ECLI:NL:RBBRE:2007:BA1627
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. Kooijman
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot compensatie van voorlopige hechtenis in strafzaak
In deze zaak heeft de rechtbank Breda op 28 maart 2007 uitspraak gedaan op een verzoekschrift dat was ingediend door de raadsman van de verdachte. De verdachte had 103 dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht en was op 27 februari 2007 door de politierechter veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken. De raadsman verzocht de rechtbank om de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, in mindering te brengen op de nog openstaande straffen, conform artikel 90 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank heeft het verzoek opgevat als een verzoek tot toekenning van een schadevergoeding op grond van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank overwoog dat artikel 90 lid 4 bepaalt dat de rechter in plaats van een schadevergoeding kan bepalen dat de dagen in detentie in mindering worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van een andere opgelegde vrijheidsstraf. Echter, de wet staat niet toe dat een schadevergoeding wordt toegekend in gevallen waarin een veroordeling is uitgesproken voor een feit waarvoor voorlopige hechtenis was toegelaten. Dit betekent dat de rechtbank geen mogelijkheid zag om het verzoek tot compensatie te honoreren.
De rechtbank benadrukte dat het aan het College van Procureurs-generaal is om de aanwijzing zodanig toe te passen dat de redelijkheid niet uit het oog wordt verloren, of aan de wetgever om een regeling te creëren die compensatie in dergelijke gevallen mogelijk maakt. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek afgewezen, met de overweging dat de wet geen ruimte biedt voor de door de raadsman voorgestelde compensatie.
De beslissing werd genomen door mr. Kooijman, in tegenwoordigheid van griffier Van Gastel, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op dezelfde datum.