ECLI:NL:RBBRE:2007:AZ5436

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
3 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
408909 cv 06-5731
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.J. Minnaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding vordering van supporter tegen KNVB en NAC na stadionverbod

In deze zaak vorderde een supporter van NAC, die door een stadionverbod niet in staat was om voetbalwedstrijden bij te wonen, schadevergoeding van zowel de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) als NAC. De supporter was eerder strafrechtelijk vrijgesproken van openlijke geweldpleging, maar had desondanks een stadionverbod van 24 maanden opgelegd gekregen. De vorderingen van de supporter werden afgewezen door de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat de KNVB en NAC niet onrechtmatig hadden gehandeld. De KNVB had het stadionverbod opgelegd op basis van haar standaardvoorwaarden, die de supporter had geaccepteerd bij het aanvragen van zijn seizoenskaart. De rechtbank stelde vast dat de supporter op de hoogte had moeten zijn van deze voorwaarden, ondanks zijn bewering dat hij deze nooit had ontvangen. De rechtbank oordeelde verder dat de KNVB niet aansprakelijk was voor de schade die de supporter had geleden door het stadionverbod, omdat er geen sprake was van opzet of grove schuld aan de zijde van de KNVB. Ook NAC werd niet aansprakelijk gehouden, omdat het stadionverbod primair door de KNVB was opgelegd en NAC geen betrokkenheid had bij de beslissing. De supporter werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector kanton
Locatie Breda
zaak/rolnr.: 408909 CV 06-5731
vonnis d.d. 3 januari 2007
inzake
[eiser],
wonende te Breda,
eiser,
procederend krachtens definitieve toevoeging met nummer 1DK8683,
gemachtigde: mr. R.J.M. Sintnicolaas, advocaat te Prinsenbeek,
tegen:
1. de vereniging met rechtspersoonlijkheid KONINKLIJKE NEDERLANDSE VOETBALBOND,
gevestigd en kantoorhoudende te Zeist, aan het adres Woudenbergseweg 56-58,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid NAC B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Breda aan de Stadionstraat 3B,
gedaagden,
gemachtigde: mr. E.J. Smilde, advocaat te Den Haag.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[eiser]’ en ‘KNVB’ respectievelijk ‘NAC’.
1. Het verloop van het geding
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
1.1 de dagvaardingen d.d. 25 en 26 juli 2006, met producties;
1.2 de conclusie van antwoord, met producties;
1.3 de conclusie van repliek;
1.4 de conclusie van dupliek.
De inhoud van deze stukken geldt als hier ingelast.
2. Het geschil
[eiser] heeft gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag ad € 266,00, betreffende een vergoeding van de door [eiser] gemiste (thuis) wedstrijden, te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede tot betaling van een bedrag ad € 500,00 ter zake immateriële schadevergoeding. Kosten rechtens.
De KNVB en NAC hebben zich gemotiveerd tegen de vorderingen verweerd.
3. De beoordeling
3.1
Tussen partijen staan de volgende feiten in rechte vast:
a. [eiser] is sinds 1998 seizoenskaarthouder van de voetbalclub NAC;
b. op het aanvraagformulier voor een seizoenskaart staat vermeld dat de ondergetekende akkoord gaat met de toepasselijkheid van KNVB standaard voorwaarden en dat deze voorwaarden te vinden zijn op www.nac.nl;
c. op 26 februari 2005 is [eiser] aanwezig geweest bij de wedstrijd NAC – FC Groningen, na afloop van welke wedstrijd zich schermutselingen hebben voorgedaan tussen NAC-supporters en de politie;
d. middels deurwaardersexploot d.d. 26 september 2005 is aan [eiser] een stadionverbod voor 24 maanden (ingaande op 29 september 2005) en een boete ad € 450,00 opgelegd met als reden dat ten aanzien van [eiser] een gegronde verdenking aanwezig is dat deze zich, ter gelegenheid van voornoemde voetbalwedstrijd, heeft schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging en/of het schaden van het aanzien en de belangen van het voetbal;
e. [eiser] heeft bij schrijven d.d. 5 oktober 2005 beroep ingesteld tegen het opgelegde stadionverbod en de boete;
f. op 5 oktober en 20 december 2005 is de strafzaak jegens [eiser] behandeld in het kader van zijn (vermeende) betrokkenheid bij voornoemde schermutselingen op 26 februari 2005, waarbij de politierechter hem op 20 december 2005 heeft vrijgesproken van het hem ten laste gelegde;
g. enige dagen na voornoemd vonnis heeft de KNVB het stadionverbod en de boete ingetrokken.
