ECLI:NL:RBBRE:2007:BB4489
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- D. Hund
- J.J.J. Engel
- C.A.F.M. Stassen
- Rechtspraak.nl
Herinvesteringsvoornemen en bewijsvoering in vennootschapsbelastingzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 30 augustus 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen [belanghebbende] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft de vraag of belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat er op de balansdatum van het jaar 2001 een herinvesteringsvoornemen bestond, wat van belang is voor de toepassing van de herinvesteringsreserve volgens artikel 3.54 van de Wet inkomstenbelasting 2001. De inspecteur had eerder een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd aan belanghebbende voor een belastbaar bedrag van € 1.468.222, waartegen belanghebbende bezwaar had gemaakt.
Tijdens de zitting op 16 augustus 2007 heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord. Belanghebbende stelde dat zij in 2001 haar assurantieportefeuille en bedrijfspand had verkocht, wat resulteerde in een boekwinst van € 1.543.644, dat zij had gedoteerd aan een herinvesteringsreserve. De rechtbank oordeelde echter dat belanghebbende niet voldoende bewijs had geleverd voor het bestaan van een herinvesteringsvoornemen op de relevante datum. De rechtbank wees erop dat het enkele feit dat er in 1999 besprekingen waren over een mogelijke overname van een scheepswerf niet voldoende was om het voornemen aan te tonen, vooral omdat er geen bewijs van deze besprekingen was overgelegd.
De rechtbank concludeerde dat belanghebbende niet had aangetoond dat er op de balansdatum een herinvesteringsvoornemen bestond, en verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.