Parketnummer(s): 02/811999-05
1 Onderzoek van de zaak.
In de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Breda tegen:
[ver[verdachte],
geboren op [datum en plaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring De Boschpoort te Breda.
heeft de meervoudige kamer van de sector strafrecht van deze rechtbank het volgende vonnis gewezen.
De rechtbank heeft de gedingstukken gezien en de zaak onderzocht ter zitting. Zij heeft de vordering van de officier van justitie gehoord en hetgeen dat naar voren is gebracht door de verdachte en de raadsman, mr. A.A. Nunnikhoven, advocaat te Goirle.
2 De tenlastelegging.
Aan verdachte is -kort samengevat- ten laste gelegd, dat hij op 21 december 2005 samen met anderen een overval heeft gepleegd op een SNS-bank in Oosterhout.
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
3 De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter zitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vordering worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
4 De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
4.1 Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie is van mening dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte één van de vier overvallers is geweest. Zij baseert zich hierbij op de volgende omstandigheden:
- de portemonnee van verdachte vóór de SNS-bank is aangetroffen en verdachte hierover leugenachtige verklaringen heeft afgelegd;
- hij tevens heeft gelogen over zijn alibi;
- de geur van verdachte is aangetroffen op het vuurwapen dat in de SNS-bank is gevonden;
- verdachte een dag voor de overval tie-rips heeft gekocht, die lijken op de tie-rips die door de overvallers zijn gebruikt;
- de jas van verdachte lijkt op de jas van één van de overvallers;
- verdachte een onduidelijke verklaring heeft gegeven waarom hij de eerste huurauto heeft omgeruild voor de tweede kleinere huurauto en
- verdachte een aantal maanden na de overval een auto heeft gekocht, die hij in kleine coupures heeft betaald.
4.2 Het standpunt van de verdediging
Naar de mening van de raadsman is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig dat verdachte de bankoverval heeft gepleegd. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte ABN spreekt en niet met een Turks of Marokkaans accent, zoals een van de getuigen heeft verklaard. Voorts is hij enige tijd voor de overval zijn portemonnee kwijt geraakt in de auto van de overvallers, terwijl hij van plan was om iets uit die auto weg te nemen. Dit kan verklaren waarom zijn portemonnee na de overval vóór de bank is aangetroffen. Verdachte is pas in een later stadium met deze verklaring gekomen, omdat hij niet wilde bekennen dat hij iets wilde stelen. Verder is er geen duidelijk signalement van de overvallers, komt de jas van verdachte niet overeen met de jas van één van de overvallers, zijn er geen DNA-sporen van verdachte aangetroffen in de bank en is zijn geur evenmin aangetroffen in de vluchtauto. Weliswaar zou de geur van verdachte zijn aangetroffen op het vuurwapen dat in de bank is gevonden, echter verdachte heeft hierover verklaard dat hij, toen hij iets uit de vluchtauto wilde stelen, het vuurwapen in zijn handen heeft gehad. Overigens zet de raadsman vraagtekens bij de betrouwbaarheid van geurproeven. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte de dag voor de bankoverval tie-rips heeft gekocht, maar dat dit niet met zich meebrengt dat deze tie-rips zijn gebruikt bij de overval. Er is niet nader onderzocht waar de tie-rips, die aangetroffen zijn in de bank, zijn gekocht en voorts is er geen DNA van verdachte op deze tie-rips aangetroffen. Ook komt de tweede vluchtauto naar de mening van de raadsman niet overeen met de auto die verdachte ten tijde van de overval had gehuurd. De auto die een aantal maanden na de overval is gekocht, is door de neef van verdachte gekocht. Hij had hiervoor gespaard; het is dan ook niet de auto van verdachte. Tot slot is de raadsman van oordeel dat het onderzoek onvolledig is geweest.
4.3 Het oordeel van de rechtbank.
Uit het onderzoek ter zitting is het volgende komen vast te staan.
