ECLI:NL:RBBRE:2007:AZ8938

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
16 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
170732 / KG ZA 07-62
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.P. Leijten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging zorgovereenkomst voor ernstig gehandicapte jongen en de verplichting tot voortzetting van zorgverlening

In deze zaak vordert de moeder van een ernstig lichamelijk en geestelijk gehandicapte jongen, die sinds 1994 in dagopvang is bij zorginstelling Sovak, de voortzetting van de zorgverlening. De zorginstelling heeft de overeenkomst, die aanvankelijk voor onbepaalde tijd was, in 2004 omgezet naar een overeenkomst voor bepaalde tijd en heeft in 2006 aangekondigd de zorg per 1 maart 2007 te beëindigen vanwege communicatiestoornissen met de moeder. De voorzieningenrechter kwalificeert de overeenkomst als een zorgovereenkomst en oordeelt dat de bepaling die de overeenkomst door tijdsverloop laat eindigen, nietig is wegens strijd met de goede zeden. De rechter stelt dat het onaanvaardbaar is dat een zorginstelling de zorg kan beëindigen enkel op basis van tijdsverloop, vooral gezien de kwetsbare situatie van de jongen. De overeenkomst wordt geacht voor onbepaalde tijd te gelden en kan alleen worden opgezegd om gewichtige redenen, die in dit geval niet aannemelijk zijn gemaakt. De zorginstelling wordt veroordeeld om de zorgverlening voort te zetten totdat deze op rechtsgeldige wijze kan eindigen, met een dwangsom van € 500 per dag voor elke dag dat zij in gebreke blijft.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK BREDA
Sector civiel recht
Team handelsrecht
zaaknummer / rolnummer: 170732 / KG ZA 07-62
Vonnis in kort geding van 16 februari 2007
in de zaak van
[eiseres], in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger/zaakwaarneemster van [zoon],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
procureur: mr. N. van Bruggen,
advocaat: mr. A.H. Wijnberg te Groningen,
tegen
de stichting STICHTING SOVAK,
gevestigd te Terheijden,
gedaagde,
in persoon verschenen middels haar bestuurder, [gedaagde]
advocaat: mr. A.A.B. Gaalman te Eindhoven.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Sovak genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding en de daarbij door [eiseres] in het geding gebrachte producties,
- de door Sovak in het geding gebrachte producties,
- de mondelinge behandeling,
- de pleitnota van [eiseres],
- de pleitnota van Sovak.
Ten slotte is vonnis bepaald.
Het geschil
[eiseres] vordert Sovak, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, primair te veroordelen om de zorgverlening aan haar zoon [zoon] op de overeengekomen wijze voort te zetten op straffe van een dwangsom van € 500,-- voor iedere dag dat zij in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen. Subsidiair vordert [eiseres] die hulpverlening aan [zoon] onder verband van een dwangsom van € 500,-- per dag voort te zetten totdat Sovak een andere hulpverleningsinstelling bereid heeft gevonden de hulpverlening aan [zoon] over te nemen, dan wel (meer subsidiair) totdat zijzelf een aanvaardbaar alternatief heeft gevonden voor de hulpverlening aan [zoon], een en ander onder veroordeling van Sovak in de kosten van dit geding.
Sovak voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling
Tussen partijen gelden de volgende feiten:
- [zoon] is de op 7 februari jongstleden 18 jaar geworden zoon van [eiseres]. [zoon] is verstandelijk gehandicapt. Bij hem is sprake van PPD-NOS, een aan autisme verwante stoornis in het sociale informatieverwerkingsvermogen. Voorts lijdt [zoon] aan de ziekte van Crohn en heeft hij scoliose.
