ECLI:NL:RBBRE:2007:BA7205
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.J.J. Engel
- D. Hund
- C.A.F.M. Stassen
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen aanslagen vennootschapsbelasting en verliesbeschikkingen
In deze zaak heeft belanghebbende, X BV, een deelneming verkocht in Y NV, wat leidde tot een verwatering van het belang tot onder de 5%. De gemachtigde van X BV heeft in een brief aan de inspecteur gesteld dat er sprake is van een oneigenlijke deelneming volgens artikel 13, derde lid, Wet VPB, en verzocht om bevestiging van dit standpunt. De inspecteur heeft echter besloten de kwestie voor te leggen aan een kennisgroep en heeft een kritische notitie opgesteld. De gemachtigde heeft hierop niet gereageerd, wat leidde tot het buiten behandeling stellen van het verzoek door de inspecteur.
In de aangifte vennootschapsbelasting voor 1998 heeft belanghebbende gesteld dat het aandelenpakket niet als een deelneming kan worden aangemerkt, wat geen materiële gevolgen zou hebben voor de belastbare winst. De inspecteur heeft echter aangegeven de aanslag conform de aangifte te willen vaststellen, maar zijn standpunt over de kwalificatie van het aandelenpakket voor te behouden tot het moment dat dit gevolgen heeft voor de belastbare winst. In de daaropvolgende jaren daalde de waarde van het aandelenpakket, wat leidde tot een waardedaling ten laste van het belastbare resultaat.
De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen geschil bestaat over de kwalificatie van het aandelenpakket als deelneming. Het beroep van belanghebbende op het vertrouwensbeginsel is door de rechtbank verworpen. De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat het door belanghebbende bepleite standpunt slechts zou leiden tot de vaststelling van een kleiner verlies, waardoor belanghebbende geen belang had bij gegrondverklaring van het beroep. De uitspraak is gedaan op 5 april 2007 door de meervoudige belastingkamer van de rechtbank Breda.