ECLI:NL:RBBRE:2006:AZ6250
Rechtbank Breda
- Kort geding
- mr. Van Oijen
- Van Dongen
- Rechtspraak.nl
Gerechtelijke vaststelling van het vaderschap en nationaliteitskwesties in het familierecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 14 december 2006 uitspraak gedaan in een kort geding betreffende de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van een minderjarige. De moeder van het kind verzocht de rechtbank om het vaderschap van de man vast te stellen, ondanks het feit dat het kind reeds erkend was door de man. De rechtbank heeft vastgesteld dat op grond van artikel 1:207 lid 2 sub a van het Burgerlijk Wetboek (BW) geen gerechtelijke vaststelling van het vaderschap kan plaatsvinden, omdat het kind al twee ouders heeft. De moeder en de man hadden een relatie in de periode voorafgaand aan de geboorte van het kind, maar de rechtbank oordeelde dat de juridische vader reeds was erkend en dat het verzoek van de moeder om het vaderschap vast te stellen niet kon worden gehonoreerd. De bijzonder curator heeft betoogd dat het in het belang van het kind zou zijn om de Nederlandse nationaliteit te verkrijgen, maar de rechtbank oordeelde dat de nationale wetgeving niet voorziet in een oplossing voor de situatie waarin een kind al erkend is door de vader. De rechtbank concludeerde dat het verzoek van de moeder om de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap moest worden afgewezen, en dat de wetgever verantwoordelijk is voor het aanpakken van de rechtsongelijkheid die in deze situatie bestaat. De beschikking werd uitgesproken door mr. Van Oijen, met griffier Van Dongen aanwezig. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.