- Het door Sovak opgemaakte zorgplan d.d. 15 juni 2006 meldt ten aanzien van [zoon] het volgende: "1.4. Op de BOS 2-30 komt [zoon] uit op een ontwikkelingsleeftijd van 5 à 6 maanden. Een relatief sterke kant van [zoon] is zijn zelfredzaamheid. Hij scoort op dit domein zowel op de KID-N als op de VABS de hoogste score, respectievelijk 12 en 16 maanden. Dit zijn vaardigheden waar dagelijks een beroep op gedaan wordt. Een andere relatief sterke kant van [zoon] is zijn motoriek. Hij functioneert op dit gebied op een ontwikkelingsleeftijd tussen de 10,5 en 13 maanden. Tegenover de sterke kanten van [zoon] staat de ontwikkeling op het gebied van de communicatie. Eric functioneert op dit gebied tussen de 3 en 8,5 maanden. Een andere relatief zwakke kant van [zoon] is het gebied socialisatie. Op dit gebied functioneert [zoon] op een ontwikkelingsleeftijd tussen de 5 en 7,5 maanden".
- [zoon] woont bij zijn moeder in [woonplaats]. Bij al zijn activiteiten is hij afhankelijk van anderen. De zorg voor [zoon] komt in de dagelijkse praktijk neer op zijn broer en, met name, [eiseres]. [zoon] verblijft ook met zekere regelmaat bij zijn vader, die in de directe nabijheid van [eiseres] woont.
- [zoon] ontvangt een zogeheten Persoonsgebonden budget (PGB). Bij indicatiebesluit van 27 januari 2007 is dat PGB - wat betreft het onderdeel dagopvang - verlengd tot 20 januari 2009.
- [eiseres] heeft geen eigen inkomsten. Zij is voor haar levensonderhoud afhankelijk van het PGB van [zoon].
- Sinds mei 1994 bezoekt [zoon] de dagactiviteiten van Sovak in Klundert. Daar ontvangt hij assistentie bij zijn algemene dagelijkse levensbehoeften (ADL-assistentie) . Het gaat daar goed met [zoon].
- [eiseres] heeft op 3 januari 2002 in haar (toenmalige) hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigster, ten behoeve van [zoon] een overeenkomst van opdracht persoonsgebonden budget gesloten. In artikel 1.4 van die overeenkomst (bijlage 2 bij de pleitnota van mr. Wijnberg) is bepaald “Sovak kan deze overeenkomst, behoudens zwaarwichtige redenen, niet opzeggen. (…)”
- Op 15 december 2004 zijn partijen een nieuwe zorg- en dienstverleningsovereenkomst aangegaan. Die overeenkomst bevat, voor zover hier van belang, de volgende bepalingen:
1.1. Deze overeenkomst wordt aangegaan voor de duur zoals vermeld in het laatst geldende zorgarrangement dat met deze overeenkomst een onlosmakelijk geheel vormt.
1.2. Deze overeenkomst wordt stilzwijgend verlengd wanneer na het verstrijken van de in artikel 1.1. bedoelde termijn, tussen Sovak en de cliënt opnieuw een zorgarrangement wordt overeengekomen. (…)
1.3. Deze overeenkomst eindigt, zonder inachtneming van een opzegtermijn, na het verstrijken van de periode waarvoor deze overeenkomst is aangegaan en voorts in de navolgende bijzondere gevallen: (…)
- Het als productie 2 bij de dagvaarding in het geding gebrachte, eveneens op 15 december 2004 gedateerde, document met het opschrift "zorgarrangement met PGB, behorend bij de zorg en dienstverleningsovereenkomst gedateerd: 15.12.2004" stelt de looptijd van het arrangement op de periode van 1 januari 2004 tot en met 3 maart 2007.
- De ouders van [zoon] hebben op 3 januari 2005 een klacht ingediend tegen Sovak. Die klacht had betrekking had op de door Sovak doorgevoerde teamwisseling op het dagverblijf te Klundert en gebrekkige communicatie daarover. De Regionale Klachtencommissie WKCZ en BOPZ heeft deze klacht bij beslissing van 13 april 2005 op alle 5 haar onderdelen gegrond verklaard. [eiseres] had in verband met deze kwestie de publiciteit gezocht.
