ECLI:NL:RBBRE:2007:BB7335

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
7 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
446929 cv 07-3476
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een factuur in het kader van een overeenkomst tot aanneming van werk

In deze zaak vorderde eiseres, REAKTIE SAFETY SHOPS B.V., betaling van een factuur van € 4.473,20 van gedaagde, HERTOGHS CARROSSERIEËN B.V., in het kader van een overeenkomst tot aanneming van werk. De werkzaamheden betroffen het verwijderen van een olievlek veroorzaakt door diesellekkage. Eiseres had gedaagde op 7 december 2006 gefactureerd voor de verrichte werkzaamheden, maar gedaagde had een restantbedrag van € 3.679,35 onbetaald gelaten. Eiseres stelde dat er geen vaste prijs was afgesproken en dat de kosten op basis van regie werden gefactureerd, terwijl gedaagde meende dat er een misverstand was over de kosten en dat de overeenkomst nietig of vernietigbaar was wegens dwaling.

De rechtbank oordeelde dat de overeenkomst tussen partijen moest worden aangemerkt als een overeenkomst tot aanneming van werk in de zin van artikel 7:750 BW. De rechtbank stelde vast dat er geen vastomlijnde werk- en prijsafspraken waren gemaakt, en dat gedaagde een redelijke prijs verschuldigd was voor de verrichte werkzaamheden. De rechtbank verwierp het verweer van gedaagde dat er geen overeenstemming was bereikt over de bijkomende kosten en dat eiseres haar mededelingsplicht had geschonden. De rechtbank oordeelde dat eiseres haar werkzaamheden naar behoren had verricht en dat gedaagde de factuurbedragen niet had betwist met voldoende onderbouwing.

De rechtbank wees de vordering van eiseres toe en veroordeelde gedaagde tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten van eiseres. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter M.G.W.M. Stienissen op 7 november 2007.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector kanton
Locatie Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 446929 CV EXPL 07-3476
vonnis d.d. 7 november 2007
inzake
de besloten vennootschap REAKTIE SAFETY SHOPS B.V.,
gevestigd te Moerdijk,
eiseres,
gemachtigde: Rechtskundig Adviesbureau & Incassokantoor INCASU, te Bergschenhoek,
tegen:
de besloten vennootschap HERTOGHS CARROSSERIEËN B.V.,
gevestigd te (4707 RE) Roosendaal, aan het adres Gewenten 49,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R.E. Teusink, advocaat te Roosendaal.
1. Het verloop van het geding
1.1. het exploot van dagvaarding d.d. 6 juni 2007, met producties;
1.2. de conclusie van antwoord;
1.3. de conclusie van repliek, met producties;
1.4. de conclusie van dupliek, met producties;
1.5. de akte uitlaten producties, zijdens eiseres.
2. Het geschil
2.1
Eiseres vordert - na vermindering van eis - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te veroordelen om aan eiseres te betalen een bedrag van € 4.473,20, te vermeerderen met rente en kosten.
2.2
Gedaagde heeft zich tegen de vordering verweerd.
3. De beoordeling
3.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de niet bestreden inhoud van de producties, staat tussen partijen vast dat eiseres in opdracht en voor rekening van gedaagde krachtens een met deze gesloten overeenkomst op 23 november 2006 werkzaamheden heeft verricht met betrekking tot het verwijderen van een door diesellekkage veroorzaakte olievlek, voor welke werkzaamheden eiseres gedaagde op
7 december 2006 heeft gefactureerd.
3.2
Eiseres legt aan haar vordering ten grondslag de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst uit hoofde waarvan gedaagde de gefactureerde bedragen verschuldigd is geworden, doch waarvan gedaagde een restantbedrag van
€ 3.679,35 onbetaald heeft gelaten.
