ECLI:NL:RBBRE:2007:BA7498

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
13 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
424721 cv 06-7817
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van een voetbalvereniging voor verlies van in bewaring gegeven spullen

In deze zaak vordert eiser, een lid van een voetbalvereniging, schadevergoeding van de vereniging wegens verlies van persoonlijke spullen die hij in een kluisje had opgeborgen. De coach van het team had de kluissleutel voor aanvang van de wedstrijd in de bestuurskamer gelegd, waar een bestuurslid aanwezig was. Eiser stelt dat er een overeenkomst van bewaarneming is gesloten, maar de rechtbank oordeelt dat er geen bewijs is dat de coach als vertegenwoordiger van de vereniging handelde. De rechtbank overweegt dat de bestuurskamer niet was afgesloten en dat de kluissleutel onbeheerd is achtergelaten, wat kan leiden tot een onrechtmatige daad van de vereniging. De kantonrechter concludeert dat de vereniging mogelijk aansprakelijk is voor de schade die eiser heeft geleden door het verlies van zijn spullen, maar dat eiser moet bewijzen dat de kluissleutel aan het bestuurslid is toevertrouwd. De zaak wordt aangehouden voor bewijsvoering, waarbij eiser de gelegenheid krijgt om aan te tonen dat er een verbintenis tot bewaring bestond.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector kanton
Locatie Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 424721 CV 06-7817
vonnis d.d. 13 juni 2007
inzake
[eiser],
wonende te [adres],
eiser,
gemachtigde: mr. H. Berghout, SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer,
tegen
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid “[gedaagde]”,
statutair gevestigd te [adres],
gedaagde,
gemachtigde: mr. P.H.G.C. Gremmen, advocaat te Roosendaal.
Partijen worden aangeduid als “[eiser]” en “[gedaagde]”.
1. Het verloop van het geding
1.1 De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het exploot van dagvaarding van 24 november 2006 met producties;
b. de conclusie van antwoord met producties;
c. de conclusie van repliek met producties;
d. de conclusie van dupliek met producties;
e. de akte uitlating producties.
1.2 De inhoud van deze stukken geldt als hier ingelast.
2. Het geschil
[eiser] vordert, samengevat, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 1.258,49 te vermeerderen met rente, tot betaling van € 178,50 te vermeerderen met rente, en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
[gedaagde] weerspreekt de vordering.
3. De beoordeling
3.1 Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist staat tussen partijen het navolgende in rechte vast.
- [gedaagde] houdt een voetbalvereniging in stand. [eiser] is lid van [gedaagde] en speelt voetbal in het vierde elftal van die voetbalvereniging.
- Op zaterdag 1 april 2006 speelde het vierde elftal van de voetbalvereniging een thuiswedstrijd op een van de daartoe bij [gedaagde] in gebruik zijnde voetbalvelden.
- [gedaagde] had destijds in de kantine kluisjes geplaatst en de sleutels van die kluisjes pleegden op een sleutelbord in de bestuurkamer te hangen. [gedaagde] had die kluisjes geplaatst zodat de voetbalspelers daarin desgewenst hun spullen konden deponeren.
3.2 [eiser] stelt ter onderbouwing van zijn vordering verder nog dat:
- voor de aanvang van de wedstrijd op zaterdag 1 april 2006 de waardevolle en persoon-lijke spullen van de spelers van het vierde elftal, waaronder die van [eiser], werden verzameld en in een tas werden gedaan;
- [Z], coach van het vierde elftal, die tas met de verzamelde spullen vervolgens in één van de daartoe door [gedaagde] in de kantine geplaatste kluisjes plaatste;
- nadat coach [Z] het bewuste kluisje had afgesloten, coach [Z] de sleutel van dat kluisje gaf aan de toen in de bestuurskamer in ieder geval aanwezige [A], bestuurslid van [gedaagde], door deze met haar instemming op de tafel in de bestuurskamer te leggen;
- de sleutel van het bewuste kluisje op de tafel in de bestuurskamer bleef liggen;
- de bestuurskamer tijdens de wedstrijd van het vierde elftal niet was afgesloten;
- na afloop van de wedstrijd van het vierde elftal bleek dat de sleutel van het kluisje waarin de tas met de verzamelde spullen van de spelers van het vierde elftal was geplaatst, was verdwenen;
- ook die tas uit het kluisje toen bleek verdwenen en dat er geen braakschade was.
