ECLI:NL:RBBRE:2007:BA9385

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
11 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02/800621-06
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting wegens gebrek aan bewijs van dwang of geweld

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 11 juli 2007, stond de verdachte terecht op verdenking van verkrachting. De zaak betrof een incident dat plaatsvond op 13 mei 2006 tijdens de havenfeesten in Lage Zwaluwe, waar de verdachte en zijn medeverdachte een meisje, dat onder invloed van alcohol was, respectloos hebben benaderd. De rechtbank oordeelde dat er geen overtuigend bewijs was dat de aangeefster door geweld of bedreiging met geweld was gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de verdachten misbruik hebben gemaakt van de situatie van de aangeefster, er geen sprake was van verkrachting in juridische zin. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten, omdat niet bewezen kon worden dat de aangeefster onder zodanige druk stond dat zij geen weerstand kon bieden. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte werd vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank hief tevens het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 800621-06
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 juli 2007
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1987] te [geboorteplaats]
wonende aan de [adres], [woonplaats]
raadsvrouw mr. Van Vliet, advocaat te Tilburg.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 juni 2007, waarbij de officier van justitie, mr. Jeras, en de verdediging hun standpunten hebben kenbaar gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met zijn medeverdachte [medeverdachte], een meisje heeft verkracht.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat op grond van de verklaringen van aangeefster, verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] hetgeen ten laste is gelegd, met uitzondering van de geslachtsgemeenschap, wettig en overtuigend kan worden bewezen. De officier van justitie heeft daarbij aangegeven dat verdachten rekening dienden te houden met het feit dat de ten laste gelegde handelingen tegen de wil van het slachtoffer zijn gebeurd, nu het slachtoffer op geen enkele wijze duidelijk heeft gemaakt dat zij de seksuele handelingen wel wilde ondergaan en verrichten.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft – kort gezegd – als verweer gevoerd dat de verklaringen van het slachtoffer niet betrouwbaar zijn en tevens op punten aantoonbaar onjuist zijn. Dit heeft naar de mening van de verdediging tot gevolg dat er sprake is van onvoldoende wettig bewijs, subsidiair dat de overtuiging ontbreekt, zodat verdachte moet worden vrijgesproken.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat uit het dossier en tijdens het onderzoek ter terechtzitting het volgende vast is komen te staan. Daarbij heeft de rechtbank de verklaringen van aangeefster, verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] gebruikt, daar waar zij met elkaar overeenkomen. Daar waar gesproken wordt over ‘verdachten’, worden verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] bedoeld.
Verdachten waren op 13 mei 2006 aanwezig op de havenfeesten in Lage Zwaluwe. Ook was daar aanwezig aangeefster [slachtoffer]. Verdachten kenden haar oppervlakkig, namelijk slechts bij naam en gezicht.
Buiten het café zijn verdachten en aangeefster elkaar bij toeval tegengekomen. Kennelijk werd bij deze ontmoeting duidelijk dat verdachten op zoek waren naar [naam] en aangeefster naar haar vriendin [naam]. Vervolgens werd besloten om samen te lopen en op zoek te gaan naar genoemde personen, die kennelijk samen waren.
In eerste instantie liepen verdachten en aangeefster los van elkaar. Al snel sloegen verdachten een arm om aangeefster heen, dit gebeurde op een wijze waarbij verdachten eerst over haar kleding en daarna in de bh aan beide borsten van aangeefster voelden. Kort daarop hebben beide verdachten in de broek van aangeefster aan haar vagina gevoeld.
Er is niet door verdachten gevraagd of aangeefster in was voor dergelijke handelingen.
Vervolgens hebben verdachten aan aangeefster gevraagd of haar broek uit mocht. Daar voelde aangeefster in eerste instantie niet voor. Verdachten hebben toch tot twee keer toe de broek van aangeefster omlaag gedaan.
Uiteindelijk zijn verdachten en aangeefster op de plek aangekomen waar de seksuele handelingen verder zijn gegaan. Verdachten bleven bij aangeefster aandringen om hen te pijpen, hoewel ze aangaf daar niet voor te voelen. Uiteindelijk komt het daar ook van. Terwijl aangeefster op een houten afbakening ligt, pijpt zij beide verdachten en wordt zij ook ongevraagd gevingerd door beide verdachten.
Bij voornoemde gebeurtenissen tekent de rechtbank aan dat verdachten met hun tweeën waren en dat zij groter en ouder waren dan aangeefster.