Eiseres stelt dat zij naar aanleiding van het telefonisch contact met gedaagde d.d. 23 november 2006, waarin door gedaagde om een opgave van kosten werd gevraagd, het uurtarief van een veldmedewerker ad € 49,50 exclusief BTW heeft doorgegeven en duidelijk heeft medegedeeld dat zij de andere kosten niet vooruit kon inschatten en daarover ook geen mededelingen kon doen. Zij stelt dat de opdracht niet tegen een bepaald uurtarief is aangenomen, noch tegen een bepaalde totaalprijs. Eiseres geeft aan dat in de calamiteitenbranche heel veel kosten niet of slechts zeer beperkt zijn in te schatten en dat snel en adequaat moet worden gehandeld om verdere (milieu)schade te verkomen. Derhalve wordt in alle gevallen slechts een uurtarief afgegeven en medegedeeld dat op basis van regie wordt gefactureerd. Zij stelt dat gedaagde zonder enig voorbehoud de opdracht heeft verstrekt om het oliespoor op het terrein te reinigen. Volgens eiseres is hetgeen zij in rekening heeft gebracht geenszins buiten proporties en heeft zij haar werkzaamheden conform de opdracht uitgevoerd. Gedaagde is derhalve gehouden tot voldoening van het restantbedrag op de onderhavige factuur, aldus eiseres. Zij maakt voorts aanspraak op voldoening van de wettelijke rente, welke tot en met 31 mei 2007 is berekend op een bedrag van
€ 193, 85, alsmede op vergoeding van de door haar gemaakte buitengerechtelijke kosten ad € 600,-.
3.3
Gedaagde betwist het restantbedrag ad € 3.679,35 van de onderhavige factuur verschuldigd te zijn. Alvorens aan eiseres de opdracht tot reiniging van het wegdek te verstrekken, heeft gedaagde geïnformeerd naar de kosten die daarvoor in rekening zouden worden gebracht. Volgens gedaagde heeft eiseres daarbij aangeboden het wegdek schoon te maken tegen een uurtarief van € 41,- te vermeerderen met BTW en geringe aanvullende kosten, waarna gedaagde de opdracht aan eiseres heeft verstrekt. Op basis van deze informatie zou gedaagde een inschatting hebben gemaakt, waarbij zij er vanuit ging dat zij een rekening van circa € 600,- zou krijgen. Gedaagde meent dat er geen overeenstemming is bereikt over de gerekende bijkomende kosten, welke ook niet aan haar zijn medegedeeld voor het aangaan van de overeenkomst en die zij ook niet in die omvang behoefde te verwachten. Gedaagde betwist de verschuldigdheid van de aanvullende kosten die achteraf blijken te zijn gerekend, waaronder die betreffende de ZOAB reinigingswagen, het voor medewerkers van eiseres gerekend aantal uren, de set-up kosten, ontvettingsmiddel, reiskosten calamiteiten auto, afvoerkosten en contractors fee. Volgens gedaagde heeft eiseres haar mededelingsplicht geschonden. Zij stelt dat zij de overeenkomst met eiseres niet, althans niet onder dezelfde voorwaarden zou zijn aangegaan, indien zij wel juist zou zijn geïnformeerd omtrent de kosten die eiseres uiteindelijk in rekening heeft gebracht. Volgens gedaagde is de overeenkomst nietig, althans vernietigbaar nu zij heeft gedwaald. Voorst voert gedaagde aan geen incassokosten verschuldigd te zijn.
3.4
De tussen partijen gesloten overeenkomst dient te worden aangemerkt als een overeenkomst tot aanneming van werk in de zin van art. 7:750 BW, nu partijen zich bij deze overeenkomst verbonden hebben tegen een bepaalde prijs een bepaald werk van stoffelijke aard tot stand te brengen, waaronder ook begrepen dient te worden het bewerken van reeds bestaande zaak. Tussen partijen is in geschil of de overeenkomst is gesloten tegen een bepaald uurtarief.
Art. 7:752 lid 1 BW bepaalt dat indien bij het sluiten van de overeenkomst geen (vaste) prijs is bepaald, de opdrachtgever een redelijke prijs verschuldigd is. De opdrachtgever is eveneens een redelijke prijs verschuldigd indien slechts een richtprijs is bepaald, doch daarbij geldt volgens art. 7:752 lid 2 BW dat deze richtprijs met niet meer dan 10% mag worden overschreden, tenzij de aannemer de opdrachtgever zo tijdig mogelijk voor de waarschijnlijkheid van een verdere overschrijding heeft gewaarschuwd, om hem de gelegenheid te geven het werk alsnog te beperken of te vereenvoudigen.
