ECLI:NL:RBBRE:2008:BC3097
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.J. Minnaar
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van verzet tegen dwangbevel en beoordeling van de initiële beschikking
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 28 januari 2008 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een verzet dat was ingesteld tegen een dwangbevel uitgevaardigd door de officier van justitie te Leeuwarden. Betrokkene had eerder, op 15 mei 2007, een verzetschrift ingediend, maar ontving hierop geen reactie. Vervolgens diende hij op 5 juli 2007 opnieuw een verzetschrift in. De kantonrechter oordeelde dat het verzet tijdig was ingediend en dat betrokkene voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij in redelijkheid kon aannemen dat de initiële beschikking op een vergissing berustte. Dit was gebaseerd op informatie die hij had ontvangen van de politie, waarin werd aangegeven dat de overtreding niet met zijn kenteken was gepleegd.
De kantonrechter verwierp het primaire verweer van de officier van justitie, die had gesteld dat het verzet niet-ontvankelijk was omdat het niet tijdig was ingediend. De rechter oordeelde dat de officier van justitie onvoldoende had onderzocht of de sanctie terecht was opgelegd, en dat het in strijd was met de beginselen van behoorlijk bestuur om het verzet niet te honoreren. De rechter concludeerde dat het verzetschrift gegrond was en dat het moest worden beschouwd als een inhoudelijk beroep tegen de initiële beschikking.
De uitspraak leidde tot de vernietiging van het dwangbevel en de terugbetaling van het griffierecht aan betrokkene. De zaak werd vervolgens doorverwezen naar de officier van justitie voor verdere behandeling van het beroepschrift van betrokkene. De beslissing werd genomen in een openbare zitting, waarbij de kantonrechter werd bijgestaan door de griffier.