- Bij brief van 28 april 2005 schreef directeur [gedaagde] van Sovak aan voornoemde klachtencommissie (onder meer):
"Destijds is bewust gekozen voor het informeren van belanghebbenden in het stadium waarin er intern voor betrokken leidinggevenden en medewerkers al duidelijkheid was over het vervolg. Dit in de verwachting daarmee de onrust te beperken doordat vragen van ouders meteen beantwoord konden worden. Achteraf blijkt dit een inschattingsfout. We bieden dan ook onze excuses aan voor die gang van zaken en trekken er lering uit voor toekomstige situaties. Uw aanbeveling om te werken aan herstel van het vertrouwen door het voeren van individuele gesprekken, neem ik dan ook zeer serieus".
- Bij brief van dezelfde datum schreef hij aan [eiseres]:
"Samengevat meld ik u dat ik de bevindingen op alle vijf de klachtonderdelen herken en de aanbevelingen overneem. (…) "Volledigheidshalve vind ik ook dat ik u moet informeren dat mij bij nadere bestudering van het volledige dossier, is gebleken dat tot nu toe niet alle invalshoeken van de zaak belicht zijn. Ik doel daarbij op het in gebreke blijven van de betalingsverplichting behorend bij het overeengekomen zorgarrangement. Mij is er veel aan gelegen om het vertrouwen over en weer in alle opzichten te herstellen. Om dat punt te bereiken acht ik het vanzelfsprekend dat niet alleen Sovak, maar ook u de gemaakte afspraken nakomt. Wellicht onnodig refereer ik aan uw brief van 7 september 2003 en aanverwante mailcorrespondentie, waarin u toezegde voor eind 2004 alle openstaande rekeningen te hebben voldaan. Tot nu toe is inzake uw betalingsachterstand de nodige clementie betracht, maar het moge duidelijk zijn dat dit niet eindeloos kan voortduren. Voor de goede orde hecht ik eraan u te laten weten dat ik het nakomen van de afgesproken betalingsregeling nauwlettend zal volgen. Om de goede voortgang in alle opzichten - correcte communicatie met u, uitvoering van de zorgplanafspraken en nakomen van de betalingsverplichting - regelmatig te toetsen, heb ik mevrouw Hoogeveen verzocht om tenminste één maal per half jaar of zoveel eerder als u op zij noodzakelijk acht, een persoonlijk contact met u te hebben en mij daarvan verslag te doen. Tot slot wil ik nogmaals aangeven dat ik blij ben dat u de klacht aanhangig heeft gemaakt omdat nu objectief en diepgaand is gekeken naar alle aspecten van de zaak. Overigens betreur ik het nog steeds dat u destijds onaangekondigd naar de pers bent gegaan zonder eerst bij de verantwoordelijke leidinggevenden van Sovak om opheldering van zaken te vragen".
- [gedaagde] heeft afschrift van deze brief toegezonden aan de Inspectie voor de Volksgezondheid. [eiseres] heeft aan hem kenbaar gemaakt het ongepast te vinden dat de betalingskwestie aan de orde werd gesteld en dat derden hierover werden ingelicht.
- Naar aanleiding van een e-mail van 1 mei 2006 (waarvan de tekst niet in het geding is gebracht) schreef [gedaagde] bij brief van 10 mei 2006 aan [eiseres]: "Na ampele overweging heb ik besloten u toch nog een keer te antwoorden omdat,
wanneer wij de samenwerking daadwerkelijk een kans willen geven en zodoende willen werken aan herstel van vertrouwen, geen misverstand over mijn intenties mag blijven bestaan.
Dat betekent niet dat ik in uw schrijven aanleiding zie voor een excuus of rectificatie van hetgeen ik in mijn brief van 28 april heb aangehaald. Het financiële aspect is weliswaar geen onderdeel van uw klacht, maar voor Sovak wel een absolute voorwaarde voor het leveren van zorg. Sovak is daarin naar u één en andermaal clement geweest. Ik heb geen beeld van u als wanbetalers gesuggereerd, maar slechts heel feitelijk geconstateerd dat er een betalingsachterstand is waarvoor een afbetalingsregeling is getroffen. Wanneer u zich daaraan houdt is er niets aan de hand.
