ECLI:NL:RBBRE:2007:BA1561

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
27 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02/801474-06
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Struijs
  • mr. Cohen-Koningsveld
  • mr. Schnitzler
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betrokkenheid van verdachte bij drugsdeal met aanzienlijke hoeveelheid softdrugs

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 27 maart 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die betrokken was bij een drugsdeal. De verdachte werd op 15 december 2006 in Oud Gastel aangetroffen in een geparkeerde Audi A6, waarin een aanzienlijke hoeveelheid softdrugs, waaronder ongeveer 200 kilo hennep en 5 kilo hash, was verborgen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gehoord, evenals het verweer van de verdachte en zijn raadsman, mr. H.C. Lenaerts. De verdediging stelde dat de verdachte niet op de hoogte was van de drugs in de auto en dat hij slechts een autodeal uitvoerde voor een opdrachtgever. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte, door niet te onderzoeken wat er in de auto aanwezig was, zich blootstelde aan de aanmerkelijke kans dat hij betrokken was bij het vervoeren van drugs. De rechtbank verklaarde de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met het feit dat de verdachte een blanco strafblad had en de wens om zijn werk te hervatten. De rechtbank benadrukte de ernst van de zaak, gezien de grote hoeveelheid drugs en de negatieve impact daarvan op de samenleving. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 10, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 11, 13 en 14 van de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Parketnummer(s): 02/801474-06
1 Partijen. Onderzoek van de zaak.
In de zaak onder voormeld parketnummer van de officier van justitie in het arrondissement Breda tegen:
[verdachte],
geboren op [datum en plaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring ‘De Boschpoort’ te Breda,
heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank het volgende vonnis gewezen.
De rechtbank heeft de gedingstukken gezien en de zaak onderzocht ter terechtzitting. Zij heeft de vordering van de officier van justitie gehoord en het verweer dat naar voren is gebracht door de verdachte en de raadsman, mr. H.C. Lenaerts, advocaat te Breda.
2 De tenlastelegging.
De verdachte staat terecht, terzake dat
hij op of omstreeks 15 december 2006 te Oud Gastel, gemeente Halderberge,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 200 kilo hennep, althans een grote hoeveelheid
hennep, en/of ongeveer 5 kilo hash, in elk geval een grote hoeveelheid van een
gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep
(hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, in elk geval een
hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en/of hash, zijnde hasjiesj en/of
hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3 De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4 De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5 De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Zij kan dus in haar vordering worden ontvangen.
6 Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7 De bewezenverklaring.
Door het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 15 december 2006 te Oud Gastel, gemeente Halderberge, tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 200 kilo hennep, en ongeveer 5 kilo hash, zijnde hasjiesj en hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8 Het bewijs.
De overtuiging van de rechtbank, dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
8.1 De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs.
De verdediging heeft ter zitting aangevoerd dat verdachte niet de wetenschap heeft gehad dat er tassen met softdrugs in de Audi A6 lagen, in welke auto hij zat toen hij door de politie werd aangehouden. Volgens de verdediging was er sprake van een autodeal. Verdachte moest voor een opdrachtgever de Audi A6 ophalen te Oud Gastel en afleveren bij een benzinestation richting Rotterdam, waarvoor hij 1000 euro had gekregen. Het opzet van verdachte was gericht op het ophalen en afleveren van de auto en niet gericht op de uitvoer, dan wel het aanwezig hebben van drugs, ook niet in voorwaardelijke zin.
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat verdachte in de nacht van 15 december 2006 op de bestuurdersstoel zat in een Audi A6 Avant voorzien van een Frans kenteken, waarin door de politie ongeveer 200 kilo hennep en ongeveer 5 kilo hash werd aangetroffen. De auto stond geparkeerd op een oprit bij een woning, die was gelegen te Oud Gastel in de nabijheid van de rijksweg A17.
Verdachte was van plan met deze auto weg te rijden. Hij had de dashboardverlichting reeds aangezet met zijn contactsleutel. De softdrugs waren in een tiental sporttassen en een plastic tas verpakt. De tassen waren volgens de politie opgestapeld tot aan het dak van de auto en waren door de portierruiten waar te nemen. De plastic tas lag geopend in de auto, waarin henneptoppen zichtbaar waren.
Aan de sluitrand van een portier van de auto was de hennep al te ruiken. De politie had verdachte vanuit een andere auto, een Audi S4, direct zien instappen in de Audi A6, zonder dat hij de auto vooraf op enigerlei wijze controleerde.
