ECLI:NL:RBBRE:2006:AZ3502
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. Leijten
- Rechtspraak.nl
Boetebeding en verzoek tot matiging in civiele procedure
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Breda, hebben eisers, [eiseres 1] en [eiseres 2], een vordering ingesteld tegen gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], met betrekking tot de ontbinding van een koopovereenkomst en de betaling van een boete. De koopovereenkomst betrof de verkoop van een woning voor een bedrag van € 177.500, waarbij een waarborgsom van 10% diende te worden gestort. Gedaagden hebben echter nagelaten deze waarborgsom te betalen, wat leidde tot de ontbinding van de overeenkomst door eisers. Eisers vorderden een verklaring voor recht dat zij rechtsgeldig de overeenkomst hadden ontbonden en vroegen om betaling van een boete van € 17.750,00, alsook de kosten van de procedure.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de overeenkomst op rechtsgeldige wijze was ontbonden, omdat gedaagden niet tijdig aan hun verplichtingen hadden voldaan. De rechtbank oordeelde dat de boete, zoals vastgelegd in artikel 13 van de koopovereenkomst, verbeurd was en dat gedaagden hoofdelijk aansprakelijk waren voor de betaling van het verschuldigde bedrag. De rechtbank heeft ook de kosten van de procedure aan de zijde van eisers toegewezen.
Gedaagden hebben geprobeerd de boete te matigen door te stellen dat de hoogte van de boete in verhouding tot de geleden schade buitensporig was. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de boete in overeenstemming was met de gebruikelijke praktijk in de particuliere woningmarkt en dat de billijkheid niet eiste dat de boete werd gematigd. De rechtbank heeft de vorderingen van eisers toegewezen en gedaagden veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.