ECLI:NL:RBBRE:2007:BB9840
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Waarde in het economische verkeer van overbedelingsvorderingen in het recht van successie
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 15 november 2007 uitspraak gedaan in een geschil over de aanslagen in het recht van successie die zijn opgelegd aan de erfgenamen van de heer [erflater], die op 19 maart 2003 is overleden. De rechtbank heeft geoordeeld dat bij het vaststellen van de waarde in het economische verkeer van de overbedelingsvorderingen moet worden uitgegaan van de wettelijke bepalingen in de Successiewet en de relevante jurisprudentie. De rechtbank heeft de stellingen van de belanghebbenden, die de waarde van de verkrijging in twijfel trokken, verworpen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur de verkrijging van de echtgenote van erflater op € 33.420 heeft vastgesteld en voor ieder van de kinderen op € 27.574. Belanghebbenden maakten bezwaar tegen deze aanslagen, maar de rechtbank oordeelde dat de inspecteur tijdig uitspraak op bezwaar had gedaan en dat de belangen van de belanghebbenden niet geschaad waren. De rechtbank heeft de aanslagen verminderd tot een verkrijging van elk € 27.435 en gelast dat de Staat het door belanghebbenden betaalde griffierecht van € 38 vergoedt.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de testamentaire bepalingen van erflater niet in de weg staan aan de waardering van de overbedelingsvorderingen volgens de hoofdregel van de Successiewet. De rechtbank heeft de vordering van belanghebbenden tot schadevergoeding afgewezen, omdat niet was aangetoond dat zij schade hadden geleden. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.