ECLI:NL:RBBRE:2006:AZ3391

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
24 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
parketnr. 2517-04rk-nummer: 06/340
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Kooijman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring verzoekschrift schadevergoeding wegens te late indiening

Op 24 november 2006 heeft de Rechtbank Breda uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend op 9 maart 2006. Het verzoekschrift was gericht op toekenning van een schadevergoeding ten laste van de Staat, ter hoogte van € 7.320, voor schade die verzoeker had geleden door ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker op 23 november 2004 in verzekering is gesteld en op 23 december 2004 weer in vrijheid is gesteld.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de beslissing van de raadsman om te wachten op een eventueel beklag van het slachtoffer tegen de beslissing van de Officier van Justitie onjuist was. Dit leidde tot de conclusie dat verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzoek, omdat het verzoekschrift meer dan drie maanden na de kennisgeving van sepot door de Officier van Justitie was ingediend. De kennisgeving van sepot vond plaats op 17 november 2005, en het verzoekschrift werd pas op 9 maart 2006 ingediend.

De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat de mogelijkheid voor het slachtoffer om beklag te doen niet in de weg staat van de wettelijke termijn voor het indienen van een verzoekschrift. De rechtbank heeft de argumenten van de raadsman verworpen en geconcludeerd dat de late indiening van het verzoekschrift niet gerechtvaardigd was. De rechtbank heeft daarom verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
parketnr. 2517-04
rk-nummer: 06/340
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 89 wetboek van strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 89 van het wetboek van strafvordering ingekomen ter griffie op 9 maart 2006, in de zaak:
[verzoeker],
[...] 1961 te [woonplaats],
[woonplaats], [adres].
1. De procedure.
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding ten laste van de Staat tot een bedrag € 7.320,=, ter zake van de schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis.
- de kennisgeving van sepot van 17 november 2005;
- de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 23 november 2004 in verzekering is gesteld en op 23 december 2004 in vrijheid is gesteld;
- het proces-verbaal van het onderzoek door de raadkamer van 27 oktober 2006 waaruit blijkt dat de officier van justitie alsmede verzoeker en zijn raadsman zijn gehoord.
2. De beoordeling.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het wetboek van strafrecht.
Het verzoekschrift is ingediend nadat meer dan 3 maanden waren verstreken nadat de Officier van justitie op 17 december 2005 aan verzoeker had kennis gegeven dat zijn zaak is geseponeerd omdat er onvoldoende wettig bewijs voorhanden was.
Tijdens het onderzoek in raadkamer is door de raadsman van verzoeker aangevoerd dat de late indiening van het verzoekschrift zijn oorzaak vindt in het feit dat verzoeker heeft willen afwachten of het slachtoffer tegen de beslissing van de Officier van Justitie, beklag had gedaan bij het Gerechtshof. Dat verweer verwerpt de rechtbank, nu de mogelijkheid van het slachtoffer om beklag te doen er niet aan in de weg staat om binnen de wettelijke termijn een verzoek als het onderhavige te doen. Indien daarna ter zitting zou komen vast te staan dat het slachtoffer beklag heeft gedaan, dan is het vervolgens aan de rechter die het verzoek tot schadevergoeding behandelt om zonodig het verzoek aan te houden in afwachting van de beslissing inzake het beklag.
Op grond van vorenstaande moet worden geoordeeld dat de beslissing van de raadsman om een eventueel beklag ex art 12 SV af te wachten onjuist is geweest, hetgeen dient te leiden tot niet-ontvankelijkheid van verzoeker.
3. De beslissing.
De rechtbank verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Deze beslissing is op 24 november 2006 gegeven door mr. Kooijman, rechter, in tegenwoordigheid van Van Gastel.