Op 21 december 2006 heeft er een bankoverval plaatsgevonden bij de SNS-bank aan de Heuvel 14 te Oosterhout. Getuige [naam get 1] heeft verklaard dat hij op die dag een zwarte Alfa Romeo voor de SNS-bank zag stoppen. Hij zag drie gemaskerde mannen achter de persoon aanrennen die de bank binnenging. Aangever [aangever/slachtoffer] , kantoormanager van de SNS-bank en aangever [aangever/slachtoffer 2] , medewerker cliëntenzorg van die bank, hebben verklaard dat zij, toen zij de bank binnen wilden gaan, door drie mannen met bivakmutsen de bank in werden geduwd. Twee van de overvallers hadden een pistool in hun hand. [aangever/slachtoffer] heeft verklaard dat één overvaller een pistool in zijn zij heeft geduwd. Hij moest de kluis openen en terwijl hij hiermee bezig was, voelde hij dat er een pistool op zijn slaap werd gezet. Zowel [aangever/slachtoffer] als [aangever/slachtoffer 2] hebben verklaard dat zij met hun handen op hun rug met tie-rips werden gekneveld. Vervolgens zijn de daders weggegaan. Getuige [naam get 1] heeft verklaard dat hij zag dat de Alfa Romeo voor de bank reed en stopte. Hij zag dat de overvallers naar de auto toe renden en instapten, waarna de auto wegreed. Direct na de overval wordt door de politie voor de SNS-bank een portemonnee aangetroffen. Deze portemonnee is zwart van kleur en geheel droog, ondanks het feit dat het constant miezerde. Er is een emmer over de portemonnee gezet ter voorkoming dat die nat werd. Tijdens het onderzoek door de unit forensisch technisch onderzoek (FTO) is gebleken dat in de portemonnee, onder andere, een identiteitsbewijs ten name v[verdachte]dachte], geboren op [datum en plaats] zat. Verdachte heeft deze portemonnee ook herkend als zijn portemonnee. Hij heeft over de plaats en het moment van verlies van de portemonnee tegenstrijdige verklaringen afgelegd.
Ook zijn er bij het onderzoek door de unit FTO op verschillende plaatsen in de SNS-bank zwarte tie-rips aangetroffen. Uit financieel onderzoek naar de bankgegevens van verdachte door de politie is gebleken dat op 20 december 2005 omstreeks 12.37 uur een pintransactie bij de Karwei te ’s-Hertogenbosch heeft plaatsgevonden voor een bedrag van € 7,99. Gebleken is dat voor dit bedrag zwarte tie-rips zijn gekocht. Verdachte heeft eerst ter zitting toegegeven dat hij de dag voor de overval bij de Karwei tie-rips heeft gekocht.
Een aantal maanden na de overval heeft getuige [getuige 2] zijn auto, een zwarte Alfa Romeo, verkocht aan een persoon die hij heeft herkend als zijnde verdachte [verdachte]. Hij heeft verklaard dat hij € 10.500,- van de verkoper voor zijn auto heeft gekregen, welk bedrag in kleine coupures van 5, 10, 20 en 50 euro werd betaald. Bij de overval is briefgeld in dergelijke coupures weggenomen. Uit onderzoek van de politie is gebleken dat deze auto sinds 20 februari 2006 op naam staat van [naam]. Verdachte heeft verklaard dat dit zijn neef is en dat hij af en toe in zijn auto rijdt. Getuige [getuige 3] , een studiegenoot van verdachte, heeft ook verklaard dat hij sinds drie à vier maanden in een zwarte Alfa Romeo rijdt, maar volgens haar is deze auto van verdachte en gebruikt hij deze vrijwel dagelijks.
Verdachte is door de politie meerdere keren gevraagd naar waar hij op woensdag 21 december 2005 was. In zijn sociale verklaring heeft verdachte verklaard dat hij in de periode van november 2005 tot juli 2006 stage liep op het stadskantoor te Den Bosch. Dat was de eerste drie weken elke dag en daarna elke dinsdag en donderdag. Later heeft hij verklaard dat hij niet meer weet wat hij op woensdag 21 december 2005 gedaan heeft. Hoewel hij eerder heeft verklaard dat hij op dinsdag en donderdag stage liep op het stadskantoor, heeft hij later verklaard dat het ook op woensdag en donderdag kan zijn geweest. De andere dagen zat hij op school. Hierna heeft verdachte verklaard dat hij in de periode dat hij stage liep maar twee keer afwezig is geweest, omdat hij ziek was. Dit was in april 2006. Nadat verdachte wordt geconfronteerd met de mededeling dat op zijn stageadres werd verteld dat hij in december 2005 voor Kerst ook afwezig was geweest, verklaart hij dat hij dit niet kan herinneren, maar dat hij wel een keer een kies heeft laten trekken. Hij weet niet meer wanneer dit was en ook de naam van de tandarts weet verdachte niet te vertellen. Bij de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat hij op woensdag 21 december 2005 thuis was. Hij heeft zijn vakantie periode wat langer willen maken en heeft verzuimd van zijn stageadres in Den Bosch en van school. Hij denkt dat hij twee aangesloten dagen, donderdag en vrijdag, voor Kerst thuis is gebleven. Hierna geeft verdachte aan dat hij denkt dat hij ook woensdag thuis is gebleven. Uit onderzoek door de politie naar de printgegevens van het mobiele nummer van verdachte is voorts gebleken dat hij op 21 december 2005 omstreeks 10.40 uur is gebeld vanuit het stadskantoor te Den Bosch.
