ECLI:NL:RBBRE:2007:BA7205

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
5 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/933
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslagen vennootschapsbelasting en verliesbeschikkingen

In deze zaak heeft belanghebbende, X BV, een deelneming verkocht in Y NV, wat leidde tot een verwatering van het belang tot onder de 5%. De gemachtigde van X BV heeft in een brief aan de inspecteur gesteld dat er sprake is van een oneigenlijke deelneming volgens artikel 13, derde lid, Wet VPB, en verzocht om bevestiging van dit standpunt. De inspecteur heeft echter besloten de kwestie voor te leggen aan een kennisgroep en heeft een kritische notitie opgesteld. De gemachtigde heeft hierop niet gereageerd, wat leidde tot het buiten behandeling stellen van het verzoek door de inspecteur.

In de aangifte vennootschapsbelasting voor 1998 heeft belanghebbende gesteld dat het aandelenpakket niet als een deelneming kan worden aangemerkt, wat geen materiële gevolgen zou hebben voor de belastbare winst. De inspecteur heeft echter aangegeven de aanslag conform de aangifte te willen vaststellen, maar zijn standpunt over de kwalificatie van het aandelenpakket voor te behouden tot het moment dat dit gevolgen heeft voor de belastbare winst. In de daaropvolgende jaren daalde de waarde van het aandelenpakket, wat leidde tot een waardedaling ten laste van het belastbare resultaat.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen geschil bestaat over de kwalificatie van het aandelenpakket als deelneming. Het beroep van belanghebbende op het vertrouwensbeginsel is door de rechtbank verworpen. De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat het door belanghebbende bepleite standpunt slechts zou leiden tot de vaststelling van een kleiner verlies, waardoor belanghebbende geen belang had bij gegrondverklaring van het beroep. De uitspraak is gedaan op 5 april 2007 door de meervoudige belastingkamer van de rechtbank Breda.

Uitspraak

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/933
Uitspraakdatum: 5 april 2007
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende] B.V., gevestigd te [woonplaats], eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.
Eiseres en verweerder worden hierna aangeduid als respectievelijk belanghebbende en inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 19 januari 2006 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende voor het jaar 2000 opgelegde aanslag vennootschapsbelasting naar een belastbaar bedrag van nihil.
en de gelijktijdig genomen beschikking tot vaststelling van het verlies voor dat jaar op ƒ 659.341 (€ 299.196).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 maart 2007 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, gemachtigde van belanghebbende, alsmede de inspecteur. Ter zitting is tevens behandeld het beroep van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar betreffende de aan haar opgelegde aanslagen in de vennootschapsbelasting casu quo de jegens haar genomen verliesbeschikkingen voor de jaren 2001 en 2002 met procedurenummers AWB 07/1289 en AWB 07/1290. Hetgeen is aangevoerd en overgelegd in die zaken geldt, voor zover van belang, tevens als aangevoerd en overgelegd in deze zaak.
1. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
2. Gronden
2.1. Aan belanghebbende zijn voor de jaren 2000, 2001 en 2002 aanslagen vennootschapsbelasting opgelegd en beschikkingen genomen tot vaststelling van het verlies voor die jaren. Tegen deze aanslagen en verliesbeschikkingen heeft belanghebbende bezwaar gemaakt waarop door de inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken is beslist. Belanghebbende heeft tegen die uitspraken beroep ingesteld. De rechtbank splitst dit beroep op in drie beroepen ieder steeds betreffende één jaar waarbij het beroep geregistreerd onder procedurenummer 06/933 betreft het jaar 2000, het beroep geregistreerd onder procedurenummer 07/1289 betreft het jaar 2001 en het beroep geregistreerd onder procedurenummer 07/1290 het jaar 2002.
2.2. Het beroep is gericht tegen de voor het onderhavige jaar genomen verliesbeschikking waarbij het verlies is vastgesteld op een bedrag groot ? 659.341 (€ 299.196).
2.3. Nu het door belanghebbende bepleite standpunt slechts kan leiden tot de vaststelling van een kleiner verlies, heeft belanghebbende geen belang bij gegrondverklaring van het beroep en dient het beroep mitsdien niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2.4. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
2.5. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 5 april 2007 door mr. J.J.J. Engel, voorzitter, mr. D. Hund en mr. C.A.F.M. Stassen, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. I. van Wijk, griffier.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.