3.2
[eiser] legt aan zijn vorderingen een onrechtmatige daad ten grondslag, waarbij hij stelt dat de KNVB onrechtmatig en onbevoegd jegens hem heeft gehandeld en dat de KNVB is gehouden tot vergoeding van de schade die [eiser] dientengevolge heeft geleden. [eiser] spreekt ook NAC tot vergoeding van de schade aan omdat de KNVB stelt op basis van een door NAC afgegeven volmacht te handelen.
Bij conclusie van repliek stelt [eiser] voorts dat NAC tekort geschoten is in de nakoming van de tussen hen gesloten overeenkomst, door [eiser] de toegang te ontzeggen tot de thuiswedstrijden van NAC en dat NAC ook uit dien hoofde gehouden is de door [eiser] geleden schade te vergoeden.
3.3
De KNVB en NAC stellen zich op het standpunt dat NAC niet aansprakelijk is voor de schade die [eiser] geleden stelt te hebben, aangezien NAC niets van doen heeft met het stadionverbod dat aan [eiser] is opgelegd. Voorts voeren zij aan dat de KNVB geheel conform het bepaalde in haar standaard voorwaarden heeft gehandeld en derhalve geen onrechtmatige daad heeft gepleegd door het opleggen van het stadionverbod aan [eiser] vanwege zijn vermeende betrokkenheid bij de schermutselingen op 26 februari 2005. Voor zover [eiser] NAC op grond van wanprestatie aanspreekt, voeren zij aan dat NAC een geldige reden had voor het ontzeggen van de toegang tot de bewuste wedstrijden en dat er derhalve zijdens NAC geen sprake is van een tekortkoming.
Voorts voeren de KNVB en NAC aan dat de schadevorderingen van [eiser] ook afstuiten op artikel 10.8 van de standaard voorwaarden, nu daarin aansprakelijkheid is uitgesloten voor gevallen als het onderhavige. Overigens zijn de KNVB en NAC van mening dat [eiser] de opgevoerde schadeposten onvoldoende heeft onderbouwd.
3.4
standaard voorwaarden KNVB
Het door de KNVB opgelegde stadionverbod is primair gebaseerd op het bepaalde in artikel 10.2 van de standaardvoorwaarden van de KNVB. [eiser] stelt dat deze voorwaarden nimmer aan hem ter hand zijn gesteld en dat hij derhalve niet op de hoogte was van het bestaan van deze voorwaarden. Nu hij nimmer een redelijke mogelijkheid heeft gehad om kennis te nemen van deze voorwaarden zijn alle bedingen uit deze voorwaarden volgens [eiser] vernietigbaar.
3.5
toepasselijkheid standaard voorwaarden
Op het aanvraagformulier voor een seizoenskaart voor NAC staat vermeld dat de ondergetekende akkoord gaat met de toepasselijkheid van KNVB standaard voorwaarden. Door ondertekening van de overeenkomst heeft [eiser] zich hiermee akkoord verklaard, hetgeen met zich meebrengt dat [eiser] gebonden is aan die voorwaarden. [eiser] is ook dan aan die voorwaarden gebonden als deze bij het sluiten van de overeenkomst niet ter hand zouden zijn gesteld of NAC zelfs hadden moeten begrijpen dat [eiser] die voorwaarden niet kende. Deze standaard voorwaarden kennen vervolgens aan een derde, te weten de KNVB, bepaalde rechten toe, zodat de KNVB op grond van het bepaalde in de artikelen 6:253 en 6:254 van het Burgerlijk Wetboek (BW) partij wordt bij de overeenkomst tussen NAC en [eiser].
3.6
vernietigbaarheid standaard voorwaarden
De tussen partijen van toepassing zijnde standaard voorwaarden kunnen evenwel op grond van de artikelen 6:233 en 6:234 BW worden vernietigd. [eiser] heeft een beroep gedaan op deze vernietigingsgrond. Beoordeeld dient te worden of van de KNVB in de gegeven omstandigheden kon worden verwacht dat zij de algemene voorwaarden voor of bij het sluiten van de overeenkomst aan [eiser] ter hand had dienen te stellen. De kantonrechter is hierbij van oordeel dat het vanwege het massale karakter van de verkoop van seizoenskaarten voor voetbalwedstrijden niet redelijk is om van de KNVB te verwachten dat zij de toepasselijke voorwaarden bij iedere seizoenskaart ter hand stelt.
