RECHTBANK BREDA
Sector kanton
zaak/rolnr.: 425440 AZ 06-1257
beschikking d.d. 15 februari 2007
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X]
gevestigd te [adres],
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. A. Zuidinga, advocaat te Breda,
[Y],
wonende te [adres],
verwerende partij,
gemachtigde: mr. S.L. Mertens-Vrede, advocaat te Oosterhout,
te dezer zake procederende onder toevoeging nummer 1DQ8497.
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het op 11 december 2006 ter griffie ontvangen verzoekschrift met producties;
b het op 23 januari 2007 ter griffie ontvangen verweerschrift met producties.
Het verzoek is behandeld op de openbare terechtzitting van 26 januari 2007. Ter zitting zijn namens [X] verschenen, [manager], manager corporate en [productmanager], productiemanager, bijgestaan door mr. A. Zuidinga.
[Y] is verschenen in persoon, bijgestaan door mr. S.L. Mertens-Vrede.
De gemachtigden hebben ter zitting hun pleitaantekeningen overgelegd. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden.
De inhoud van voormelde stukken geldt als hier ingelast en op hetgeen partijen overigens hebben aangevoerd, wordt voor zoveel nodig hierna teruggekomen.
Partijen worden hierna ook aangeduid als respectievelijk [X] en [Y].
[X] verzoekt de arbeidsovereenkomst van partijen te ontbinden op grond van gewichtige redenen, bestaande uit een dringende reden, althans wegens veranderingen in de omstandigheden.
[Y] heeft primair geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek en verzoekt subsidiair, voor het geval de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, aan hem een vergoeding toe te kennen.
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken dan wel op grond van de niet weersproken inhoud van de producties kan van het volgende worden uitgegaan.
[Y], geboren op 1 juni 1983, is vanaf 12 april 2006 bij [X] werkzaam als kwaliteitscontroleur (“quality control executive”) aanvankelijk via een uitzendbureau. Met ingang van 1 juli 2006 hebben partijen een arbeidsovereenkomst voor de duur van een jaar gesloten.
Laatstelijk bedroeg het loon € 1.697,53 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag.
Bij brief van 19 september 2006 heeft [X] aan [Y], kort weergegeven, de inhoud van het gesprek bevestigd dat [productiemanager] en [W] met hem op die dag hebben gehad. Daarbij is - kort weergegeven - medegedeeld dat [X] ontevreden is over zijn werkhouding en het functioneren.
Bij brief van 27 oktober 2006 heeft [X] aan [Y] een officiële waarschuwing gegeven.
Op 6 november 2006 hebben [K] en [manager] met [Y] een gesprek gehad over zijn functioneren.
Op 8 november 2006 hebben [manager] en [productiemanager] met [Y] gesproken over zijn functioneren.
Bij brief van 24 november 2006 heeft [X] onder meer het volgende aan [Y] medegedeeld:
“Helaas is op 22 november 2006 gebleken dat u wederom uiterst onzorgvuldig heeft gehandeld. Op die dag is er om 18.00 uur een Hyundai Tuscon aangetroffen op de losplaats voor auto's. U was op dat moment al naar huis. De auto was niet afgesloten, de sleutels lagen duidelijk zichtbaar in de middenconsole. U heeft deze auto 's middags in ontvangst genomen (…) en de auto voorzien van een nummer. De auto is na ontvangst niet op het daarvoor bestemde parkeerterrein gezet. Na controle van de andere auto's op het terrein bleken er maar liefst 6 auto's niet te zijn afgesloten. Dit is uiteraard volstrekt onacceptabel. (…)”.
Voorts heeft [X] aan [Y] medegedeeld dat zij de arbeidsovereenkomst voortijdig wenste te beëindigen.
Op 27 en 28 november 2006 is [Y] vrijgesteld van de verplichting tot het verrichten van arbeid voor het inwinnen van juridisch advies.
Bij brief van 27 november 2006 heeft de gemachtigde van [Y] aan [X] medegedeeld dat [Y] niet instemt met ontbinding van de arbeidsovereenkomst en dat [Y] op 29 november 2006 zijn werkzaamheden zal hervatten.
[Y] is op 29 november 2006 (niet 's morgens vroeg, maar om 12.30 uur) op zijn werk verschenen. Door [manager] is hem toen medegedeeld dat [X] hem niet wilde laten hervatten in zijn eigen werk als kwaliteitscontroleur, maar in aangepaste arbeid. Deze werkzaamheden bestonden uit “opruimwerkzaamheden”. Nadat [Y] deze werkzaamheden aanvankelijk heeft geweigerd uit te voeren, heeft hij daarmee uiteindelijk ingestemd. Nog voordat [Y] met deze werkzaamheden feitelijk was begonnen, heeft hij zich ziek gemeld, waarna hij is vertrokken.
Op 29 november 2006 omstreeks 13.15 uur heeft [Y] telefonisch contact opgenomen met [manager], voornoemd.
