op geen enkele wijze hebben onderbouwd.
3.9. De gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de dag der dagvaarding, nu uit niets blijkt dat deze op een eerder tijdstip is gaan lopen.
4. De beslissing.
De rechtbank:
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om aan eisers tegen finale kwijting te voldoen de somma van €.369.200,00 [zegge: driehonderd negenenzestig duizend tweehonderd euro ] vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan die der algehele voldoening;
veroordeelt gedaagden in de kosten tot op heden aan de zijde van eisers begroot op €.10.618,00, waarvan een bedrag ad €.6.000,00 aan salaris en €.4.618,78 aan verschotten;
verklaart bovenstaande veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.G.M. Ides Peeters en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 16 augustus 2006.