ECLI:NL:RBBRE:2006:AZ3398

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
24 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
parketnr. 800568-06 rk-nummer: 06/522
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Kooijman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning en matiging van schadevergoeding wegens voorlopige hechtenis

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 24 november 2006 uitspraak gedaan op een verzoekschrift ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend op 30 mei 2006. De verzoeker, die niet bij de behandeling van het verzoek aanwezig was, vroeg om schadevergoeding van € 860,= voor de schade die hij had geleden door zijn voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zaak eindigde zonder straf of maatregel en dat de beslissingen om verzoeker in verzekering te stellen en in voorlopige hechtenis te nemen gerechtvaardigd waren. Dit was gebaseerd op de redelijke verdenking die was ontstaan door een verklaring van de verzoeker zelf, waarin hij aangaf een portemonnee te hebben gestolen.

De rechtbank oordeelde dat, hoewel er geen recht op vergoeding bestond volgens artikel 6 § 2 van het Europees Verdrag, er in dit geval gronden van billijkheid aanwezig waren om een schadevergoeding toe te kennen. De rechtbank heeft de schadevergoeding gematigd tot € 290,=, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak. Daarnaast werd een forfaitair bedrag van € 275,= toegekend voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De totale schadevergoeding werd dus vastgesteld op € 565,=, waarvan het bedrag zal worden overgemaakt op een derdenrekening.

Deze uitspraak benadrukt de mogelijkheid van schadevergoeding in gevallen waar voorlopige hechtenis gerechtvaardigd was, maar de zaak eindigde zonder straf of maatregel. De rechtbank heeft hierbij de belangen van de verzoeker en de omstandigheden van de zaak zorgvuldig afgewogen.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
parketnr. 800568-06
rk-nummer: 06/522
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 89 wetboek van strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 89 van het wetboek van strafvordering ingekomen ter griffie op 30 mei 2006, in de zaak:
[verdachte],
[geboortedatum en plaats]
[adres].
1. De procedure.
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
? het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding ten laste van de Staat tot een bedrag € 860,=, ter zake van de schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis.
? het vonnis van de politierechter van 11 mei 2006 waarbij verdachte is vrijgesproken;
? de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 3 mei 2006 in verzekering is gesteld en op 11 mei 2006 in vrijheid is gesteld.
? het proces-verbaal van het onderzoek door de raadkamer van 27 oktober 2006 waaruit blijkt dat de officier van justitie is gehoord.
Verzoeker en zijn raadsman zijn behoorlijk opgeroepen doch niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
2. De beoordeling.
De zaak is geëindigd zonder straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a wetboek van strafrecht.
Bij de beoordeling van het verzoek dient als uitgangspunt te gelden dat noch artikel 6 § 2 noch enig ander artikel van het Europees verdrag, iemand tegen wie een vervolging is ingesteld, recht geeft op vergoeding voor een rechtmatige voorlopige hechtenis indien de tegen hem ingestelde vervolging uitmondt in een vrijspraak (zie o.a. Del Latte 09-11-2004).
Indien echter, zoals in dit geval, een zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel, en de rechter die over het verzoek tot schadevergoeding oordeelt, tot het oordeel komt dat de beslissingen om verzoeker in verzekering te stellen en, vervolgens, in voorlopige hechtenis te nemen, gerechtvaardigd waren, met welke beslissingen werd aangegeven dat er een redelijke verdenking jegens verzoeker bestond, kan de rechter een schadevergoeding toekennen indien daarvoor, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker heeft blijkens het dossier in de strafzaak, voorafgaand aan zijn aanhouding tegenover een getuige verklaard dat hij een portemonnee had gestolen. Daarmee heeft verzoeker een redelijke verdenking tegen hemzelf in het leven geroepen. Nu verzoeker in een relatief vroeg stadium al heeft gesteld dat het om een grap zou gaan, levert vorenstaande geen omstandigheid op die aan een toekenning van een vergoeding ex artikel 89 wetboek van strafvordering in de weg staat, maar dient op grond daarvan de vergoeding wel te worden gematigd. In redelijkheid en billijkheid stelt de rechtbank deze vergoeding op € 290,=.
Voor de kosten verbonden aan de indiening van het verzoekschrift zal het forfaitaire bedrag van
€ 275,= worden toegekend.
3. De beslissing.
De rechtbank wijst het verzoek tot toekenning van vergoeding tot een bedrag van € 565,= toe, waaronder begrepen € 275,=, zijnde de kosten voor het opstellen en indienen van het onderhavige verzoekschrift.
De rechtbank bepaalt dat voormeld bedrag zal worden overgemaakt op rekeningnummer
19.12.05.028 t.n.v. Stichting Derdenrekening mr. W.J.C. Piet.
De rechtbank wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding voor het overige af.
Deze beslissing is op 24 november 2006 gegeven door mr. Kooijman, rechter, in tegenwoordigheid van Van Gastel, griffier.