Dat ik ook dit aspect meldt aan de toezichthoudende instanties kunt u mij niet kwalijk nemen. U heeft immers zelf gekozen om de zaak publiek te maken. Op dat moment gaan toezichthoudende instanties, in dit geval zorgkantoor en inspectie en cliëntenraad, terecht vragen stellen aan Sovak om te kunnen beoordelen wat er aan de hand is. Onze policy is om dan aan die instanties, en alléén aan hen en dus niet aan de pers, in volstrekte openheid verantwoording af te leggen".
- Bij brief van 20 september 2005 heeft Sovak aan [eiseres] (en in afschrift aan de Inspectie voor de Volksgezondheid) geschreven dat zij de dienstverlening aan [zoon] wenste te beëindigen per 1 februari 2006. De directeur van Sovak, A.F. [gedaagde], heeft dat besluit van Sovak als volgt toegelicht:
“De reden voor mijn besluit is dat het bij voortduring onmogelijk is gebleken om met u afspraken te maken over de communicatie en samenwerking tussen u en SOVAK. Dergelijke, overigens algemeen gangbare afspraken zijn een voorwaarde voor een goed verloop van de zorgverlening. Bij herhaling blijkt dat u deze afspraken wisselend interpreteert, afwijst, herroept of anderszins doorkruist."
- Tussen partijen is in het tijdvak september 2005-januari 2006 veelvuldig gecorrespondeerd over het besluit van Sovak. Sovak heeft daarbij steeds volhard in haar beslissing dat de zorgverlening aan [zoon] zou worden beëindigd.
- In reactie op het besluit van Sovak de overeenkomst met [eiseres] op te zeggen, heeft de Inspecteur voor de Gezondheidszorg bij brief van 26 januari 2006 aan Sovak geschreven (voor zover hier van belang): “Het zal u echter niet verbazen dat ik, in het licht van de uitspraak van de klachtencommissie, verbaasd ben over uw besluit. Er moet in de tussenliggende periode na aanvang van de melding, wel heel veel zijn gebeurd waardoor u tot dit besluit bent gekomen. Ik vraag mij af of escalatie niet te voorkomen was, bijvoorbeeld door het in een eerder stadium inschakelen van een mediator die kan proberen de communicatie weer op geen gezonde manier op gang te krijgen. (…) Tenslotte wil ik u nog een ander punt onder de aandacht brengen. U schrijft in uw brief van 20 september 2005 dat u de ouders de gelegenheid wil geven om elders passende opvang te zoeken voor hun zoon. Ik wijs u er op dat u als zorgaanbieder daarin een verplichting heeft. De inspectie baseert zich daarbij op de KNMG richtlijn ‘Niet aangaan of beëindiging van de geneeskundige behandelingsovereenkomst’. (…)".
- Bij brief van 1 februari 2006 heeft Sovak aan de Inspecteur voor de Gezondheidszorg bericht dat de overeenkomst per 1 februari 2006 zou worden voortgezet omdat de ouders van [zoon] hun zoon [andere zoon] als zaakwaarnemer hadden aangewezen.
- Bij aangetekende brief van 5 oktober 2006 aan J.A. Ooijen heeft de raadsman van Sovak het voorstel herhaald een mediatior in te schakelen. Hij heeft daaraan toegevoegd: "Als dit laatste voorstel onverhoopt opnieuw geen weerklank vindt, deel ik u namens cliënte reeds nu voor alsdan mee dat zij de zorgverlening aan uw broer [zoon] in het kader van de PGB beëindigt per 1 maart 2007”.
