ECLI:NL:RBBRE:2008:BC4490

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
7 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02-801446-06
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Schoenmakers
  • J. Kooijman
  • A. Tempelaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak deelname criminele organisatie en veroordeling voor levering van chemicaliën voor drugproductie

In de strafzaak tegen de verdachte, die op 7 februari 2008 door de Rechtbank Breda werd behandeld, stond de deelname aan een criminele organisatie en de levering van chemicaliën voor de productie van synthetische drugs centraal. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet betrokken was bij de uiteindelijke productie of levering van synthetische drugs, wat leidde tot vrijspraak van de tenlastegelegde feiten 1, 2, 3 en 5. De rechtbank concludeerde dat de verdachte slechts aceton en methanol had aangekocht en vervoerd, zonder dat hij wist dat deze stoffen voor criminele doeleinden werden gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de enkele levering van grondstoffen niet als uitvoeringshandeling van de productie kon worden beschouwd, waardoor de verdachte werd vrijgesproken van de deelname aan een criminele organisatie.

Echter, met betrekking tot feit 4, oordeelde de rechtbank dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij de levering van grote hoeveelheden aceton en methanol aan medeverdachten, waarvan hij redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat deze stoffen bestemd waren voor de productie van synthetische drugs. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten 4 en 6, waarbij hij opzettelijk niet onverwijld de bevoegde instanties op de hoogte had gesteld van de verdachte stoffen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 1 jaar op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor opiumdelicten. De rechtbank benadrukte de risico's voor de gezondheid van gebruikers van synthetische drugs en de gevaren voor de omgeving van illegale drugslaboratoria.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 02-801446-06
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 7 februari 2008
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [datum en plaats],
wonende te [adres],
raadsman mr. F.P.J.R. Jansen, advocaat te Breda.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 januari 2008, waarbij de officier van justitie, mr. Zonneveld, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: lid was van een criminele organisatie;
feit 2: met anderen gedurende ruim anderhalf jaar amfetamine en/of MDMA heeft bereid en daarin heeft gehandeld;
feit 3: met anderen op 29 augustus 2006 in België 150 kilo MDMA, 30 kilo amfetamine en 3500 XTC-pillen in bezit had;
feit 4: met anderen heeft voorbereid en heeft gezorgd dat in een laboratorium in België amfetamine en/of MDMA werd geproduceerd;
feit 5: met anderen in Nederland en België zonder vergunning chemicaliën in bezit heeft gehad;
feit 6: met anderen zonder dit te melden aceton in de handel heeft gebracht of ingevoerd.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten 1, 4 en 6 heeft begaan. Zij stelt vast dat verdachte meermalen aceton en methanol in grote hoeveelheden in België aankocht en zowel in België als Nederland afleverde. Verdachte leverde aan verschillende mensen, zoals aan medeverdachte [(1)], die vaak in gezelschap was van medeverdachte [(2)]. Verdachte heeft volgens zijn eigen verklaringen aan [(1)] 1500 a 1800 liter aceton en ongeveer 150 liter methanol geleverd.
Gelet op de verklaringen van verdachte en [(1)], acht zij bewezen dat verdachte werd betaald door medeverdachte [(3)] om deze chemicaliën te kopen. Nu verdachte door een ander dan de feitelijke afnemer, zoals [(1)], werd betaald en verdachte het vermoeden had dat de door hem aangekochte chemicaliën bestemd waren voor illegale praktijken, is tenminste sprake van voorwaardelijk opzet ten aanzien van de productie van synthetische drugs. Hoewel verdachte mogelijk niet van de volledige organisatie op de hoogte was, geldt ook voor hem dat hij deelnam aan een criminele organisatie. Voor verdachte bestond deze organisatie uit [(3)] als financier, [(1)] en [(2)] als producent en hij zelf als leverancier van grondstoffen.
De officier van justitie heeft aangegeven dat verdachte in 2001 eerder is veroordeeld voor het tezamen met anderen voorhanden hebben van een grote hoeveelheid amfetamine in een loods.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het tenlastegelegde. De raadsman wijst hierbij op de omstandigheid dat verdachte pas sinds januari 2006 in beeld is gekomen. Bij alle feiten is daarom in de tenlastelegging ten onrechte het tijdstip vanaf 17 december 2004 vermeld.
Ten aanzien van feit 1 voert de verdediging aan dat er geen sprake is van een criminele organisatie dan wel een samenwerkingsverband tussen de verschillende verdachten. Slechts medeverdachte [(1)] spreekt hierover, maar hij heeft zich in zijn verschillende afgelegde verklaringen veelvuldig tegengesproken. Zo heeft hij enerzijds aangegeven graag schoon schip te willen maken, anderzijds beroept hij zich vaak op zijn zwijgrecht of houdt zaken of personen achter.
Mocht er al sprake zijn van een criminele organisatie, dan heeft verdachte daarvan geen deel uitgemaakt. Verdachte wist niet waar de door hem aangekochte aceton werd gebruikt. De zaak van 2001, waarvoor verdachte is veroordeeld, betrof niet de productie van harddrugs, maar alleen het bezit daarvan. Daarnaast heeft [(1)] verklaard dat verdachte bewust buiten iedere wetenschap werd gehouden.
Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4 merkt de verdediging op dat verdachte geen handelingen heeft verricht ten aanzien van de productie van XTC en amfetamine. Hij heeft geen enkele bemoeienis gehad met een drugslaboratorium. Hij heeft slechts aceton en methanol voorhanden gehad, waarbij hij niet heeft kunnen opmaken dat deze vloeistoffen voor criminele doeleinden waren bestemd.
