3.2. Tussen partijen staat het volgende vast:
a. Medio 2006 hebben [gedaagde] c.s. hun woning aan de Arenberglaan 268 te Breda (hierna: de woning) te koop aangeboden via een makelaar.
b. Op 18 juli 2006 hebben [eiser] c.s. de woning bezichtigd en meteen een bod uitgebracht op de woning. [gedaagde] c.s. hebben dit bod verworpen.
c. Op 19 of 20 juli 2006 hebben [eiser] c.s. opnieuw een bod gedaan dat door [gedaagde] c.s. is geaccepteerd.
d. Vervolgens is op 26 juli 2006 namens de makelaar een concept koopovereenkomst en een daarbij behorende sleutelverklaring naar partijen gestuurd. [eiser] c.s. hebben deze stukken diezelfde dag ontvangen en [gedaagde] c.s. op 27 juli 2006.
e. In de concept koopovereenkomst staat onder meer vermeld dat [eiser] c.s. de woning per 20 juli 2006 van [gedaagde] c.s. kopen tegen een koopprijs van euro 229.000,--. Verder staat in die overeenkomst dat de feitelijke levering van de woning zal plaatsvinden op 15 november 2006. Voorts is bepaald dat de juridische levering van de woning zal plaatsvinden op 15 november 2007 en dat de koopprijs op die datum moet worden betaald.
f. In de sleutelverklaring is onder andere het volgende bepaald:
‘In afwijking van het gestelde in de koopakte vindt de feitelijke levering van het gekochte plaats op 15 november 2006 of zoveel [eerder] of later als partijen tezamen nader overeenkomen. Vanaf die datum komen de lasten voor rekening van de kopers (rechtbank: [eiser] c.s.) evenals de kosten van energie e.d. Tevens zal er een bedrag van euro 850,-- … per maand verschuldigd zijn aan verkopers (rechtbank: [gedaagde] c.s.) …’
g. Partijen hebben de concept koopovereenkomst en sleutelverklaring niet ondertekend.
h. Op 27 juli 2006 heeft de makelaar van [gedaagde] c.s. [eiser] c.s. gebeld in verband met het feit dat (kort gezegd) in de periode tussen de beoogde feitelijke levering van de woning aan [eiser] c.s. per 15 november 2006 en de beoogde juridische levering per 15 november 2007, [gedaagde] c.s. de koop van een andere woning niet zouden kunnen financieren.
i. Naar aanleiding daarvan heeft er op 28 juli 2006 een bespreking plaatsgevonden tussen partijen en de makelaar. Toen is onder meer besproken dat [gedaagde] c.s. op zoek zouden gaan naar een huurwoning en dat de makelaar hen daarbij zou helpen.
j. Bij brief van 23 augustus 2006 heeft mr. Verberne, namens [eiser] c.s., [gedaagde] c.s. gesommeerd om voormelde koopovereenkomst binnen vijf werkdagen te ondertekenen. [gedaagde] c.s. hebben aan deze sommatie geen gehoor gegeven.
k. Vervolgens heeft mr. Verberne bij brief van 3 oktober 2006 te kennen gegeven dat [eiser] c.s. afzien van nakoming van de koopovereenkomst. Verder zijn [gedaagde] c.s. bij die brief verzocht om binnen twee weken de door [eiser] c.s. geleden en te lijden schade van in totaal euro 12.173,-- te vergoeden.