- [eiseres] heeft de onderhavige kort gedingprocedure opgestart op het moment dat [zoon] nog minderjarig was. Op dat moment trad zij op als zijn wettelijk vertegenwoordigster. Inmiddels is [zoon] meerderjarig geworden. De dagvaarding is uitgebracht op zijn 18e verjaardag. Bij deze rechtbank is inmiddels een door [eiseres] ingediend rekest aanhangig tot ondercuratelestelling van [zoon], met benoeming van [eiseres] tot curatrice.
3.2. Onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 7:460 BW stelt [eiseres] dat Sovak de
overeenkomst niet kan opzeggen en gehouden is de hulpverlening aan [zoon] voort te zetten. Van gewichtige redenen die Sovak de mogelijkheid geven de overeenkomst op te zeggen, is geen sprake. Ook wijst zij op het in de zorg algemeen aanvaarde beginsel dat een zorgcontract nimmer eindigt door opzegging door de zorgverlener of instantie totdat men in overleg een gelijkwaardig alternatief heeft gevonden. Tot slot benadrukt [eiseres] het grote belang van [zoon] bij voortzetting van de zorg door Sovak.
3.3. Sovak verweert zich met de stelling dat de zorg- en dienstverleningsovereenkomst
die zij met [eiseres] is aangegaan een overeenkomst voor bepaalde tijd is, die van rechtswege eindigt op 3 maart 2007. Sovak stelt dat [eiseres] reeds vanaf oktober 2006 met dat gegeven op de hoogte is en dat zij derhalve ruim voldoende tijd heeft gehad om een alternatief voor [zoon] te zoeken. Ook wijst Sovak erop dat [eiseres] uitdrukkelijk weigert mee te werken aan het vinden van een alternatief voor [zoon]. Voor een zorginstelling als de hare is het steeds een lastige klus om met de beschikbare budgetten, zowel qua organisatie als qua bemensing, te regelen dat de zorgbehoefte van iedere pupil zo goed mogelijk aan bod komt. [eiseres] vraagt - in weerwil van verscheidene waarschuwingen daarmee te stoppen - maar liefst 8 tot 9 maal zoveel aandacht als anderen. [eiseres] zou ook de zorgverlening in de dagverzorging verstoren. Voor Sovak is dat niet langer acceptabel, zo stelt zij.
3.4. [eiseres] is ontvankelijk in de vorderingen aangezien zij is aan te merken als
zaakwaarneemster ten behoeve van [zoon].
3.5. [eiseres] kwalificeert de overeenkomst met Sovak als een geneeskundige
behandelingsovereenkomst als bedoeld in art 7:446 e.v. BW, althans acht deze wettelijke bepalingen van overeenkomstige toepassing. Sovak voert geen gemotiveerde betwisting op dit aspect.
3.6. Over de geneeskundige aspecten aan de verzorging van [zoon] is echter niets gesteld.
Voorshands oordeelt de voorzieningenrechter dat de onderhavige overeenkomst niet een geneeskundige behandelingsovereenkomst is, maar een overeenkomst tot verzorging van [zoon] in zijn huidige gelijkblijvende lichamelijke en geestelijke situatie, zonder noemenswaardige medische aspecten bij de verzorging.
3.7. Voorafgaande aan de thans in het geding zijnde overeenkomst heeft Sovak met
[eiseres] de (onder 3.1 genoemde) overeenkomst van opdracht persoonsgebonden budget gesloten. Die overeenkomst kon, blijkens haar tekst - behoudens zwaarwichtige redenen – niet door Sovak worden opgezegd. Nadien heeft Sovak in 2004 de overeenkomst aangepast, (in elk geval) in die zin dat na ommekomst van een bepaalde periode de overeenkomst van rechtswege zou eindigen. Niet toegelicht is waarom die overeenkomst in december 2004 is vervangen door een overeenkomst voor bepaalde tijd die afliep na het verstrijken van de periode waarvoor deze overeenkomst was aangegaan.
