ECLI:NL:RBBRE:2006:BF0091
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C.A.F.M. Stassen
- R.A.M.T. Klaassen
- Rechtspraak.nl
Belastingaanslag en aftrekbaarheid van begrafeniskosten na overlijden
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 24 mei 2006, staat de aftrekbaarheid van begrafeniskosten centraal. De zaak betreft een beroep van de erven van [erflater] tegen de beslissing van de inspecteur van de Belastingdienst, die op 23 mei 2005 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen had opgelegd voor het jaar 2004. De inspecteur had de begrafeniskosten van € 5.245, die na het overlijden van erflater op 6 september 2004 waren betaald, niet als buitengewone uitgave in aftrek toegelaten. De rechtbank oordeelt dat de kosten van de begrafenis niet op erflater drukken, omdat zijn belastingplicht eindigde met zijn overlijden. De rechtbank verwijst naar artikel 6.1 van de Wet IB 2001, waarin staat dat persoonsgebonden aftrekposten betrekking moeten hebben op de belastingplichtige in het kalenderjaar. De rechtbank concludeert dat de betaling van de begrafeniskosten na het overlijden van erflater niet meer op hem kan drukken, ongeacht eerdere uitingen van erflater over zijn begrafeniswensen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.