ECLI:NL:RBBRE:2008:BC3097

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
28 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
453942 mz 07-24
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.J. Minnaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van verzet tegen dwangbevel en beoordeling van de initiële beschikking

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 28 januari 2008 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een verzet dat was ingesteld tegen een dwangbevel uitgevaardigd door de officier van justitie te Leeuwarden. Betrokkene had eerder, op 15 mei 2007, een verzetschrift ingediend, maar ontving hierop geen reactie. Vervolgens diende hij op 5 juli 2007 opnieuw een verzetschrift in. De kantonrechter oordeelde dat het verzet tijdig was ingediend en dat betrokkene voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij in redelijkheid kon aannemen dat de initiële beschikking op een vergissing berustte. Dit was gebaseerd op informatie die hij had ontvangen van de politie, waarin werd aangegeven dat de overtreding niet met zijn kenteken was gepleegd.

De kantonrechter verwierp het primaire verweer van de officier van justitie, die had gesteld dat het verzet niet-ontvankelijk was omdat het niet tijdig was ingediend. De rechter oordeelde dat de officier van justitie onvoldoende had onderzocht of de sanctie terecht was opgelegd, en dat het in strijd was met de beginselen van behoorlijk bestuur om het verzet niet te honoreren. De rechter concludeerde dat het verzetschrift gegrond was en dat het moest worden beschouwd als een inhoudelijk beroep tegen de initiële beschikking.

De uitspraak leidde tot de vernietiging van het dwangbevel en de terugbetaling van het griffierecht aan betrokkene. De zaak werd vervolgens doorverwezen naar de officier van justitie voor verdere behandeling van het beroepschrift van betrokkene. De beslissing werd genomen in een openbare zitting, waarbij de kantonrechter werd bijgestaan door de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector kanton
Locatie Bergen op Zoom
zaaknummer : 453942 MZ VERZ 07-24
CJIB-nummer: 99156456
uitspraak: 28 januari 2008
Op de in het openbaar gehouden zitting van 3 januari 2008 is mr. J.J. Minnaar, kantonrechter, bijgestaan door J.C.M. Franken als griffier, overgegaan tot de mondelinge behandeling van het verzet dat is ingesteld tegen tenuitvoerlegging van het door de officier van justitie te Leeuwarden uitgevaardigde dwangbevel met bovengenoemd CJIB-nummer. Het verzetschrift is ingediend door:
naam: : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats],
geboortedatum : [datum]
nader ook te noemen “betrokkene”.
Betrokkene is ter zitting verschenen in persoon.
Namens de officier van justitie is verschenen mr. A.J. Rijks, werkzaam bij het CVOM.
Van het verhandelde ter zitting is door de griffier aantekening gehouden.
Betrokkene heeft verzet ingesteld en daartoe aangevoerd hetgeen in het verzetschrift - dat zich bij de stukken van het geding bevindt - is vermeld. Ter zitting heeft betrokkene medegedeeld de gronden van het verzet te handhaven. Met betrekking tot de gerezen vraag of het verzet bij de rechtbank wel tijdig is ingesteld heeft betrokkene desgevraagd verklaard dat hij reeds op 15 mei 2007 zijn verzetschrift had ingediend bij het CJIB te Leeuwarden. Omdat hij daarop niets vernam heeft hij op 5 juli 2007 nogmaals een verzetschrift ingediend.
De officier van justitie heeft schriftelijk primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van betrokkene omdat het verzet niet tijdig is ingediend. Subsidiair heeft de officier van justitie geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het verzet, nu betrokkene niet de openstaande beroepsgang tegen de initiële beschikking heeft gevolgd.
1. De beoordeling
De kantonrechter heeft, anders dan ter zitting is besproken, op grond van de navolgende overwegingen een beslissing genomen.
Het primaire verweer van de officier van justitie dient te worden verworpen. Immers, uit de inhoud van het verzetschrift van betrokkene van 5 juli 2007 is voldoende aannemelijk dat hij reeds eerder op 15 mei 2007 zijn verzetschrift aan de officier van justitie had gestuurd. Reeds op deze grond wordt betrokkene ontvangen in zijn verzet.
Betrokkene heeft aangevoerd dat hij kort na ontvangst van de initiële beschikking telefonisch contact heeft opgenomen met de Politie Regio Utrecht Bureau CAB. Een vrouwelijke politieambtenaar die de fotofilm P62/383/06 met kenmerk administratie 2524592 had nagekeken, zou hem hebben teruggebeld met de mededeling dat het motorvoertuig waarmee de overtreding was gepleegd, niet het kenteken van de motor van betrokkene droeg. Hem zou zijn medegedeeld dat het dossier gesloten zou worden. Betrokkene voert aan geen beroep te hebben ingesteld omdat hij ervan was uitgegaan dat de zaak was afgedaan. Twee jaar daarvoor zou een zelfde probleem ook op die wijze zijn opgelost.
Indien het verweer van betrokkene juist is, is het in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur als de officier van justitie niettemin de sanctie ter hand neemt en doorzet op de enkele grond dat lid 3 van artikel 26 WAHV het verzet uitsluit tegen de beslissing, waarbij de sanctie werd opgelegd. Het had op de weg van de officier van justitie gelegen nader onderzoek in te stellen naar de eigenaar van het geregistreerde kenteken op de fotofilm. Dit heeft de officier van justitie echter niet gedaan. Derhalve is onvoldoende gemotiveerd bestreden hetgeen betrokkene heeft aangevoerd. Daarom wordt er vanuit gegaan dat betrokkene uit gedragingen en verklaringen van de politie heeft begrepen en het er in redelijkheid voor gehouden dat de initiële beschikking op een vergissing berustte en zou worden ingetrokken, danwel niet zou worden geëffectueerd. Het subsidiaire verweer van de officier van justitie wordt om deze reden eveneens verworpen.
Om dezelfde reden dient het verzetschrift te worden beschouwd als een inhoudelijk beroep tegen de initiële beschikking, ingesteld met overschrijding van de daarvoor voorgeschreven beroepstermijn en ingediend bij de kantonrechter in plaats van bij de officier van justitie.
Betrokkene heeft in zijn verzetschrift voor de officier van justitie voldoende verifieerbare gegevens verschaft. De officier van justitie zal derhalve in de gelegenheid worden gesteld nader onderzoek in te stellen naar de eigenaar van het geregistreerde kenteken op de fotofilm met het reeds eerder genoemde nummer en kenmerk administratie, en daarop een beslissing te nemen.
Nu het verzet gegrond is, staat beroep op de primaire beschikking nog open, zodat de kantonrechter het beroepschrift met de stukken van het geding zal doorzenden aan de officier van justitie, teneinde deze in staat te stellen op dat beroep een beslissing te nemen.
2. De beslissing
De kantonrechter:
- verklaart het verzet gegrond;
- vernietigt het tegen betrokkene uitgevaardigde dwangbevel;
- bepaalt dat het griffierecht aan betrokkene dient te worden terugbetaald;
- verwijst de zaak naar de officier van justitie, althans het CVOM, teneinde op het beroepschrift van betrokkene tegen de inleidende beschikking een beslissing te nemen.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Minnaar, kantonrechter en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 januari 2008.