3.8. Wat van dit laatste ook zij, de voorzieningenrechter is in ieder geval van oordeel
dat in de omstandigheden van [zoon] de bepaling in de overeenkomst van 15 december 2004, dat deze eindigt tegen een bepaalde datum, nietig is wegens strijd met de goede zeden. Het is onaanvaardbaar dat een instelling als Sovak een patiënt zoals [zoon] enkel op grond van tijdsverloop zou kunnen verwijderen. Indien de bodemrechter al anders zou oordelen, op grond van nieuwe, thans niet aangereikte argumenten, dan geldt dat Sovak na afloop van het contract een verplichting heeft tot hercontracteren, tenzij zij gewichtige redenen heeft om dat te weigeren, hetgeen tot hetzelfde resultaat zou leiden.
3.9. Uit het vorenstaande vloeit voort dat de tussen partijen gesloten overeenkomst
moet worden geacht te gelden voor onbepaalde tijd waarop, bij gebreke van een specifieke regeling, naar analogie de bepalingen van de Wgbo behoren te worden toegepast. Die overeenkomst kan naar analogie van art 7:460 BW slechts in geval van 'gewichtige redenen’, worden opgezegd.
3.10 De stelling van Sovak dat deze gewichtige reden zich voordoet doordat [eiseres] de
zorg in de dagopvang in gevaar brengt door het vragen van extreme aandacht van het personeel is mondeling ter zitting gedaan, maar niet terug te vinden in de gevoerde correspondentie of in de pleitnota. Tegenover de gemotiveerde bestrijding door [eiseres] heeft Sovak deze stelling niet aannemelijk gemaakt. Over de gang van zaken in de dagopvang staat slechts vast dat het goed gaat met [zoon], en er zijn geen schriftelijke verklaringen voorhanden in het dossier van medewerkers aldaar waaruit blijkt van het vragen van extreem veel aandacht door [eiseres]. Van een gewichtige reden is derhalve niet gebleken.
3.11 De stelling van Sovak dat de gewichtige redenen gelegen is in de extreme
aandacht die mevrouw [eiseres] niet alleen voor haar zoon maar ook voor zichzelf vraagt van het management en dat dit niet langer kan en behoeft te worden aanvaard door Sovak, is eveneens betwist door [eiseres]. Haar stellingname is dat zij niet overmatig beslag legt op de tijd van Sovak, maar dat Sovak weigert te antwoorden op redelijke vragen en verzoeken en dat zij dan uiteraard blijft aandringen op antwoorden. Verder kwalificeert zij de houding van het management van Sovak in het algemeen jegens haar als "vilein". Daartoe verwijst zij naar de onder 3.1. geciteerde inhoud van de correspondentie van de directeur van Sovak.
3.12. De voorzieningenrechter oordeelt ook deze door Sovak aangevoerde gewichtige
reden niet aannemelijk. In de eerste plaats heeft te gelden dat Sovak op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt dat [eiseres] inderdaad disproportioneel veel aandacht opeist van (het personeel van) Sovak. Indien het juist is wat Sovak stelt moet het toch zeer eenvoudig zijn geweest om schriftelijke verklaringen van medewerkers daarover te produceren, waarin feitelijk, met data, exact vermeld staat wanneer, en hoelang [eiseres] aandacht heeft gevraagd en met betrekking tot welke onderwerpen. Sovak heeft echter niets aangereikt. In de door partijen overgelegde correspondentie valt ook nergens te lezen dat vermeende disproportionele aandacht de oorzaak is geweest van de verstoorde relatie. Ten tweede heeft te gelden dat Sovak op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt dat dit overvragen - voor zover daarvan al sprake is geweest - ook recent nog aan de orde is geweest.