[eiser] baseert de vordering op een aan [gedaagde] toerekenbare schending van de verplichting om de in bewaring gegeven spullen en sleutel, te bewaren en terug te geven. [eiser] baseert de vordering ook op een aan [gedaagde] toerekenbare onrechtmatige daad, omdat haar bestuurslid [A] onzorgvuldig heeft gehandeld door de bewuste kluissleutel onbeheerd achter te laten in de onafgesloten bestuurskamer. [eiser] stelt, samengevat, dat coach [Z] als onderdeel van [gedaagde] moet worden beschouwd en dat hij door de diefstal een schade van € 1.258,49 lijdt. [eiser] maakt verder onder meer aanspraak op vergoeding van € 178,50 voor buitengerechtelijke (incasso)kosten.
3.3 [gedaagde] verweert zich door, samengevat, te ontkennen dat sprake was van een met haar gesloten bewaarnemingsovereenkomst en te stellen dat haar niets ter bewaarneming werd toevertrouwd. [gedaagde] ontkent ook onrechtmatig te hebben gehandeld. [gedaagde] stelt, samengevat, dat coach [Z] kennelijk in strijd met de geldende procedure en gemaakte afspraken beschikte over een kluissleutel en gebruik maakte van een kluisje. Volgens [gedaagde] is coach [Z] tegenover [eiser] verantwoordelijk voor de bewuste kluissleutel en de door hem in bewaring genomen spullen. [gedaagde] stelt dat de gebruiker van een kluisje de sleutel bij zich dient te houden en dat het gebruik van de door haar geplaatste kluisjes bovendien voor eigen rekening en risico van de gebruiker komt, hetgeen ook middels borden in het gebouw wordt aangegeven. [gedaagde] weerspreekt verder de gestelde schade. [gedaagde] ontkent ook de verschul-digdheid van buitengerechtelijke (incasso)kosten.
3.4 De kantonrechter overweegt dat [eiser] aan de vordering allereerst ten grondslag legt dat partijen voor de aanvang van de wedstrijd op zaterdag 1 april 2006 een overeenkomst van bewaarneming zouden hebben gesloten.
3.4.1 Voor zover [eiser] zich er daartoe op beroept zijn spullen aan coach [Z] te hebben toevertrouwd, volgt uit de stellingen van [eiser] niet, althans volstrekt onvoldoende, dat coach [Z] die spullen toen als vertegenwoordiger van [gedaagde] kreeg toevertrouwd. Daaruit volgt evenmin dat [eiser] toen op grond van een verklaring of gedraging van [gedaagde] heeft aangenomen of redelijkerwijze mocht aannemen dat coach [Z] daarbij als vertegenwoordiger van [gedaagde] handelde. Ook volgt daaruit niet dat [eiser] toen heeft aangenomen of redelijkerwijze mocht aannemen dat coach [Z] daarbij als orgaan van [gedaagde] zou hebben gehandeld of opgetreden.
3.4.2 Voor zover [eiser] zich er daartoe op beroept dat de bewuste kluissleutel aan bestuurslid [A] werd gegeven, werd haar die sleutel volgens [eiser] door coach [Z] toevertrouwd. Nu op grond van de stellingen en stukken niet kan worden geoordeeld dat coach [Z] daarbij optrad als vertegenwoordiger van [eiser], was [eiser] in ieder geval geen partij bij een eventueel tussen coach [Z] en bestuurslid [A] gesloten overeenkomst van bewaarneming.
3.4.3 Het voorgaande geldt nog temeer nu [eiser] ook lid is van [gedaagde] als vereniging en het zich dus allemaal binnen de interne verenigingsverhoudingen heeft afgespeeld.
3.4.4 Reeds uit het voorgaande volgt dat de vordering niet kan worden gedragen door een daartoe door [eiser] met [gedaagde] gesloten overeenkomst van bewaarneming.