Nu geoordeeld is dat ter hand stelling van de voorwaarden redelijkerwijs niet mogelijk is, dient de KNVB voor de totstandkoming van de overeenkomst aan de wederpartij bekend te hebben gemaakt dat de voorwaarden bij haar ter inzage liggen of bij een door haar opgegeven Kamer van Koophandel en Fabrieken of bij een griffie van een gerecht zijn gedeponeerd, alsmede dat zij op verzoek zullen worden toegezonden. Aan deze voorwaarden hebben de KNVB en NAC niet voldaan. Immers op het aanvraagformulier voor een seizoenskaart staat alleen vermeld dat de voorwaarden zijn te vinden op www.nac.nl. Dat de KNVB eerstens in deze procedure vermeld dat de betreffende voorwaarden zijn gedeponeerd bij de griffie van de Rechtbank in Utrecht en dat de voorwaarden op het eerste verzoek aan [eiser] zijn toegezonden, is niet voldoende, aangezien in de wet is bepaald dat deze kennisgevingen aan de wederpartij dienen te geschieden voor de totstandkoming van de overeenkomst. Anders dan de KNVB stelt kan niet worden volstaan met te beoordelen of [eiser] een redelijke mogelijkheid tot kennisname van de voorwaarden is geboden. Het vooroverwogene leidt ertoe dat [eiser] in beginsel een beroep kan doen op de vernietigbaarheid van een beding in de algemene voorwaarden.
3.7
redelijkheid en billijkheid
Een redelijke en op de praktijk afgestemde uitleg brengt mee dat [eiser] zich niet op vernietigbaarheid van een beding in algemene voorwaarden kan beroepen wanneer hij ten tijde van het sluiten van de overeenkomst met dat beding bekend was of geacht kon worden
daarmee bekend te zijn. De KNVB heeft subsidiair aangevoerd dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [eiser] een beroep doet op de vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden. Tussen partijen staat vast dat [eiser] sinds 1998 seizoenskaarthouder is bij NAC. Voorts heeft de KNVB onbetwist gesteld dat de voorwaarden bij de kassa van NAC verkrijgbaar zijn en dat bij vele stadions de belangrijkste bepalingen uit de voorwaarden zijn te lezen op borden, waaronder dat een stadionverbod kan worden opgelegd en dat bij overtreding van de standaard voorwaarden een boete wordt verbeurd. Bovendien mag een trouwe supporter als [eiser] bekend worden verondersteld met het beleid dat de KNVB -ter beteugeling van het voetbalgeweld- onder bepaalde omstandigheden een stadionverbod kan opleggen. Dat [eiser] met dit beleid bekend is blijkt overigens ook uit het feit dat de KNVB onbetwist heeft gesteld dat [eiser] in 2001 al eens een (voorwaardelijk) stadionverbod opgelegd heeft gekregen en wel voor eenzelfde vergrijp te weten openlijke geweldpleging.
Gelet op voornoemde omstandigheden wordt geoordeeld dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [eiser] een beroep doet op de vernietigbaarheid van de bedingen in de algemene voorwaarden van de KNVB, voor zover deze bedingen betrekking hebben op het stadionverbod, zoals verwoord in artikel 10 van de voorwaarden, nu [eiser] ten tijde van het sluiten van de overeenkomst met dat beding bekend was of geacht kon worden daarmee bekend te zijn.
3.8
beding stadionverbod onredelijk bezwarend
Artikel 10.2 van de standaardvoorwaarden luidt -voor zover van belang- als volgt:
“ De KNVB is gerechtigd om, (landelijke) stadionverboden op te leggen aan een ieder die volgens een melding van een club op het openbaar ministerie in of buiten het stadion in het kader van een Voetbalwedstrijd:
- heeft gehandeld in strijd met deze standaard voorwaarden;
- een strafbaar feit heeft begaan;
- zich zodanig heeft gedragen dat daardoor het aanzien en/of het belang van het voetbal wordt geschaad,
zulks onverminderd enige plicht tot schadevergoeding op grond van het civiele recht … ”
[eiser] stelt zich op het standpunt dat voornoemd beding als onredelijk bezwarend dient te worden beschouwd omdat het volgens [eiser] naar de maatstaven van de redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar en tevens in strijd met het beginsel van rechtszekerheid is om hem civielrechtelijk te straffen op grond van slechts een vermeende gedraging. Dit standpunt is niet juist.
De KNVB kon -na ontvangst van het meldingsformulier van het OM dat [eiser] zich op 26 februari 2005 schuldig had gemaakt aan een strafbare gedraging te weten openlijke geweldpleging en/of het schaden van het aanzien en de belangen van het voetbal- op dat moment op goede gronden -gezien het bepaalde in artikel 10.2- een stadionverbod aan [eiser] opleggen. Immers, vast staat dat er in ieder geval aanleiding bestond voor de melding door het Openbaar Ministerie aan de KNVB. [eiser] heeft ook geen feiten of omstandigheden gesteld die nopen tot een ander oordeel. Weliswaar heeft [eiser] een verklaring van een steward in het geding gebracht, waaruit blijkt dat op het moment van het contact tussen hem en die steward geen sprake was van agressief gedrag van [eiser], maar wat er daarna is gebeurd, is onduidelijk gebleven. Het strafrechtelijk beginsel van de onschuldpresumptie geldt niet in de contractuele verhouding tussen de KNVB en [eiser]. De KNVB was hierbij niet gehouden om -zoals [eiser] aanvoert- de uitkomst van de strafzaak tegen hem af te wachten. Derhalve is op deze grond geen sprake van een onredelijk bezwarend beding.
