ECLI:NL:RBBRE:2007:BA4832

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
11 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
800086-07
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Kok
  • mr. Cohen-Koningsveld
  • mr. Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Stalking en bedreiging van ex-partner met sms-berichten en e-mails

In deze zaak heeft de rechtbank Breda op 11 mei 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan stalking van zijn ex-vrouw. De verdachte heeft gedurende een periode van meer dan een jaar, van 1 februari 2006 tot 14 januari 2007, herhaaldelijk sms-berichten en e-mails gestuurd naar zijn ex-vrouw, waarin hij bedreigende teksten heeft opgenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat deze berichten de persoonlijke levenssfeer van de ex-vrouw ernstig hebben aangetast en haar gevoelens van angst en onveiligheid hebben veroorzaakt. De verdachte verklaarde dat hij deze berichten uit frustratie heeft gestuurd, voortkomend uit problemen rondom de scheiding, de omgangsregeling met de kinderen en zijn alimentatieverplichtingen.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gehoord en het verweer van de verdachte en zijn raadsman, mr. Van der Hout. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn eerdere veroordeling voor poging tot doodslag, toerekeningsvatbaar is. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt en heeft besloten om een werkstraf van 180 uur op te leggen, naast een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft ook de eerdere veroordeling van de verdachte in aanmerking genomen, wat de ernst van de situatie vergrootte.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard. De beslissing van de rechtbank is gebaseerd op de feiten en omstandigheden die tijdens de zitting zijn gepresenteerd, waaronder de aangiften van de ex-vrouw en de bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank heeft de conclusie van de deskundige overgenomen, die aangaf dat de verdachte niet lijdt aan een psychiatrische stoornis, maar dat zijn gedrag voortkwam uit sociale factoren en frustraties. De rechtbank heeft de straf opgelegd om de verdachte te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Parketnummer(s): 800086-07
1 Partijen. Onderzoek van de zaak.
In de zaak onder voormeld parketnummer van de officier van justitie in het arrondissement Breda tegen:
[verdachte],
geboren [in het jaar 1968],
wonende te [adres]
heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank het volgende vonnis gewezen.
De rechtbank heeft de gedingstukken gezien en de zaak onderzocht ter terechtzitting. Zij heeft de vordering van de officier van justitie gehoord en het verweer dat naar voren is gebracht door de verdachte en de raadsman, mr. Van der Hout, advocaat te Bergen op Zoom.
2 De tenlastelegging.
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het wetboek van strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht terzake dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 februari 2006 tot 14
januari 2007 te Halsteren, gemeente Bergen op Zoom en/of Bergen op Zoom in elk
geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft
gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], in elk geval van een
ander, met het oogmerk die [slachtoffer], in elk geval die ander te dwingen iets te
doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte
veelvuldig, althans meerdere sms'jes en e-mails gestuurd naar die [slachtoffer],(onder meer)
inhoudende de mededeling "ik zou maar uitkijken [voornaam slachtoffer] een ongelukje zit in
een klein hoekje" en/of "jij loop rond met groot gevaar ga daar maar van uit"
en/of "ik maak jou kapot [voornaam slachtoffer], jij verdient geen leven op deze manier, jij
maakt mij kapot, let op wat ik kan" en/of "ik kom voor jou nog voor de
afrekening en daar is geen asbak voor nodig [voornaam slachtoffer] maar meer";
art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 februari 2006 tot
14 januari 2007 te Halsteren, gemeente Bergen op Zoom en/of Bergen op Zoom,
althans in Nederland, [slachtoffer] (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf
tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft
verdachte (telkens) opzettelijk voornoemde [slachtoffer] - via sms-berichten en/of
e-mail - dreigend de woorden toegevoegd: (onder meer)
"ik zou maar uitkijken [voornaam slachtoffer] een ongelukje zit in een klein hoekje" en/of
"jij loop rond met groot gevaar ga daar maar van uit" en/of "ik maak jou kapot
[voornaam slachtoffer], jij verdient geen leven op deze manier, jij maakt mij kapot, let op
wat ik kan" en/of "ik kom voor jou nog voor de afrekening en daar is geen
asbak voor nodig [voornaam slachtoffer] maar meer" en/of "als je ooit nog de moed hebt om te
denken dat ik er niet ben voor mijn kinderen, kost het jou je leven", althans
(telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3 De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4 De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5 De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Zij kan dus in haar vordering worden ontvangen.
6 Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7 De bewezenverklaring.