De rechtbank is van oordeel dat uit de omstandigheden dat:
- de portemonnee van verdachte vlak na de overval voor de SNS-bank is aangetroffen, waaruit kan worden afgeleid dat de portemonnee door één van de overvallers moet zijn verloren;
- verdachte tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over de plaats en het tijdstip waarop hij de portemonnee is kwijtgeraakt;
- verdachte de dag vóór de overval zwarte tie-rips heeft gekocht, terwijl bij de overval door de overvallers zwarte tie-rips zijn gebruikt;
- verdachte een paar maanden na de overval een auto heeft gekocht, die hij betaald heeft in kleine coupures en bij de overval briefgeld in kleine coupures is weg gegenomen en
- verdachte, gelet op zijn eveneens steeds wisselende verklaringen over waar hij op de dag van de overval was, geen alibi heeft,
wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte de overval op de SNS-bank heeft gepleegd.
4.4 De bewezenverklaring.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat
hij op21 december 2005 te Oosterhout tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen 208.720,- euro en vijf bankpassen toebehorende aan
de SNS-Bank welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [aangever/slachtoffer] en[aangever/slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
gemakkelijk te maken geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond-en- dat hij, verdachte en zijn mededaders
het bedrijfspand van de SNS-Bank zijn binnengegaan met bivakmuts en over hun hoofd en die [aangever/slachtoffer]
en [aangever/slachtoffer 2] vuurwapens hebben getoond en die [aangever/slachtoffer] een vuurwapen tegen zijn lichaam en hoofd hebben gezet en die [aangever/slachtoffer] -onder dreiging van dat vuurwapen de kluisruimte en zich in die ruimte bevindende kluis hebben laten openen en die [aangever/slachtoffer] en [aangever/slachtoffer 2] met behulp van plastic tie-rips hebben gekneveld.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid van het bewezene en de strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Verdachte is strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard, nu niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid opheft.
6 De strafoplegging.
6.1 De vordering van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 3 jaar met aftrek van het voorarrest.
6.2 Het standpunt van de verdediging.
Namens verdachte is door de raadsman gepleit voor vrijspraak. Hij heeft daarom niets aangevoerd ten aanzien van een aan verdachte op te leggen straf
6.3 Het oordeel van de rechtbank.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewapende bankoverval, waarbij een bedrag van € 208.720,- euro en vijf bankpassen buit zijn gemaakt.
Het spreekt voor zich dat een gewapende overval voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest. Met name voor [aangever/slachtoffer], die een vuurwapen tegen zijn hoofd heeft gehad, moet het een nachtmerrie zijn geweest. Uit de toelichting van [aangever/slachtoffer] in het voegingsformulier, blijkt dat hij sinds de overval onder psychische behandeling staat voor klachten, zoals angst, slapeloosheid, depressie en het hebben van een negatief zelfbeeld. Hij is vanaf de overval met tussenpozen (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt geweest, hetgeen de nodige gevolgen heeft voor zijn carrière. Verdachte heeft bij de gevolgen voor de slachtoffers in het geheel niet stilgestaan. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van anderen, op deze manier snel aan geld te komen.
Nu verdachte heeft ontkend één van de vier overvallers te zijn geweest, heeft de rechtbank geen inzicht gekregen in zijn motieven of drijfveren. Verdachte lijkt op grond van hetgeen hij zelf heeft verklaard een gewone jongen, die een opleiding volgt en geen noemenswaardige problemen heeft. Wel staat op het strafblad van verdachte, dat hij in 2002 en 2003 door de kinderrechter is veroordeeld voor woninginbraken en bedrijfsinbraken. De rechtbank heeft dit bij de bepaling van de strafmaat betrokken.
