ECLI:NL:RBBRE:2007:BB3922
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. Alferink
- A. van Kralingen
- J. Pick
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van medeplegen van verkrachting en veroordeling voor wederrechtelijke vrijheidsberoving en bezit van een afbeelding van seksuele gedragingen met een minderjarige
Op 20 september 2007 heeft de Rechtbank Breda uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplegen van verkrachting, wederrechtelijke vrijheidsberoving en het vervaardigen en in bezit hebben van een afbeelding van seksuele gedragingen met een minderjarige. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het medeplegen van verkrachting, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij als medepleger betrokken was bij het feit. De rechtbank oordeelde dat er geen nauwe en bewuste samenwerking was geweest en dat de verdachte niet op de hoogte was van de intenties van de medeverdachten.
Wel heeft de rechtbank de verdachte schuldig bevonden aan het wederrechtelijk van de vrijheid beroven van het slachtoffer en het in bezit hebben van een afbeelding van seksuele gedragingen met een minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten de deur van de doucheruimte hebben gebarricadeerd, waardoor het slachtoffer niet kon ontsnappen. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte een afbeelding heeft vervaardigd en in bezit had, waarop seksuele gedragingen met een minderjarige te zien waren.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 115 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Tevens is er een werkstraf van 60 uren opgelegd. De rechtbank heeft rekening gehouden met het blanco strafblad van de verdachte en de psychische gevolgen voor het slachtoffer. De benadeelde partij heeft een schadevergoeding gevorderd, waarvan een voorschot van € 2.000,- is toegewezen voor immateriële schade. De rechtbank heeft de overige delen van de vordering niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet van zo eenvoudige aard waren dat ze in dit strafgeding konden worden behandeld.