Nu er geen sprake is van een beding dat [eiser] geheel en onvoorwaardelijk het recht ontneemt om de door NAC toegezegde prestatie op te eisen -de KNVB heeft terecht betoogd dat [eiser] slechts zijn recht op nakoming verliest als hij zich niet aan de voorwaarden houdt-, is er ook uit dien hoofde geen sprake van een onredelijk bezwarend beding, zoals door [eiser] bij conclusie van repliek nog aangevoerd.
3.9
stadionverbod onrechtmatig
Dat [eiser] uiteindelijk niet strafrechtelijk is veroordeeld, brengt niet zonder meer met zich mee -zoals [eiser] kennelijk meent- dat de KNVB onrechtmatig heeft gehandeld door het opleggen van een stadionverbod. Gezien het door de KNVB en de overheid gehanteerde lik op stuk beleid met betrekking tot voetbalgeweld, kon de KNVB -zoals te doen gebruikelijk en op grond van het bepaalde in haar voorwaarden- direct nadat zij de melding van het Openbaar Ministerie had ontvangen, het stadionverbod aan [eiser] opleggen. [eiser] stelt zich hierbij op het onjuiste standpunt dat de KNVB noch NAC nimmer hebben gesteld dat [eiser] zich zou hebben gedragen op een wijze dat daardoor het aanzien en/of het belang van het voetbal zou zijn geschaad. Dit staat immers uitdrukkelijk vermeld onder punt 2 van het op 26 september 2005 aan [eiser] betekende exploot. Nu de KNVB -nadat zij ervan in kennis was gesteld dat [eiser] in de strafzaak was vrijgesproken- direct het stadionverbod heeft ingetrokken, is op generlei wijze gebleken dat de KNVB onrechtmatig jegens [eiser] zou hebben gehandeld.
3.1
aansprakelijkheid schade
In het tussen partijen van toepassing zijnde artikel 10.8 is bepaald dat de KNVB niet aansprakelijk is voor schade die is ontstaan als gevolg van een -naar achteraf blijkt- ten onrechte opgelegd stadionverbod, tenzij sprake is van opzet op grove schuld aan de zijde van de KNVB. Dit laatste is door [eiser] niet gesteld, noch anderszins gebleken. De stelling van [eiser] dat de KNVB de standaard voorwaarden op een niet proportionele wijze jegens hem heeft toegepast, is daartoe onvoldoende. Dit betekent dat de KNVB reeds om deze reden niet is gehouden enige schade aan [eiser], zo al geleden, te vergoeden.
3.11
positie NAC
Uit het overgelegde exploot d.d. 26 september 2005 -waarbij het stadionverbod aan [eiser] is betekend- blijkt dat het stadionverbod primair uit naam van de KNVB is uitgevaardigd en gegrond is op artikel 10.2 van de standaard voorwaarden van de KNVB. Nu -gezien het vooroverwogene- dit primaire uitgangspunt van toepassing is, wordt niet toegekomen aan het in het exploot als subsidiair gestelde, te weten dat de KNVB het stadionverbod -kort gezegd- doet stoelen op de door de gezamenlijke betaaldvoetbalorganisaties aan de KNVB verstrekte volmacht. Het voorgaande brengt met zich mee dat NAC in dit geval geen betrokkenheid heeft met het opgelegde stadionverbod, zodat NAC niet aansprakelijk is jegens [eiser] op grond van een door [eiser] gestelde onrechtmatige daad.
Voor zover [eiser] schadevergoeding van NAC vordert uit hoofde van een door NAC geleverde wanprestatie, wordt overwogen dat niet is gebleken van enig tekortschieten van NAC. Onderdeel van de tussen [eiser] en NAC gesloten verbintenis is immers dat onder omstandigheden aan [eiser] een stadionverbod kan worden opgelegd, hetgeen tot gevolg zou hebben dat hij niet van zijn seizoenskaart gebruik kan maken. Gezien al hetgeen hiervoor is overwogen had NAC een geldige reden voor het ontzeggen van de toegang en komt het feit dat [eiser] tijdelijk geen gebruik kon maken van zijn seizoenskaart geheel voor zijn rekening en risico.
3.12
proceskosten
Nu de vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen, zal hij -als de in het ongelijk te stellen partij- worden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van de KNVB en NAC gevallen.
4. De beslissing
De kantonrechter:
- wijst de vorderingen af;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding aan de zijde van de KNVB en NAC gevallen en tot op heden begroot op een bedrag van € 200,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Minnaar, kantonrechter, en uitge-sproken ter openbare terechtzitting van woensdag 3 januari 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.