3.5
Niet in geschil is dat eiseres aan gedaagde een uurtarief heeft afgegeven. Dit brengt echter niet met zich mee dat eiseres voor haar werkzaamheden een vaste prijs zou rekenen, noch dat partijen een richtprijs zijn overeengekomen. Zulks is ook niet door gedaagde gesteld. Uit de door gedaagde zelf overgelegde verklaringen is gebleken, dat eiseres bij het afgeven van dit uurtarief aan gedaagde heeft medegedeeld dat daarbij aanvullende kosten komen, welke zij niet vooruit kon inschatten. Derhalve kan er niet vanuit worden gegaan dat de overeenkomst tegen een vast (uur)tarief is gesloten. Gedaagde heeft niet betwist dat door eiseres in alle gevallen wordt medegedeeld dat op basis van regie wordt gefactureerd. Het afgeven van een uurtarief waarbij gewezen wordt op aanvullende kosten, staat ook niet aan het afrekenen op basis van regie in de weg, nu gesteld noch gebleken is dat een dergelijk uurtarief een voor partijen bindende vaste prijsafspraak impliceerde. Blijkens de overgelegde opdrachtbevestiging heeft gedaagde zonder enig voorbehoud de opdracht tot schoonmaken van het buitenterrein aan eiseres verstrekt. Gelet op het vorenoverwogene, moet het ervoor worden gehouden dat partijen geen vastomlijnde werk- en prijsafspraken hebben gemaakt, doch dat zou worden afgerekend op regiebasis, inhoudende dat na voltooiing van het werk de daadwerkelijke uitvoeringskosten worden vergoed. Derhalve dient het verweer van gedaagde, dat er geen overeenstemming is bereikt over de gerekende bijkomende kosten, welke ook niet aan haar zijn medegedeeld voor het aangaan van de overeenkomst en die zij ook niet in die omvang behoefde te verwachten, te worden verworpen. Immers, bij een overeenkomst tot aanneming van werk waarbij vastomlijnde werk- en prijsafspraken ontbreken, vloeit uit de aard van de overeenkomst voort dat de aannemer die het aan hem opgedragen werk conform de overeenkomst heeft verricht, een naar redelijkheid en billijkheid vast te stellen beloning voor diens verrichte werkzaamheden toekomt. Nu tussen partijen geen richtprijs is overeengekomen en gesteld noch gebleken is dat de prijs afhankelijk is gesteld van de bij de overeenkomst geschatte tijdsduur voor de uitvoering van het werk, bestond er voor eiseres geen waarschuwingsplicht in de zin van art. 7:752 lid 2 BW.
3.6
Tussen partijen is niet in geschil, dat eiseres haar werkzaamheden naar gedaagdes tevredenheid heeft verricht en het opgeleverde werk door gedaagde (stilzwijgend) is aanvaard, zodat gedaagde aan eiseres in beginsel een redelijke prijs verschuldigd is, zoals bepaald in art. 7:752 lid 1 BW. Bij de bepaling van die prijs wordt rekening gehouden met de door de aannemer ten tijde van het sluiten van de overeenkomst gewoonlijk bedongen prijzen en met de door haar ter zake van de vermoedelijke prijs gewekte verwachtingen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
3.7
Met betrekking tot het eerste criterium betreffende de gewoonlijk bedongen prijzen, stelt gedaagde weliswaar dat ter zake het ontvettingsmiddel een absurd hoog bedrag van € 675,- is gerekend en dat zij navraag bij andere schoonmaakbedrijven heeft gedaan, doch zij laat daarbij na te vermelden tot welke conclusie deze navraag zou hebben geleid. Daarbij komt, dat gedaagde zelf stelt geen enkele kennis of ervaring met dit soort schoonmaakwerkzaamheden te hebben en dat eiseres op dit gebied een deskundige is. Voornoemd verweer van gedaagde wordt derhalve gepasseerd bij gebreke van een voldoende concrete en gemotiveerde onderbouwing. Met betrekking tot de overige opgevoerde posten is gesteld noch gebleken dat eiseres daarbij buitensporig hoge prijzen zou rekenen, zodat het ervoor moet worden gehouden, dat eiseres de voor vergelijkbare werken in de betreffende branche gangbare prijzen gerekend heeft.
3.8
Met betrekking tot het tweede criterium omtrent de door de aannemer ter zake van de vermoedelijke prijs gewekte verwachtingen, geldt het volgende. Eiseres heeft een uurtarief van een medewerker afgegeven waarbij zij heeft medegedeeld dat daar nog aanvullende kosten bij zouden komen. Gedaagde stelt weliswaar dat het daarbij om “geringe” aanvullende kosten zou gaan, doch uit de brief van gedaagde d.d. 8 februari 2007 en uit de door gedaagde in het geding gebrachte verklaringen, blijkt dat eiseres heeft medegedeeld dat er nog “wat kosten bij zouden komen”, zodat niet aannemelijk is gemaakt, dat eiseres heeft medegedeeld dat deze bijkomende kosten slechts van geringe omvang zouden zijn. Gedaagde stelt bij conclusie van antwoord dat het enkel ging om aanvullende kosten ter zake zeep, verwerking en BTW, doch in de door haar overgelegde verklaringen stelt zij, dat eiseres heeft medegedeeld dat deze aanvullende kosten (tevens) betrekking hadden op voorrijkosten en kosten voor afval, waarvan eiseres de hoogte niet kon inschatten. Gelet op het vorenoverwogene, moet het ervoor worden gehouden dat eiseres heeft gewezen op aanvullende kosten waarbij zij verscheidene posten heeft genoemd waarvan zij de hoogte niet vooruit kon inschatten, zodat gedaagde er ten onrechte vanuit is gegaan, dat er slechts geringe aanvullende kosten voor enkele posten in rekening zou worden gebracht. Gedaagde geeft aan, dat zij zelf een inschatting heeft gemaakt op basis waarvan zij een factuur van circa € 600,- verwachtte. Gesteld noch gebleken is dat zij deze verwachting heeft uitgesproken naar eiseres, zodat laatstgenoemde niet in de gelegenheid is gesteld om een dergelijke verwachting eventueel te corrigeren. Gezien het vorenoverwogene kan niet worden gezegd dat eiseres een prijsindicatie heeft gegeven op basis waarvan bij gedaagde het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat zij een factuur van circa € 600,- kon verwachten.
3.9
Ten aanzien van het verweer van gedaagde, dat er sprake zou zijn van onjuistheden met betrekking tot (de hoogte van) de in rekening gebrachte bedragen, wordt als volgt overwogen. Eiseres heeft de op haar factuur in rekening gebrachte werkzaamheden gespecificeerd weergegeven onder overlegging van bescheiden waaruit blijkt door wie welke werkzaamheden binnen welk tijdsbestek zijn verricht en welke materialen en hoeveelheden daarbij zijn verbruikt. Voornoemde bescheiden corresponderen met de op de betreffende factuur vermelde uren, materialen en eenheden. Daarmee heeft eiseres aan haar plicht voldaan om inzichtelijk te maken op welke wijze haar factuur is opgebouwd. Gedaagde betwist (de hoogte van) een aantal op de factuur vermelde posten verschuldigd te zijn. Voor zover gedaagde daarbij aanvoert dat deze gerekende kosten niet van te voren zijn overeengekomen of medegedeeld, geldt dat reeds onder punt 3.5 is overwogen dat een dergelijk verweer niet kan slagen. Bij conclusie van dupliek stelt gedaagde dat zij de aanwezigheid van de medewerkers van eiseres heeft begroot op drie uur en driekwartier inclusief reistijd. Dit correspondeert met de op de factuur in rekening gebrachte drie uur voor de veldwerker milieutechniek. Nu gedaagde zelf stelt dat voor personeel op de factuur van eiseres een bruto uurtarief van € 49,95 - ofwel € 42,- exclusief BTW - wordt gerekend, hetgeen vrijwel in overeenstemming is met het uurtarief van € 41,- dat eiseres aan gedaagde heeft medegedeeld, zal het ervoor gehouden worden dat ook deze bedragen correct in rekening zijn gebracht. Gedaagde betwist dat de ZOAB-reinigingschauffeur zes uur aanwezig zou zijn geweest. Eiseres heeft onweersproken gesteld, dat de inzet van de ZOAB-reinigingswagen à € 216, 50 per uur niet slechts wordt berekend over de uren waarop de wagen op het terrein van gedaagde zelf is ingezet, doch “uit en thuis” inclusief schoonmaken berekend wordt. Uit de door eiseres overgelegde bescheiden blijkt, dat de ZOAB-reinigingswagen om circa 15:00 uur bij IMS is opgeroepen en om 20:30 weer “thuis” was, hetgeen een tijdsbestek van 5,5 uur in beslag heeft genomen, voor zowel de ZOAB-reinigingswagen zelf als het daarbij behorende bedienend personeel, hetgeen correspondeert met de aan gedaagde doorbelaste zes uur die op de factuur van eiseres staat vermeld. Het verweer van gedaagde met betrekking tot de overige posten waarvan zij stelt dat deze niet deugdelijk dan wel voor een te hoge prijs in rekening zijn gebracht, dient te worden verworpen, nu een voldoende concreet gemotiveerde onderbouwing daaraan ontbreekt. Daarbij komt, dat gesteld noch gebleken is dat gedaagde toezicht heeft gehouden op dan wel een registratie heeft bijgehouden van de door eiseres of haar onderaannemer aan het werk bestede uren en gebruikte materialen. Het gebrek aan toezicht en registratie zijdens gedaagde is een voor diens risico komende omstandigheid. Bovendien geldt, dat afrekening van in regie uitgevoerd werk met zich meebrengt, dat de opdrachtgever zijn vertrouwen in de aannemer stelt, zowel wat betreft de bekwaamheid van de aannemer als diens efficiency bij de uitvoering van het werk en van diens administratie, waartegenover staat dat de aannemer het in haar gestelde vertrouwen niet mag beschamen. Van onjuistheden in de opgevoerde posten en gedeclareerde prijzen is niet gebleken, noch dat eiseres moet worden geacht het in haar gestelde vertrouwen te hebben beschaamd.