[manager] heeft van dit telefonisch contact melding gemaakt bij de politie omdat hij het gesprek als bedreigend had ervaren. Van die melding is een verslag gemaakt dat onder meer luidt als volgt (met Be 1 is [manager] bedoeld, met Be 2 is [Y] bedoeld):
“Omstreeks 13.15 uur ontving Be 1 telefoon van Be 2. Dit gesprek is opgenomen door Be 1. De strekking van het gesprek was als volgt: Be 2 vond dat Be 1 niet mocht dreigen met eventueel inhouden van salaris tijdens zijn ziekteperiode. Be 2 was erg boos. Hij vond de uitleg van de regels door Be 1 intimiderend. Be 2 zei ook tegen Be 1; je moet oppassen, ik weet waar je bent en je bent nog niet klaar. Je weet niet wie je voor je hebt.”.
Op 29 november 2006 heeft [Y] voorts telefonisch contact opgenomen met [productiemanager] die hem heeft gevraagd naar kantoor komen. Aan deze uitnodiging heeft [Y] gevolg gegeven. Omstreeks 14.00 uur heeft [productiemanager] met [Y] persoonlijk gesproken.
Vervolgens is [Y] op non actief gesteld.
[X] heeft, naast het vorenstaande, aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat de arbeidsovereenkomst dadelijk dient te eindigen primair omdat sprake is van een dringende reden bestaande uit het bedreigen van werknemers van [X] en subsidiair wegens verandering van de omstandigheden, bestaande uit onvoldoende functioneren en een onherstelbare vertrouwensbreuk.
[Y] heeft betwist dat sprake is geweest van bedreiging. Voorts heeft hij aangevoerd, kort weergegeven, dat [X] hem niet of onvoldoende positief tegemoet is getreden naar aanleiding van fouten met het doel zijn functioneren te verbeteren. Daarnaast heeft hij gewezen op de grote werkdruk en het feit dat hij ten onrechte verantwoordelijk is gesteld voor de sleutels van auto's omdat eenieder toegang had tot die sleutels.
Ter zitting heeft [Y] te kennen gegeven dat ook hij de ontbinding van de arbeidsovereenkomst wenst. Daarbij heeft hij zich op het standpunt gesteld dat er wel aanleiding is tot toekenning van een vergoeding. In dat verband heeft hij er - naast het vorenstaande - op gewezen dat hij zijn sleutelbeen heeft gescheurd.
Zoals ook uit het verslag van de politie blijkt heeft [manager] het telefoongesprek dat hij op 29 november 2006 met [Y] heeft gevoerd, opgenomen.
Namens [Y] is ter zitting bezwaar gemaakt tegen het laten horen van deze opname. Volgens [Y] is sprake van onrechtmatig verkregen bewijs omdat [manager] bij aanvang van het telefoongesprek aan [Y] niet heeft medegedeeld dat het gesprek werd opgenomen.
Naar het oordeel van de kantonrechter is geen sprake van een ongeoorloofde inbreuk op het onder meer door artikel 8 EVRM beschermde recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer aangezien, zoals ook door [Y] ter zitting is verklaard, het gesprek is gevoerd in het kader van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst ([Y] belde over loonbetaling), derhalve een zakelijk karakter had, waarbij de persoonlijke levenssfeer van [Y] niet in het geding was. Onder deze omstandigheden weegt het belang van de waarheidsvinding door openbaarmaking van de opname zwaarder dan het belang van [Y] bij bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer
Uit de opname die ter zitting ten gehore is gebracht, blijkt dat het verslag van de politie omtrent de melding een correcte weergave is van hetgeen [Y] tijdens dat telefoongesprek heeft gezegd. Voorts is daarbij gebleken dat [Y] zijn mededelingen met stemverheffing heeft gedaan en herhaaldelijk heeft voorzien van krachttermen (“godverdomme”).
Gelet hierop is sprake van bedreiging van [manager] op 29 november 2006 door [Y].
Ter zitting heeft [productiemanager] verklaard dat [Y] op 29 november 2006 hem op zijn kantoor heeft uitgemaakt voor “rothond” en heeft medegedeeld dat hij hem nog wel tegenkomt en boven op hem gaat staan. Volgens [productiemanager] ging dat met stemverheffing gepaard.
In reactie hierop heeft [Y] ter zitting medegedeeld wel een scheldwoord te hebben gebruikt, maar niet meer de exacte bewoordingen te weten en heeft hij verklaard dat het juist is dat hij tegen [productiemanager] heeft gezegd dat hij hem wel tegen zal komen. Volgens [Y] bedoelde hij daarmee dat hij [productiemanager] zou tegenkomen bij de rechter. Voorts heeft [Y] erkend dat hij met stemverheffing een en ander heeft medegedeeld en gesteld dat dit in gesprekken met [productiemanager] gebruikelijk was.
Op grond hiervan staat naar het oordeel van de kantonrechter vast dat [Y] zich jegens [productiemanager] niet neutraal maar bedreigend heeft opgesteld.
Onder deze omstandigheden is er aanleiding de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens een dringende reden en ligt de oorzaak hiervan geheel in de risicosfeer van [Y].
Gelet hierop is er geen plaats tot het toekennen van een vergoeding.
[Y] dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden verwezen in de kosten van deze procedure.
ontbindt de arbeidsovereenkomst van partijen met ingang van 15 februari 2007.
veroordeelt [Y] in de kosten van deze procedure voor zover aan de zijde van [X] gevallen, en tot op heden begroot op
€ 681,=, waarvan € 400,= als salaris voor de gemachtigde van [X].
Deze beschikking is gegeven door mr. F.G.P.M. Spreuwenberg, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 februari 2007, in tegenwoordigheid van de griffier.