Door het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Primair
Op tijdstip(pen) in de periode van 1 februari 2006 tot 14 januari 2007 te Halsteren, gemeente Bergen op Zoom en/of Bergen op Zoom, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], met het oogmerk die [slachtoffer], vrees aan te jagen, immers heeft verdachte veelvuldig, sms'jes en/of e-mails gestuurd naar die [slachtoffer],(onder meer) inhoudende de mededeling "ik zou maar uitkijken [voornaam slachtoffer] een ongelukje zit in een klein hoekje" en "jij loop rond met groot gevaar ga daar maar van uit" en "ik maak jou kapot [voornaam slachtoffer], jij verdient geen leven op deze manier, jij maakt mij kapot, let op wat ik kan" en "ik kom voor jou nog voor de afrekening en daar is geen asbak voor nodig [voornaam slachtoffer] maar meer";
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8 Het bewijs.
De overtuiging van de rechtbank, dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
8.1 De bewijsmiddelen.
primair
De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 27 april 2007 en afgelegd bij de politie (pagina 40 van het eindproces-verbaal) en de aangiften van [slachtoffer] (pagina’s 19, 53, 55 en 78 van het eindproces-verbaal ). De rechtbank acht op grond van deze bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
9 De strafbaarheid van het bewezene.
Het ten laste van verdachte bewezen verklaarde levert het volgende misdrijf op:
primair
Belaging
10 De strafbaarheid van verdachte.
Verdachte is strafbaar voor hetgeen te zijner laste bewezen is verklaard, nu niet is gebleken van enige omstandigheid die zijn strafbaarheid zou opheffen.
11 De straffen en maatregelen.
11.1 De algemene overwegingen omtrent de straf.
Op grond van de aard van het bewezene alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, die zij hierna zal bepalen.
11.2 De bijzondere overwegingen omtrent de straf.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte voor het primair tenlastegelegde op te leggen een werkstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaar.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan stalking van zijn ex-vrouw [voornaam slachtoffer] [slachtoffer] door haar smsjes en e-mails te sturen waarin in sommige gevallen bedreigende teksten stonden vermeld. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard deze smsjes uit frustratie te hebben gestuurd. De aanleiding voor het sturen van de berichten was vooral gelegen in de problemen rondom de scheiding tussen verdachte en zijn ex-vrouw, de omgangsregeling met de kinderen en de alimentatieverplichting.
Belaging is een ernstig feit nu het gaat om een misdrijf gericht tegen de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer, dat door de belaging in veel gevallen gevoelens van angst, onzekerheid en onveiligheid ondervindt. Blijkens de aangiften van [slachtoffer] ondervindt zij gevoelens van angst, niet alleen voor zichzelf maar ook voor de kinderen.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij eerder is veroordeeld voor poging tot doodslag en nog in de proeftijd liep. Ook in die zaak was [slachtoffer] het slachtoffer en de rechtbank kan zich dan ook heel goed voorstellen dat teksten in de berichten op haar heel bedreigend zijn overgekomen.
Blijkens de rapportage die over verdachte is opgesteld lijdt hij niet aan een psychiatrische danwel persoonlijkheidsstoornis. De strafbare feiten zijn waarschijnlijk voortgekomen uit een samenloop van sociale factoren. Verdachte heeft het gevoel dat zijn ex-vrouw het voor hem onmogelijk maakt om zijn kinderen te zien en hij heeft financiële problemen omdat hij alimentatie moet betalen. Door het gemis en uit frustratie verstuurt hij vervolgens de berichten. Hierin heeft hij de neiging inadequaat om te gaan met de frustraties en deze impulsief te uiten. Verdachte moet als geheel toerekeningsvatbaar worden beschouwd en een normale strafrechtelijke afdoening wordt door de deskundige geadviseerd.
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundige over en maakt deze tot de hare.
Gezien voornoemde feiten en omstandigheden zal de rechtbank aan verdachte een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen teneinde de ernst van de feiten te benadrukken en verdachte ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen.
De rechtbank komt tot het oordeel dat, gezien de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende recht doet aan de ernst van het feit en de persoon van de verdachte, met dien verstande dat de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar voldoende acht.
12 De toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing berust op de artikelen 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 63 en 285b van het wetboek van strafrecht.
13 De beslissing.
RECHTDOENDE beslist de rechtbank als volgt.
Zij verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 7 is omschreven.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Zij verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het onder 9 vermelde strafbare feit.
Zij verklaart de verdachte deswege strafbaar.
Zij veroordeelt verdachte tot een taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 180 uren, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, te vervangen door 90 dagen vervangende hechtenis.
Zij bepaalt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht in mindering zal worden gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag.
Zij veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Zij beveelt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt bepaald op twee jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Zij heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kok, voorzitter, mr. Cohen-Koningsveld en mr. Toekoen, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Fleskens en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 11 mei 2007.