3.5 [eiser] baseert de vordering ook op een aan [gedaagde] toerekenbare onrechtmatige daad en stelt daartoe dat haar bestuurslid [A] onzorgvuldig heeft gehandeld door de bewuste kluissleutel onbeheerd achter te laten in de onafgesloten bestuurskamer.
3.5.1 Niet uitdrukkelijk en gemotiveerd weersproken is dat het aan bestuurslid [A] verweten handelen of nalaten als zodanig als een handelen of nalaten van [gedaagde] moet worden beschouwd.
3.5.2 Ook is tussen partijen niet in geschil dat coach [Z] op zaterdag 1 april 2006 de sleutel van een kluisje op de tafel in de bestuurskamer legde, terwijl bestuurslid [A] toen in de bestuurskamer aanwezig was. Dat dit volgens [gedaagde] gebeurde in strijd met de terzake geldende procedure en gemaakte afspraken, is althans geen ontkenning van dat gebeurde als zodanig. In het licht van de gemotiveerde en met stukken onderbouwde stellingen van eiser terzake, is onvoldoende uitdrukkelijk en gemotiveerd weersproken dat na afloop van de wedstrijd van het vierde elftal die dag bleek dat de sleutel van het kluisje waarin de tas met de verzamelde spullen van de spelers van het vierde elftal was geplaatst, was verdwenen en dat ook die tas uit het kluisje was verdwenen.
3.5.3 Nu [eiser] zich op die bewaarneming beroept, draagt [eiser] in beginsel de bewijslast van de betwiste stelling dat bestuurslid [A] zich op zaterdag 1 april 2006 tegenover coach [Z] verbond om de haar toen toevertrouwde kluissleutel, te bewaren en terug te geven. Waar [gedaagde] nadrukkelijk ontkent dat de kluissleutel toen ook daadwerkelijk aan bestuurslid [A] werd overhandigd en toevertrouwd, rust ook op dat punt de bewijslast op [eiser] maar die ligt al mede opgesloten in de hiervoor geformuleerde bewijsopdracht. Overhandiging kan toevertrouwing opleveren. Met betrekking tot de te bewijzen toevertrouwing overweegt de kantonrechter wel alvast dat daarvan in dit geval pas sprake kan zijn indien de feitelijke macht over de sleutel aan bestuurslid [A] werd verschaft én coach [Z] uit enige verklaring of gedraging van bestuurslid [A] toen redelijkerwijze mocht begrijpen dat zij de zorg voor de kluissleutel op zich nam. Daarbij doet het er echter niet toe of bestuurslid [A] zich daartoe toen al dan niet wilde binden.
3.6 Indien [eiser] voornoemd bewijs niet mocht kunnen leveren, zal de vordering worden afgewezen. Alleen voor het geval [eiser] voornoemd bewijs wel mocht kunnen leveren, wordt het navolgende overwogen.
3.6.1 Omdat bij alle betrokkenen bekend was waar een dergelijke kluissleutel voor stond, levert een aan bestuurslid [A] toerekenbare tekortkoming in haar tegenover coach [Z] aangegane verplichting om bij de bewaring van de kluissleutel dan de zorg van een goed bewaarder in acht te nemen, in dat geval tegenover [eiser] een aan [gedaagde] toereken-bare onrechtmatige daad op die haar verplicht de schade die [eiser] daardoor lijdt, te vergoeden. Bestuurslid [A] wist immers waarvoor die kluissleutel stond en waarvoor de bewuste kluisjes pleegden te worden gebruikt, zodat zij dan ook wist of althans had moeten weten dat een eventuele schending van haar tegenover coach [Z] aangegane verplichting ook tegenover anderen wier spullen in de bewuste kluis aanwezig zouden zijn, onbetamelijk zou zijn. Dat daarmee dan in strijd met de terzake geldende procedure en gemaakte afspraken zou zijn gehandeld en dat het gebruik van de door [gedaagde] geplaatste kluisjes in beginsel voor rekening en risico van de gebruiker komt zoals ook middels borden in het gebouw zou zijn aangegeven, maakt dat dan als zodanig niet anders. Waar bestuurslid [A] dan haar medewerking terzake heeft verleend, is het in de dan gegeven omstandigheden naar maat-staven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat [gedaagde] zich op haar terzake uitgezonderde aansprakelijkheid beroept. Bij een en ander is mede in aanmerking genomen dat als zodanig niet uitdrukkelijk en gemotiveerd is weersproken dat de kluissleutel enige tijd op de tafel in de onafgesloten bestuurskamer heeft gelegen, terwijl bestuurslid [A] de bestuurskamer op enig moment heeft verlaten zonder zich om die sleutel te bekommeren.
