ECLI:NL:RBBRE:2007:BA7273
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - meervoudig
- C.A.F.M. Stassen
- J.J.J. Engel
- D. Hund
- Rechtspraak.nl
Onvoldoende bewijs voor ondernemingsactiviteiten van een BV in oprichting
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 5 april 2007 uitspraak gedaan in een belastingkwestie waarbij belanghebbende, een medisch specialist, in geschil was met de inspecteur van de Belastingdienst over de toerekening van winstaandeel en uitgestelde beloningen. De rechtbank oordeelde dat belanghebbende niet voldoende bewijs had geleverd dat de onderneming in de jaren 2001 en 2002 voor rekening van de BV in oprichting werd gedreven. Belanghebbende had een niet-geregistreerde intentieverklaring overgelegd, maar de rechtbank oordeelde dat dit onvoldoende was om aan te tonen dat de BV daadwerkelijk actief was in die jaren. De inspecteur had de stelling van belanghebbende gemotiveerd betwist, en de rechtbank concludeerde dat het bewijs niet voldeed aan de eisen die gesteld worden aan de bewijslast in belastingzaken.
De rechtbank behandelde ook de vraag of stortingen door de maatschap op de bankrekening van belanghebbende als resultaat uit overige werkzaamheden moesten worden aangemerkt. Dit aspect werd niet verder behandeld, omdat het primair geschilpunt al was afgehandeld. Daarnaast werd er een verzoek om voeging behandeld, waarbij een andere zaak werd gevoegd, maar de rechtbank besloot dat er geen griffierecht was geheven en verklaarde deze zaak vervallen.
De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en partijen werd medegedeeld dat zij binnen zes weken hoger beroep konden instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.