Daarnaast heeft de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening gehouden met straffen die voor soortgelijke overvallen worden opgelegd. Als oriëntatiepunt geldt dat voor een eenvoudige overval waarbij gedreigd wordt met een wapen een gevangenisstraf wordt opgelegd van 2 jaren. Naarmate de overval professioneler wordt uitgevoerd en de buit groter is, worden straffen opgelegd vanaf 30 maanden tot 4 jaren. Strafverzwarend in deze zaak vindt de rechtbank dat de overval goed lijkt te zijn voorbereid, hij met vier personen is uitgevoerd, de overvallers vermomd waren, in ieder geval één echt vuurwapen is gebruikt en het wapen tegen het hoofd van [aangever/slachtoffer] is gehouden.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderd straf voldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van de dader. De rechtbank zal verdachte dan ook veroordelen zoals door de officier van justitie is geëist.
7 De overwegingen omtrent de vordering van de benadeelde partij.
De benadeelde partij[.].] [aangever/slachtoffer] vordert schadevergoeding tot een bedrag van € 5.075,-, waarvan € 5.000,- aan immateriële schade en € 75,- aan kosten rechtsbijstand terzake van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank is van oordeel dat naar redelijkheid en billijkheid een bedrag van € 5.000,- aan immateriële schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht de verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet ontvankelijk in haar vordering verklaren. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij SNS Bank vordert schadevergoeding tot een bedrag van € 242.956,- terzake van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 208.720,- een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht de verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering omdat zij de vordering niet van zo eenvoudige aard acht dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de hiervoor toegekende vorderingen benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8 De wettelijk voorschriften.
De beslissing berust op de artikelen 10 (oud), 24c, 27, 36f, 310 en 312 van het wetboek van strafrecht.
9 De beslissing.
De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is aangegeven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de gevangenisstraf;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [.] [aangever/slachtoffer], [adres], van de som van € 5.000,- terzake van immateriële schade;
- bepaalt dat indien dit bedrag geheel of gedeeltelijk door één of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te voldoen;
- bepaalt dat deze benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk is; (BP.22)
- veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij SNS-Bank, gevestigd te Oosterhout, Heuvel 14, van de som van € 208.720,- terzake van materiële schade;
- bepaalt dat indien dit bedrag geheel of gedeeltelijk door één of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te voldoen;
- bepaalt dat deze benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk is; (BP.22)
- veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen hechtenis:
- [.] [aangever/slachtoffer] € 5000,- 100 dagen hechtenis
- SNS bank € 208.720,- 260 dagen hechtenis;
met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
- bepaalt dat indien deze bedragen geheel of gedeeltelijk door één of meer mededaders zijn betaald, de verdachte niet is gehouden die bedragen aan de benadeelde partij te voldoen;
- bepaalt dat voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij doet vervallen en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Janssen, voorzitter, mr. Volkers en mr. Vos, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Venekamp-Vriends en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 21 december 2006.
hij op of omstreeks 21 december 2005 te Oosterhout tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen 208.720,- euro, althans enig geldbedrag en/of
vijf bankpassen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
de SNS-Bank, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [.] [aangever/slachtoffer] en/of
[.] [aangever/slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- het (bedrijfs)pand (van de SNS-Bank) is/zijn binnengegaan met (een)
(bivak)muts(en) op/over zijn/hun hoofd, althans onherkenbaar het
(bedrijfs)pand (van de SNS-bank) is/zijn binnengegaan en/of - die [aangever/slachtoffer]
en/of [aangever/slachtoffer 2] een of meer vuurwapen(s), althans een of meer op een vuurwapen(s)
gelijkend(e) voorwerp(en), heeft/hebben voorgehouden/getoond en/of
- die [aangever/slachtoffer] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
op/tegen zijn lichaam en/of hoofd heeft/hebben geduwd/gezet en/of
- die [aangever/slachtoffer] (onder dreiging van dat/een vuurwapen, althans dat/een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp) de/een kluisruimte en/of de (zich in die ruimte
bevindende) kluis heeft/hebben laten openen en/of
- die [aangever/slachtoffer] en/of [aangever/slachtoffer 2] (met behulp van plastic tie-rips) heeft/hebben
gekneveld;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht