ECLI:NL:RBBRE:2008:BC4473
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vergoeding voor know how in maatschapsovereenkomst als goodwill
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 17 januari 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen belanghebbende B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft de vraag of een jaarlijkse vergoeding die belanghebbende ontvangt van [advocate] voor de aanwezige know how, moet worden aangemerkt als goodwill. Belanghebbende, opgericht op 31 maart 1998, voert een advocatenpraktijk en heeft op 31 december 2001 een maatschapsovereenkomst gesloten met [advocate], die tot dat moment als advocaat-stagiaire in loondienst was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergoedingen die zijn afgesproken in de maatschapsovereenkomst, kwalificeren als goodwill, conform de definitie van de Hoge Raad in het arrest van 20 mei 1953. De inspecteur had verzuimd de navorderingsaanslag te verminderen en concludeerde ter zitting dat het belastbaar bedrag € 189.234 moest zijn. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar, en veroordeelde de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ter hoogte van € 483. Tevens werd de Staat gelast het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 285 te vergoeden. De rechtbank oordeelde dat de vergoeding van € 907,56 per kwartaal een vergoeding voor de aanwezige goodwill is, en verwierp de stelling van belanghebbende dat er een andere intentie was bij het aangaan van de maatschap. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.