ECLI:NL:RBBRE:2007:BB0461
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Belastingvrije vergoeding voor gezinsbezoek op basis van ondertekende declaraties door werknemers
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 21 juni 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen [belanghebbende] BV en de inspecteur van de Belastingdienst. Het betreft een beroep tegen de naheffingsaanslag loonbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2000 tot en met 2002, alsook de daarbij opgelegde boete. De rechtbank heeft vastgesteld dat de door werknemers ondertekende declaraties voor reizen ten behoeve van gezinsbezoek voldoende bewijs vormen voor belastingvrije vergoedingen. Tijdens de zitting op 7 juni 2007 in Roermond zijn zowel de gemachtigde van de belanghebbende als de inspecteur gehoord.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, en de naheffingsaanslag verminderd tot € 5.659 en de boete tot € 1.250. Tevens is de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 322, en is de Staat gelast het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 281 te vergoeden. De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de inspecteur bij twijfel over de juistheid van de declaraties objectief toetsbare omstandigheden moet aanvoeren. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur niet voldeed aan deze eis, aangezien zijn argumenten niet voldoende onderbouwd waren.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch. De rechtbank heeft de uitspraak gedaan in het kader van de Algemene wet bestuursrecht en de Wet op de loonbelasting 1964, waarbij de rechtszekerheid van de belastingplichtige voorop staat.