De overgelegde correspondentie maakt wel duidelijk dat er sprake is van ernstig gestoorde communicatie tussen [eiseres] en Sovak. Echter, vaststaat dat [eiseres] door Sovak niet correct is behandeld. Nadat Sovak in de klachtenprocedure op alle onderdelen van de klacht in het ongelijk was gesteld, had van directeur [gedaagde] mogen worden verwacht dat hij [eiseres] op een vertrouwenwekkende wijze had benaderd teneinde de communicatie met haar te normaliseren. De brief van [gedaagde] van 28 april 2006 kan allerminst als een zodanige poging worden aangemerkt. Integendeel. Ten eerste werden in die brief geen excuses gemaakt jegens [eiseres], terwijl dergelijke excuses wel werden gemaakt jegens de klachtencommissie. Ten tweede werd volkomen onnodig en op ongepaste, dreigende, wijze de betalingsachterstand van [eiseres] ingebracht, terwijl dat onderwerp in de klachtenprocedure niet door Sovak was ingebracht. Door deze brief ook nog eens naar buiten te brengen riep deze brief allerminst de indruk op van oprechte zelfreflectie. Na deze brief heeft [eiseres], begrijpelijk, verzocht om een persoonlijk onderhoud met [gedaagde]. [gedaagde] heeft dat verzoek niet ingewilligd. Hij heeft in zijn brief van 10 mei 2006 aan [eiseres] gemeld (pagina 2, laatste alinea) dat hij een persoonlijk gesprek met haar niet nodig achtte. Ook hieraan heeft [eiseres] zich terecht gestoord.
3.13. De conclusie uit het bovenstaande luidt dat Sovak, bij gebreke van een in rechte te
respecteren grond om de overeenkomst met [eiseres] te beëindigen, zoals ook de Inspecteur voor de Gezondheidszorg op 26 januari 2006 reeds aan Sovak schreef, de zorgverlening aan [zoon] zal dienen voort te zetten totdat op rechtsgeldige wijze daaraan een einde zal zijn gekomen. De primaire vordering van [eiseres] ligt derhalve in deze zin voor toewijzing gereed.
3.14. Tenslotte zij opgemerkt dat, zelfs als er ooit een gewichtige reden aan de orde zou zijn, Sovak nog niet de zorg zou mogen beëindigen zonder zelf een alternatief voor de dagopvang van [zoon] aan te reiken, zoals zij nu doet. Sovak wordt, anders dan zij aanvoert, niet hiervan ontheven doordat [eiseres] haar medewerking aan verandering van de dagopvang weigert. De vordering om de zorg aan [zoon] te blijven verlenen zou dus, zelfs in het geval er een gewichtige reden voor beëindiging aanwezig zou zijn, toewijsbaar zijn.
3.15. De gevorderde dwangsom van € 500,00 per dag komt passend voor, met een maximum van € 50.000,00.
3.16. Sovak dient als de in het ongelijk te stellen partij de kosten van deze procedure te dragen.
De beslissing
De voorzieningenrechter
veroordeelt gedaagde om de zorgverlening aan [zoon] ook na 3 maart 2007 voort te zetten totdat daaraan op rechtsgeldige wijze een einde zal komen ;
bepaalt dat gedaagde voor iedere dag dat zij in gebreke blijft te voldoen aan de hiervoor vermelde veroordeling een dwangsom verbeurt van € 500,-- per dag, met dien verstande dat gedaagde ter zake van dwangsommen niet meer zal verbeuren dan € 50.000,--;
veroordeelt gedaagde in de kosten van deze procedure aan de zijde van eiseres gevallen en tot deze uitspraak begroot op € 1.151,31, waarin begrepen een bedrag van € 816,-- salaris procureur, en bepaalt, nu eiseres met een toevoeging procedeert, dat die kostenbetaling dient te geschieden door voldoening
A de griffier van deze rechtbank, door middel van overschrijving op bankrekening-nummer 192325779, Rabobank Nederland N.V. ten name van DS 535 Arrondissement Breda
- wegens het in debet gestelde deel griffierecht € 188,25
- wegens exploitkosten (deurwaarder A.A.P. Maas te Breda) € 84,31
- wegens procureurssalaris € 816,--,
met welke bedragen de griffier zal dienen te handelen overeenkomstig het bepaalde bij artikel 243 Rv;
B aan [eiseres] het voor rekening van haar gekomen deel van het griffierecht ad € 62,75.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Leijten en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier J.A.J. van den Boom op 16 februari 2007.