3.6.2 Zoals uit het vorenoverwogene volgt is [gedaagde] in geval van een haar toerekenbare onrechtmatige daad verplicht om de schade die [eiser] daardoor lijdt, te vergoeden. De door [eiser] gemotiveerde en geadstrueerde schade inzake zijn nieuwe portemonnee, verdwenen contant geld, nieuwe rijbewijs, nieuwe sleutels, nieuwe bankpas en nieuwe chippas zijn dan als zodanig onvoldoende gemotiveerd betwist en worden dan toewijsbaar geacht. Dat betreft dan een bedrag van € 187,65. De overige gestelde schade inzake met name de vervanging van sloten wordt dan echter niet toewijsbaar geacht, omdat het met name kosten betreft waarvan [eiser] thans nog slechts stelt voornemens te zijn die alsnog te gaan maken. Indien [eiser] er thans na verloop van meer dan een jaar alsnog voor mocht kiezen om die kosten te gaan maken, kan niet meer worden geoordeeld dat die kosten dan in zodanig verband staan met de op 1 april 2006 gepleegde onrechtmatige daad, dat zij [gedaagde] nog als een gevolg daarvan als schade kan worden toegerekend.
3.6.3 Met betrekking tot de gevorderde buitengerechtelijke (incasso)kosten kan bij een eventuele toewijzing van de hoofdvordering niet worden geoordeeld dat niet is voldaan aan het vereiste dat alleen redelijke kosten die in redelijkheid zijn gemaakt, kunnen worden toegewezen. Die kosten zijn als zodanig ook niet uitdrukkelijk en gemotiveerd weersproken. Gelet op een dan toewijsbare hoofdsom van € 187,65 zal voor buitengerechtelijke (incasso)kosten echter slechts een bedrag van € 44,03 toewijsbaar zijn.
3.7 Gelet op het voorgaande dient in beginsel alleen nog te worden beoordeeld de door [eiser] te bewijzen stelling dat bestuurslid [A] zich op zaterdag 1 april 2006 tegenover coach [Z] verbond om de haar toen toevertrouwde kluissleutel, te bewaren en terug te geven. De overige geschilpunten behoeven dan geen bespreking meer. Nu het bewijs in het licht van de al overgelegde stukken niet voorshands geleverd wordt geacht, wordt [eiser] tot dat bewijs toegelaten. In afwachting van de bewijsvoering wordt iedere verdere beslissing aangehouden.
4. De beslissing
De kantonrechter:
draagt [eiser] op te bewijzen dat [A] zich op zaterdag 1 april 2006 tegenover [Z] verbond om de haar toen toevertrouwde kluissleutel, te bewaren en terug te geven;
bepaalt dat deze zaak weer zal worden uitgeroepen ter terechtzitting van:
woensdag, 4 juli 2007 om 11.00 uur
teneinde [eiser] gelegenheid te geven zich erover uit te laten op welke wijze hij gemeld bewijs wil leveren en, indien hij dit wenst door middel van getuigen, alsdan de namen en woonplaatsen van die getuigen, alsmede de verhinderdata van zijn gemachtigde, van de wederpartij en van de eventueel te horen getuigen op te geven, waarna een dag voor het verhoor van die getuigen zal worden bepaald;
bepaalt dat, voor het geval [eiser] dat bewijs wenst te leveren door middel van het in het geding brengen van bescheiden, dat kan plaatsvinden op voormelde terechtzitting;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.G.W.M. Stienissen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op de terechtzitting van woensdag 13 juni 2007.