Op grond van hetgeen hiervoor is omschreven, komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachten, die zoals gezegd in de meerderheid en ouder waren, misbruik hebben gemaakt van aangeefster. Aangeefster, die ten tijde van het voorval zestien jaar oud was, had tamelijk veel gedronken en was op zoek naar haar vriendin omdat ze naar huis wilde. Verdachten hebben beiden bemerkt dat aangeefster onder invloed van alcohol was. Verdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat ze moeilijk sprak en zwalkte.
Verdachten hebben niettemin aangedrongen op seksuele handelingen met en/of door aangeefster.
Dergelijk gedrag van verdachten is naar het oordeel van de rechtbank bijzonder laakbaar. Verdachten hebben op respectloze wijze misbruik gemaakt van aangeefster.
Dat gezegd hebbende, ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of er in juridische zin sprake is van een verkrachting zoals aan verdachten ten laste is gelegd. Daarbij is van doorslaggevend belang of aangeefster door geweld of bedreiging met geweld of andere feitelijkheden onder zodanige druk is komen te staan dat zij geen weerstand kon bieden aan verdachten. Bij de beantwoording van deze vraag, is er een aantal omstandigheden aan te wijzen dat de rechtbank bij haar beslissing in ogenschouw dient te nemen.
Daarbij merkt de rechtbank op dat de verklaringen van verdachten en aangeefster op punten uiteen lopen, zoals meestal in dergelijke zaken. Daarom is moeilijk vast te stellen wat er nu precies is gebeurd. Wel stelt de rechtbank het volgende vast.
De rechtbank stelt vast dat aangeefster niet door geweld of bedreiging met geweld is gedwongen tot de seksuele handelingen. Immers, verdachten en aangeefster hebben hier niet over verklaard.
De vraag rest of er sprake was van andere feitelijkheden waardoor aangeefster onder een zodanige druk is komen te staan dat zij geen weerstand kon bieden aan verdachten. De volgende feitelijkheden zijn daarvoor in het dossier aan te wijzen. In de eerste plaats was er aan de kant van verdachten sprake van een numeriek en fysiek overwicht. Verder is haar broek tot twee keer toe omlaag getrokken. Andere feitelijkheden zijn de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van deze feitelijkheden niet overtuigend bewezen kan worden dat deze feitelijkheden zo bedreigend waren, dat aangeefster echt werd gedwongen tot het verrichten en ondergaan van de ten laste gelegde seksuele handelingen.
De rechtbank acht daarom niet overtuigend bewezen dat verdachte het feit heeft begaan en zal hem dan ook vrijspreken.
5 De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadee[slachtoffer] vordert schadevergoeding tot een bedrag van € 6267,47 terzake van het tenlastegelegde feit.
De verdachte wordt vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
6 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde feit.
Benadeelde partijen
- bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk is in haar vordering en dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij] in de kosten van de veroordeelde tot op heden begroot op nihil; (BP.15)
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. Breeman, voorzitter, mr. Van den Heuvel en mr. Zuidema, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van de Weijgert, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 11 juli 2007. mrs. Van den Heuvel en Zuidema zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage 1.
hij op of omstreeks 13 mei 2006 te Lage Zwaluwe, gemeente Drimmelen, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een)
handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte en/of (een of
meer van) zijn mededader(s)
- meerdere malen, althans eenmaal zijn/hun vinger(s) in de vagina van die
[slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- meerdere malen, althans eenmaal zijn/hun penis in en/of tegen de mond van
die [slachtoffer] gebracht/geduwd en/of
- meerdere malen, althans eenmaal zijn/hun penis in van de vagina
en van die [slachtoffer] gebracht/geduwd en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, de borsten van die [slachtoffer] betast
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die
bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
- die [slachtoffer] naar een afgelegen/afgezonderde plek heeft/hebben gebracht/geduwd
- het hoofd van die [slachtoffer] omlaag heeft/hebben geduwd (tengevolge waarvan die
[slachtoffer] geknield is komen te zitten) en/of
- (meermalen) de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer] heeft/hebben
uitgetrokken en/of
- die [slachtoffer] (meermalen) bij haar armen en/of benen heeft/hebben vastgepakt
en/of de benen van die [slachtoffer] uit elkaar heeft/hebben getrokken en/of
- die [slachtoffer] (meermalen) op een muurtje/houten afzetting heeft/hebben gelegd
en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft/hebben doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht