RECHTBANK BREDA
Sector kanton
zaak/rolnr.: 443105 CV 07-2875
vonnis d.d. 14 november 2007
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid INISI B.V.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.B. Kloosterman, kantoor DVDW Advocaten te Rotterdam,
[gedaagde],
wonende te [adres],
gedaagde, procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “Inisi” en “[gedaagde]”.
1. Het verloop van het geding
1.1 De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het exploot van dagvaarding van 4 mei 2007 met producties;
b. de conclusie van antwoord;
c. de conclusie van repliek tevens houdende vermeerdering van eis, met producties;
d. de conclusie van dupliek.
1.2 De inhoud van deze stukken geldt als hier ingelast.
Inisi vordert, samengevat en na wijziging van eis, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 28.176,42 te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 26 februari 2007, tot betaling van € 11.000,00 te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 6 maart 2007, tot betaling van € 5.000,00 en [gedaagde] op straffe van een dwangsom te gebieden zijn activiteiten als freelancer in strijd met het concurrentiebeding te staken, tot betaling van buitengerechtelijke (incasso)kosten ad € 2.380,00, en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
[gedaagde] weerspreekt de vordering.
3.1 Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist staat tussen partijen het navolgende in rechte vast.
- Partijen sloten een arbeidsovereenkomst waarbij [gedaagde], geboren op 16 mei 1979, zich verbond met ingang van 1 maart 2006 in dienst van Inisi tegen loon arbeid te verrichten voor bepaalde tijd gedurende 40 uren per week in de functie van system engineer tegen een bruto maandloon van € 3.530,00 te vermeerderen met vakantietoeslag en overige emolumenten.
- Partijen sloten met ingang van 1 september 2006 een arbeidsovereenkomst waarbij [gedaagde] zich verbond in dienst van Inisi tegen loon arbeid te verrichten voor onbepaalde tijd gedurende 40 uren per week in de functie van system engineer tegen een bruto (aanvangs)maandloon van € 3.530,00 te vermeerderen met vakantietoeslag en overige emolumenten.
- Het van laatstgenoemde overeenkomst op schrift gestelde en op 20 september 2006 door partijen ondertekende arbeidscontract bepaalt onder meer in artikel 7, vierde lid, dat een separate overeenkomst inzake de lease-regeling op de arbeidsovereenkomst van toepas-sing is. Ingevolge artikel 11, vierde lid, van het contract, samengevat en voor zover hier van belang, is de werknemer verplicht 100% van de ontvangen vergoedingen voor studiekosten aan de werkgever terug te betalen indien de arbeidsovereenkomst door opzegging wordt beëindigd. Artikel 14 van het contract bepaalt, samengevat en voor zover hier van belang, dat het de werknemer niet is toegestaan op welke wijze dan ook documenten, informatiedragers en/of bedrijfsmiddelen in bezit te hebben of te houden, tenzij dit voor de uitoefening van de werkzaamheden is vereist en dat de werknemer verplicht is om dergelijke documenten, informatiedragers en/of bedrijfsmiddelen bij het einde van de dienstbetrekking onmiddellijk aan de werkgever ter hand te stellen. In artikel 16, aanhef en eerste volzin, van het contract is onder meer bepaald dat het de werknemer niet is toegestaan om gedurende een periode van twee jaar na het einde van de arbeids-overeenkomst op enige wijze zakelijke betrekkingen aan te gaan of te onderhouden met opdrachtgevers van de werkgever, behoudens de voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever. Artikel 16, eerste lid, van het contract bepaalt, samengevat, onder meer dat de werknemer zich jegens de werkgever verbindt om zowel tijdens zijn dienstverband als gedurende een periode van twee jaar na het einde daarvan, in generlei vorm werkzaam of betrokken te zijn bij enige onderneming met activiteiten op een terrein gelijksoortig of anderszins concurrerend aan dat van de werkgever of bij enige opdrachtgever van de werkgever.
Volgens artikel 20 van het contract, samengevat, is de werknemer van rechtswege in gebreke indien hij in strijd handelt met zijn verplichtingen uit hoofde van de artikelen 13 tot en met 19 uit het contract en zal voor iedere overtreding een voor de werkgever bestemde boete worden verbeurd waarvan het bedrag overeenkomt met € 5.000,00 per overtreding, alsmede een boete gelijk aan € 500,00 voor elke dag dat de overtreding, na mededeling van de ontdekking daarvan door de werkgever, voortduurt, onverminderd het recht van de werkgever om in plaats daarvan volledige schadevergoeding te vorderen.
3.2 Inisi legt aan de vordering ten grondslag dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd met de aanvaarding van de door [gedaagde] per direct gedane opzegging van de arbeidsovereenkomst. Inisi baseert de vordering verder met name op een schending van contractuele verplichtingen en stelt dat [gedaagde] daarom met name boetes heeft verbeurd. Inisi maakt verder onder meer aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke (incasso)kosten.
3.3 [gedaagde] verweert zich door, samengevat, te stellen dat Inisi hem aanvankelijk eind september 2006 ten onrechte op staande voet had ontslagen en dat ontslag dan ook vervol-gens omzette in een schorsing, waarna hij - na een afgedwongen ondertekening van een stuk met onjuiste tenlasteleggingen - weer aan het werk mocht gaan. [gedaagde] stelt, samengevat, dat hij vanwege dat onder emotionele druk getekende stuk rond nieuwjaar 2007 aangaf na te denken over een ontslagneming, waarop Inisi hem echter met onmiddellijke ingang ontslag verleende. [gedaagde] ontkent de verschuldigdheid van met name kosten inzake de lease-auto, studie en boetes. [gedaagde] stelt door zijn slechte financiële situatie eventueel toe te wijzen bedragen uiteindelijk ook niet te kunnen betalen.
3.4 De kantonrechter overweegt dat een mogelijk slechte financiële situatie van [gedaagde] en zelfs een eventuele onmogelijkheid voor [gedaagde] om aan een veroordelend vonnis te voldoen, er niet aan af kunnen doen dat de aanspraken en vorderingen die Inisi claimt rechtens worden beoordeeld en zonodig worden vastgesteld.
3.5 Inisi legt aan de vordering ten grondslag dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd met de aanvaarding van de door [gedaagde] op 8 januari 2007 per direct gedane opzegging van de arbeidsovereenkomst. [gedaagde] ontkent echter die opzegging te hebben gedaan terwijl uit de stellingen en stukken van Inisi niet, althans volstrekt onvoldoende uitdrukkelijk en gemoti-veerd, volgt dat [gedaagde] een dergelijke opzegging toen duidelijk en ondubbelzinnig zou hebben gedaan. Zo wordt in bijvoorbeeld de door Inisi terzake ingeroepen bevestigingsbrief van 8 januari 2007 nadrukkelijk ook verwezen naar de e-mail van 5 januari 2007 waarin [gedaagde] al zou hebben aangegeven dat hij ontslag nam, maar in die bewuste e-mail had [gedaagde] slechts aangegeven dat hij “al een aantal weken serieus (zit) te overwegen mijn ontslag in te dienen” en had [gedaagde] bovendien nog gewezen op een gesprek dat partijen op 19 januari 2007 nog zouden hebben. Ook geeft de namens Inisi geschreven brief van 12 januari 2007 niet alleen blijk van de toen al tussen partijen bestaande twist òf [gedaagde] de arbeidsovereenkomst wel had opgezegd, maar blijkt daaruit bovendien dat partijen toen tevens twistten over de vraag òf en welke opzegtermijn in beginsel in aanmerking genomen zou moeten worden, terwijl Inisi zich er in die brief ook uitdrukkelijk nog op beriep dat in ieder geval geen loon over de periode vanaf 8 januari 2007 kon zijn verschuldigd omdat [gedaagde] zich sindsdien niet meer beschikbaar stelt voor zijn arbeid. Wat van de toenmalige onduidelijkheid verder ook zij: uit de huidige stellingen van beide partijen volgt dat de arbeidsovereenkomst uiteindelijk per 8 januari 2007 is geëindigd. Waar de arbeidsovereenkomst niet is geëindigd door een door [gedaagde] gedane opzegging en Inisi nadrukkelijk ontkent de arbeidsovereenkomst harer-zijds te hebben opgezegd terwijl tussen partijen wel rechtens vast staat dat de tussen hen bestaande arbeidsovereenkomst uiteindelijk per 8 januari 2007 is geëindigd, moet het er voor worden gehouden dat de arbeidsovereenkomst uiteindelijk met wederzijds goedvinden per 8 januari 2007 is beëindigd. Waar [gedaagde] in zijn e-mail van 5 januari 2007 eerder al had aangegeven zijnerzijds een beëindiging van de arbeidsovereenkomst te overwegen, Inisi hem bij brief van 8 januari 2007 vervolgens in ieder geval het onmiddellijke einde van de arbeidsovereenkomst bevestigde, [gedaagde] bij e-mail van 9 januari 2007 aan Inisi schreef “Succes met je bedrijf en alle verdere acties die je gaat ondernemen”, beide partijen nadien ook uitvoering hebben gegeven aan de verplichtingen die voor hen uit de onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst voortvloeiden, [gedaagde] in zijn e-mail van 12 januari 2007 aangaf al een nieuwe dienstbetrekking te hebben gevonden en alles wat hem betreft ter afwikkeling van de arbeidsovereenkomst verder in beginsel was geregeld behoudens nog slechts de betwiste autokosten en een eventuele opzegtermijn en [gedaagde] ook nimmer aanspraak heeft gemaakt op loon over enige periode nadien, heeft ook [gedaagde] uiteindelijk ingestemd met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 8 januari 2007.
3.6 Inisi legt aan de gevorderde betaling van € 28.176,42 enkele deelvorderingen ten grondslag.
3.6.1 Inisi baseert de vordering in zoverre voor een bedrag van € 12.000,00 in het bijzonder op schending van artikel 14 van het contract, enerzijds door de achterhouding van het “token” dat benodigd zou zijn om toegang te verkrijgen tot het automatiseringssysteem van de klant bij wie [gedaagde] tot 8 januari 2007 werkzaam was, anderzijds door middels een wachtwoord de op de ingeleverde laptop aanwezige informatie voor Inisi ontoegankelijk, of in ieder geval onbegrijpelijk, te houden. Inisi stelt daartoe, samengevat, [gedaagde] bij e-mail van 9 januari 2007 op die schendingen te hebben gewezen en daarbij te hebben aangegeven dat aanspraak zal worden gemaakt op de terzake ingevolge artikel 20 van het contract verschul-digde boetes indien [gedaagde] dat token niet verstrekt en de bedoelde laptop-informatie niet voor Inisi beschikbaar maakt vóór 11 januari 2007. Reeds waar Inisi ook zelf stelt dat [gedaagde] op 11 januari 2007 al kenbaar maakte het wachtwoord in de bij Inisi aanwezige laptop direct te willen verwijderen en ook het bedoelde token bij die gelegenheid direct te zullen verstrekken terwijl dat binnen enkele dagen nadien ook daadwerkelijk is gebeurd, is het mede in het licht van haar e-mail van 9 januari 2007 naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaan-vaardbaar dat Inisi terzake desondanks aanspraak maakt op deswege verbeurde boetes. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat partijen toen nog twistten over een eventueel toepasselijke opzegtermijn en derhalve van mening verschilden over de vraag of de dienst-betrekking al was geëindigd zoals bedoeld in artikel 14 van het contract. Bovendien is uiteindelijk onvoldoende uitdrukkelijk weersproken dat Inisi binnen die paar dagen zonodig ook zonder het bij [gedaagde] in bezit zijnde token feitelijk toegang had kunnen krijgen tot het automatiseringssysteem van de opdrachtgever bij wie [gedaagde] tot 8 januari 2007 werkzaam was geweest, terwijl Inisi zowel dat token als het wachtwoord desnodig eerder bij [gedaagde] had kunnen ophalen. Dat [gedaagde] ook in de tussenliggende tijd gehouden was zorgvuldig met de zich nog onder hem rustende zaken van Inisi om te gaan, maakt dat als zodanig niet anders.
3.6.2 Inisi baseert de vordering in zoverre voor enig bedrag in het bijzonder ook op een bedrijfsautoregeling, maar uit de daartoe door Inisi ingeroepen stellingen en stukken volgt niet op grond waarvan [gedaagde] welk(e) bedrag(en) precies verschuldigd zou zijn. Zo stelt Inisi bijvoorbeeld enerzijds dat de vordering voor de periode van 9 januari 2007 tot en met 9 februari 2007 op dit punt een bedrag van € 750,00 beloopt hetgeen zou moeten blijken uit facturen, maar beloopt de factuur d.d. 28 februari 2007 waarop Inisi zich daartoe in het bijzonder beroept een totaalbedrag van € 4.618,06 en blijkt uit die factuur ook niet zonder meer van enig deelbedrag van € 750,00. Een zich elders bij de stukken bevindende factuur d.d. 28 februari 2007 ten bedrage van € 180,00 wegens niet gemelde schade, biedt daarvoor zonder nadere toelichting ook geen afdoende aanknopingspunten. Ook voor zover Inisi terzake bedoelt aanspraak te maken op enig ander bedrag, volgt uit de stellingen en stukken van Inisi niet, althans volstrekt onvoldoende uitdrukkelijk en gemotiveerd, welk(e) bedrag(en) Inisi in het kader van de bedrijfsautoregeling op basis waarvan nu uiteindelijk precies van [gedaagde] claimt.
3.6.3 Inisi baseert de vordering in zoverre voor een bedrag van € 198,00 op een door [gedaagde] op 17 november 2006 met de bedrijfsauto gepleegde snelheidsovertreding. Nu [gedaagde] deze vordering als zodanig niet, althans niet duidelijk en gemotiveerd weerspreekt, is het door Inisi terzake gevorderde bedrag van € 198,00 toewijsbaar.
3.6.4 Inisi baseert de vordering in zoverre voor een bedrag van € 5.228,24 in het bijzonder op artikel 11, vierde lid, van het contract wegens aan [gedaagde] uitgekeerde vergoedingen voor studiekosten die dienen te worden terugbetaald. Niet uitdrukkelijk en gemotiveerd ontkend is dat [gedaagde] van Inisi in totaal een dergelijk bedrag voor studiekosten heeft ontvangen, maar nu de arbeidsovereenkomst uiteindelijk met wederzijds goedvinden is geëindigd is geen sprake van een beëindiging door opzegging in de zin van artikel 11, vierde lid, van het contract. Inisi beroept zich in dit verband wel op de e-mail van 12 januari 2007 waarin [gedaagde] de verschuldigdheid van deze kosten als zodanig erkende, maar blijkens die e-mail ging [gedaagde] er daarbij van uit dat de arbeidsovereenkomst door opzegging eindigde.
3.7 Inisi baseert de gevorderde betaling van € 11.000,00 in het bijzonder op schending van artikel 16 van het contract, doordat [gedaagde] ondanks de bij brief van 9 februari 2007 gegeven waarschuwing in de periode van 12 februari 2007 tot en met 16 februari 2007 in dienst is geweest van haar concurrent Login Consultants en [gedaagde] bovendien blijkens in ieder geval op 29 maart 2007 en op 6 april 2007 op Yahoo geplaatste oproepen (opnieuw) bezig was in met het concurrentiebeding strijdige werkzaamheden. Uit de stellingen van [gedaagde] volgt dat hij vóór de ondertekening van het contract zijn bedenkingen tegen dat beding kenbaar zou hebben gemaakt en dat Inisi die bedenkingen toen eigenlijk zou hebben weggewuifd, maar met de ondertekening van het contract aanvaardde [gedaagde] desondanks (de gelding van) dat beding. De geldigheid van het bedoelde concurrentiebeding als zodanig is overigens ook niet echt in geschil en nu de arbeidsovereenkomst uiteindelijk met wederzijds goedvinden geëindigd is, kan Inisi zich in beginsel ook op dat beding beroepen en daaraan rechten ontlenen. Waar niet, althans niet uitdrukkelijk en gemotiveerd, betwist is dat het beding, voor zover hier van belang, [gedaagde] verbiedt werkzaamheden te verrichten in het kader van automatiseringsvraagstukken en van IT-diensten én [gedaagde] dergelijke werkzaamheden zowel bij Login Consultants als blijkens de op Yahoo geplaatste oproepen ook daadwerkelijk heeft verricht, is [gedaagde] daarmee de door Inisi terzake gevorderde € 11.000,00 in beginsel verschuldigd geworden. Waar [gedaagde] stelt die werkzaamheden echter uit financiële nood te hebben moeten doen, dat die werkzaamheden ook in een totaal andere sector werden uitgevoerd dan waarin Inisi werkzaam pleegt te zijn, dat Inisi door die werkzaamheden ook in geen enkele vorm schade kan hebben opgelopen, dat [gedaagde] de voor Login Consultants verrichte werkzaamheden zelfs vooraf aan Inisi had gemeld en Inisi hem toen niet kenbaar maakte daar problemen mee te hebben maar hij door toedoen van Inisi de voor Login Consultants eenmaal aangevangen werkzaamheden nadien wel moest staken, begrijpt de kantonrechter dat [gedaagde] verlangt dat eventueel terzake verschuldigde boetes worden gematigd. Nu Inisi die gestelde omstandigheden als zodanig onvoldoende uitdrukkelijk en gemotiveerd weerspreekt en de billijkheid op grond daarvan klaarblijkelijk eist dat de bedongen boetes inderdaad worden gematigd, zal de kantonrechter deze in dit geval matigen tot € 1.100,00.
3.8 Inisi baseert de gevorderde betaling van € 5.000,00 en het gebod zijn activiteiten als freelancer in strijd met het concurrentiebeding te staken, in het bijzonder op schending van artikel 16 van het contract.
3.8.1 Voor zover Inisi ter onderbouwing hiervan verwijst naar op 29 maart 2007 en op 6 april 2007 op Yahoo geplaatste oproepen, betreft het echter dezelfde oproepen als welke Inisi ten grondslag legt aan de gevorderde betaling van € 11.000,00 welke hiervoor is beoordeeld. Uit de overige met name op 1 juni 2007 en op 4 juni 2007 op Yahoo geplaatste oproepen blijkt wel van verdere met het concurrentiebeding strijdige werkzaamheden, waarmee [gedaagde] de terzake gevorderde € 5.000,00 in beginsel verschuldigd is geworden. De bedongen boete zal -in het verlengde van het vorenoverwogene- in dit geval echter worden gematigd tot € 500,00.
3.8.2 Uit de genoemde e-mails blijkt verder ook dat [gedaagde] bezig is verdere activiteiten als freelancer te ontwikkelen die als zodanig in strijd (zullen) komen met het concurrentiebeding dat in beginsel geldt tot 8 januari 2009. Het door Inisi gevorderde gebod dat [gedaagde] zijn activiteiten als freelancer in strijd met het concurrentiebeding zal staken, is dan ook in beginsel toewijsbaar tot 8 januari 2009. Waar [gedaagde] eerst bij dupliek het standpunt inneemt dat ander werk voor hem - met name ook vanwege zijn eenzijdige werkervaring - geen reëele optie is tenzij Inisi het verschil van enkele honderden euro’s per maand tussen het dan voor hem beschikbare werk en zijn huidige inkomsten zal bijbetalen, begrijpt de kantonrechter dat standpunt aldus dat het concurrentiebeding [gedaagde] in belangrijke mate belemmert om anders dan in dienst van Inisi werkzaam te zijn en dat [gedaagde] verlangt dat de kantonrechter zal bepalen dat Inisi voor de duur van die beperking aan hem dan een vergoeding betaalt. Nu met name Inisi zich over dat eerst bij dupliek ingenomen standpunt echter niet heeft kunnen uitlaten, dient zij daartoe alsnog in de gelegenheid te worden gesteld.
3.9 Buitengerechtelijke (incasso)kosten komen alleen voor vergoeding in aanmerking indien zij betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Inisi stelt wel dat de gevorderde betaling van buitengerechtelijke (incasso)kosten ad € 2.380,00 geen betrekking heeft op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te sluiten, maar Inisi laat na een omschrijving te geven van de voor haar rekening verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden. Uit de door Inisi overgelegde stukken volgt dat het met name slechts gaat om enkele (herhaalde) aanmaningen. Zelfs nog daargelaten dat het gevorderde bedrag het terzake gebruikelijk te hanteren tarief in ruime mate te boven gaat, zal de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke (incasso)kosten daarom worden afgewezen.
3.10 Op grond van het voorgaande zullen de door Inisi gevorderde hoofdsommen toewijs-baar zijn tot de voornoemde bedragen van € 198,00 vanwege de snelheidsovertreding en die van € 1.100,00 en van € 500,00 allebei vanwege schending van artikel 16 van het contract. De wettelijke rente over die hoofdsommen is als zodanig onvoldoende weersproken en toewijsbaar als gevorderd.
Ook het door Inisi gevorderde gebod dat [gedaagde] zijn activiteiten als freelancer in strijd met het concurrentiebeding zal staken is in beginsel toewijsbaar tot 8 januari 2009, maar de kantonrechter zal daarbij dan kunnen bepalen dat Inisi voor de duur van die beperking aan [gedaagde] een vergoeding moet betalen. Nu met name Inisi zich over dit laatste nog niet heeft kunnen uitlaten en zij daartoe alsnog in de gelegenheid dient te worden gesteld, zal daartoe een verschijning van partijen ter zitting worden bevolen tot het geven van inlichtingen. Bij die gelegenheid zal tevens een schikking kunnen worden beproefd. Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.
gelast partijen, Inisi deugdelijk vertegenwoordigd door een goed over deze zaak geïnformeerd en tot schikking bevoegd persoon en desgewenst vergezeld van haar gemachtigde, [gedaagde] in persoon, tot het geven van inlichtingen en het beproeven van een schikking te verschijnen op de terechtzitting van: dinsdag, 11 december 2007 om 14.30 uur welke zitting zal worden gehouden in het gerechtsgebouw te Bergen op Zoom, aan de Zuid - Oostsingel 41;
bepaalt dat partijen uiterlijk 7 dagen na het wijzen van dit vonnis door het verzenden van een brief naar de griffie bezwaar kunnen maken tegen de dagbepaling onder opgave van de verhinderdata van beide partijen voor de komende drie maanden en bepaalt dat bij het ontbreken van een dergelijk bericht de comparitie doorgang zal vinden, overmacht daargelaten;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.G.W.M. Stienissen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op woensdag 14 november 2007, in tegenwoordigheid van de griffier.