Nu eiseres het werk conform de overeenkomst heeft verricht en aan haar - bij gebreke van een (vaste) prijs - een redelijke prijs verschuldigd is en de door eiseres gefactureerde bedragen niet kennelijk onredelijk of onjuist zijn, ligt de door eiseres gevorderde hoofdsom ad € 3.679,35 in beginsel voor toewijzing gereed.
3.1
Het door gedaagde gedane beroep op dwaling kan niet slagen. Voorop gesteld dient te worden, dat het enkele feit dat één der partijen bij het aangaan van de overeenkomst geen juiste voorstelling van had, in zijn algemeenheid geen invloed heeft op de geldigheid van die overeenkomst. Reeds uit hetgeen onder punt 3.8 is overwogen, vloeit voort dat het gedaagde wellicht aan een juiste voorstelling van zaken mag hebben ontbroken, doch dat niet kan worden gezegd dat dit te wijten is aan de inlichtingen die eiseres aan gedaagde heeft verstrekt. Voorts is overwogen dat gesteld noch gebleken is, dat gedaagde haar verwachting omtrent en factuur van circa € 600,- aan eiseres heeft kenbaar gemaakt. Nu ook voor het overige geen feiten of omstandigheden zijn gesteld waaruit is gebleken, dat eiseres wist of behoorde te weten dat het gedaagde bij het aangaan van de overeenkomst ten aan zien van de omvang van de uiteindelijke kosten (mogelijk) aan een juiste voorstelling van zaken ontbrak, rustte op eiseres evenmin de verplichting om gedaagde in te lichten over deze (mogelijk) onjuiste voorstelling van zaken.
3.11
Samenvattend luidt de conclusie dan ook, dat gedaagde gehouden is om het resterende bedrag op de onderhavige factuur aan eiseres te voldoen. De gevorderde hoofdsom ad € 3.679,35 zal derhalve worden toegewezen.
3.12
De door eiseres gevorderde wettelijke rente, welke tot en met 31 mei 2007 is berekend op een bedrag van € 193,85, is wegens betalingsverzuim van gedaagde - en overigens niet betwist - toewijsbaar als gevorderd.
3.13
Gedaagde betwist de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd te zijn. Uit de onweersproken stellingen van eiseres en de overgelegde tussen partijen gevoerde correspondentie is genoegzaam gebleken, dat eiseres gedaagde verschillende malen heeft aangemaand en aangeschreven, waarbij zij tevens inhoudelijk op de bezwaren van gedaagde heeft gereageerd en getracht heeft een minnelijke schikking te bereiken. Derhalve zijn er verdergaande buitengerechtelijke werkzaamheden verricht dan ter instructie van de zaak of dan die waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te sluiten. In tegenstelling tot hetgeen gedaagde beweert, is de gevorderde vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten berekend conform het gebruikelijke en redelijk geachte tarief. De door eiseres gevorderde vergoeding voor de door haar gemaakte buitengerechtelijke incassokosten ad € 600,- zal worden toegewezen nu het gaat om redelijke kosten welke in redelijkheid zijn gemaakt en er geen termen aanwezig zijn om (ambtshalve) tot matiging over te gaan.
3.14
Gedaagde zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding, aan de zijde van eiseres gevallen.
4. De beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt gedaagde om aan eiseres tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 4.473,20, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 3.679,35 vanaf 7 november 2007 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt gedaagde in de kosten van dit geding aan de zijde van eiseres gevallen en tot op heden begroot op een bedrag van € 669,85, waaronder begrepen een bedrag van € 400,- aan salaris voor de gemachtigde van eisers;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.G.W.M. Stienissen, kantonrechter, en uitge¬sproken ter openbare terechtzitting van woensdag 7 november 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.