Verdachte heeft hierover verklaard dat hij van ene Mustafa, die hij had ontmoet in een coffeeshop te Roosendaal, de Audi A6 moest ophalen in Oud Gastel en vervolgens moest overdragen aan een donkere man die zich zou ophouden bij een benzinestation in de richting van Rotterdam. Voor het uitvoeren van deze opdracht had verdachte 1000 euro gekregen. Nadere personalia van de opdrachtgever en de donkere man kon of wilde verdachte niet noemen. Verdachte heeft voorts ter zitting verklaard dat hij destijds dacht dat er iets moest zijn wat niet klopte. Hij dacht dat het mogelijk om een gestolen auto ging. Hij had echter niet aan zijn opdrachtgever gevraagd waarom hij midden in de nacht een auto moest overdragen.
Gelet op deze feiten en omstandigheden, in samenhang bezien, concludeert de rechtbank dat verdachte zowel ten tijde van het aangaan van de opdracht in de coffeeshop om de Audi A6 op te halen en af te leveren, als ten tijde van het zich daadwerkelijk begeven bij de Audi A6 in ernstige mate is tekortgeschoten in zijn onderzoeksplicht. Door dit na te laten heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij zich zou inlaten met het vervoeren, althans het aanwezig hebben, van drugs in de Audi A6. Verdachte heeft derhalve gehandeld met het vereiste opzet in de zin van voorwaardelijk opzet.
Het verweer van de raadsman treft derhalve geen doel.
8.2 De bewijsmiddelen.
9 De strafbaarheid van het bewezene.
Het ten laste van verdachte bewezen verklaarde levert het volgende misdrijf op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
10 De strafbaarheid van verdachte.
Verdachte is strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard, nu niet is gebleken van enige omstandigheid die zijn strafbaarheid zou opheffen.
11 De straffen en maatregelen.
11.1 De algemene overwegingen omtrent de straf.
Op grond van de aard van het bewezene alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, die zij hierna zal bepalen.
11.2 De bijzondere overwegingen omtrent de straf.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte voor het tenlastegelegde op te leggen een gevangenisstraf van 12 maanden.
Verdachte was op 15 december 2006 betrokken bij een grote drugsdeal. Hij werd door de politie in een Audi A6 aangetroffen, die van binnen tot aan het dak was gevuld met sporttassen bevattende een aanzienlijke hoeveelheid hash en hennep.
De rechtbank rekent verdachte het bewezenverklaarde zwaar aan. Het veelvuldig gebruik van softdrugs kan, evenals het gebruik van harddrugs, een verslavende werking hebben en een gevaar voor de gezondheid opleveren. Daarnaast heeft het drugsgebruik een negatieve uitwerking op de samenleving. Zo plegen vele drugsverslaafden vermogensdelicten om hun verslaving te kunnen bekostigen en houdt het drugsgebruik criminele organisaties in stand, die zich naast de drugshandel vaak bezighouden met andere vormen van zware criminaliteit.
Verdachte heeft door zijn handelen aan deze negatieve effecten een bijdrage geleverd.
Opvallend in deze zaak is dat de Audi A6 met drugs was geparkeerd op een privé-terrein, een oprit bij een woning, van iemand die met de drugsdeal niets had te maken. Het is dus mogelijk dat een onschuldige burger zijdelings bij dit soort feiten betrokken raakt. De rechtbank acht deze ontwikkeling verontrustend.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het feit dat verdachte in Nederland een blanco strafblad heeft.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de grote hoeveelheid drugs en de straffen die in vergelijkbare situaties worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De gevangenisstraf die door de officier van justitie is gevorderd wordt door haar alleszins redelijk geacht.
De verdediging heeft ter zitting aangevoerd dat bij een veroordeling rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat verdachte zo spoedig mogelijk weer bij zijn werkgever zijn werk wenst te hervatten. Een arbeidsovereenkomst is door de verdediging overlegd. De rechtbank heeft enerzijds in aanmerking genomen dat de arbeidsovereenkomst slechts geldig is tot 15 april 2007, zodat het geen dienstverband betreft voor onbepaalde tijd. Anderzijds had verdachte voordat hij zich inliet met de dubieuze opdracht moeten bedenken dat hij bij een veroordeling in een Nederlandse gevangenis zou moeten verblijven en niet zou kunnen blijven werken. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om met deze omstandigheid [rechthebbende]sten van het volgende in beslag genomen voorwerp aan [rechthebbende]
15 1 stuk personenauto 358BNW59
Audi A6 Avant, kleur zwart
inbeslaggenomen omdat er 200 kg hennep en 5 kg hash in lag
13 De toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 11, 13 en 14 van de Opiumwet.
14 De beslissing.
RECHTDOENDE beslist de rechtbank als volgt.
Zij verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 7 is omschreven.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Zij verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de onder 9 vermelde strafbare feiten.
Zij verklaart de verdachte deswege strafbaar.
Zij veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Zij bepaalt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht in mindering zal worden gebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf.
Zij gelast de teruggave aan [rechthebbende] van het onder 12 genoemde voorwerp.
Dit vonnis is gewezen door mr. Struijs, voorzitter, mr. Cohen-Koningsveld en mr. Schnitzler, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Roebroeks en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 maart 2007.