Ten aanzien van de feiten 5 en 6 is door de verdediging aangevoerd dat verdachte de vloeistoffen voor een ander heeft gekocht. De in de tenlastelegging genoemde Europese Verordening richt zich tot marktdeelnemers, die moeten weten dat een legaal product ook illegaal kan worden aangewend. Verdachte kan niet als marktdeelnemer worden beschouwd.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 overweegt de rechtbank dat uit het onderzoek ter terechtzitting niet is gebleken dat verdachte wist dat er van een criminele organisatie sprake was en dat hij van een dergelijke organisatie deel uit maakte. De omstandigheid dat hij dit had kunnen vermoeden is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om zijn betrokkenheid hierbij aan te nemen. De rechtbank zal verdachte dan ook van feit 1 vrijspreken.
Nu verdachte geen bemoeienis heeft gehad met de uiteindelijke productie of levering van synthetische drugs, zoals ook is aangevoerd door de verdediging en niet is gebleken van een nauwe en volledige samenwerking en de enkele levering van grondstoffen niet als uitvoeringshandeling van de productie kan worden beschouwd, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 2 en 3 tenlastegelegde.
Met betrekking tot feit 5 overweegt de rechtbank dat uit het onderzoek ter terechtzitting, met name uit de verklaringen van verdachte, kan worden afgeleid dat verdachte methanol en aceton heeft aangekocht en vervoerd. Hieruit blijkt echter niet dat hij ook de stoffen PMK en BMK voorhanden heeft gehad, zodat het tenlastegelegde onder 5 niet op verdachte van toepassing is en hij hiervan moet worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank staat voor wat betreft feit 4 vast dat verdachte zeer grote hoeveelheden aceton en methanol in België heeft gekocht en geleverd, in hoofdzaak aan [(1)]. De laatste bevestigt zulks ook. Verdachte heeft zich, gelet op de grote hoeveelheden, de plaatsen van aflevering en de verdere omstandigheden waaronder de leveringen plaatsvonden, willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat deze stoffen zouden worden gebruikt voor de productie van synthetische drugs en die kans op de koop toe genomen door met de levering te blijven doorgaan..
Bij feit 6 komt daarbij dat verdachte aan 5 transacties meewerkte en telkens winst maakte. Bij levering onder dergelijke omstandigheden beschouwt de rechtbank verdachte als deelnemer aan het handelsverkeer en als marktdeelnemer.
Hij heeft zich derhalve schuldig gemaakt aan de feiten 4 en 6.
4.4 De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis wordt gehecht.
4.5 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 4:
op tijdstippen in de periode van 17 december 2004 tot en met 29 augustus 2006 ¬in België, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I (synthetische harddrugs) voor te bereiden en/of te bevorderen
anderen (telkens) middelen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen, en
- (telkens) stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij verdachte en diens mededader(s) wisten of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van die delicten;
- immers heeft verdachte op tijdstippen in voornoemde pleegperiode en op voornoemde pleegplaatsen
- de grondstoffen geleverd benodigd voor de productie van (synthetische) harddrugs, waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededaders wisten of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van die delicten;
Feit 6.
hij op tijdstippenin de periode van 17 december 2004 tot en met 21 februari 2006 in Nederland en/of België, tezamen en in vereniging met anderen als deelnemers aan het handelsverkeer en/of als perso(o)n(en) bedoeld in artikel 1 tweede lid onder e van de verordening, de minister (van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) opzettelijk niet onverwijld in kennis hebben gesteld van
voorvallen die doen vermoeden dat geregistreerde stoffen die in de handel zullen worden gebracht of die voor de invoer zijn bestemd, misbruikt zullen of kunnen worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen, hebbende hij, verdachte en zijn mededaders toen en aldaar opzettelijk een grote hoeveelheid aceton besteld en/of opgehaald en/of ingeladen en/of vervoerd en/of afgeleverd en/of aanwezig gehad, terwijl hij en zijn mededaders wisten, althans redelijkerwijs had(den) kunnen
vermoeden dat die hoeveelheid aceton bestemd was te worden gebruikt bij de vervaardiging van amfetamine en/of MDMA en/of MDA en bij die gelegenheid niet onverwijld de minister (van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) in kennis gesteld;
en hij op tijdstippen in de periode van 22 februari 2006 tot en met 29 augustus 2006 in Nederland en/of in Belgie, tezamen en in vereniging met anderen, als marktdeelnemer, de bevoegde instanties opzettelijk niet onverwijld in kennis heeft gesteld van voorvallen met betrekking tot geregistreerde stoffen, die er op wijzen of kan wijzen, dat deze in de handel te brengen geregistreerde stoffen wellicht
misbruikt zullen worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen, namelijk hebben hij, verdachte en zijn mededaders opzettelijk hoeveelhede aceton vervoerd en/of opgeslagen en/of voorhanden gehad;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte voor de feiten 1, 4 en 6 op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van voorarrest.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair gepleit voor integrale vrijspraak. Zij verzoekt de rechtbank subsidiair, bij een bewezenverklaring, rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde een uitkering genoot en dat hij geldproblemen en schulden had. Anderen hebben misbruik van hem gemaakt. Daarnaast wijst de verdediging de rechtbank op de omstandigheid dat verdachte niet meer drinkt en daarop streng wordt gecontroleerd.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voorbereidinghandelingen met betrekking tot de productie en het vervoeren van synthetische drugs. Hij kreeg meermalen de opdracht om grote hoeveelheden chemicaliën in België aan te kopen, welke chemicaliën later werden gebruikt bij de vervaardiging van amfetamine en XTC in een drugslaboratorium te België. Gelet op deze taak en zijn gebrek aan wetenschap omtrent de productie en de plaats daarvan, wordt hij door de rechtbank beschouwd als ‘ loopjongen’ in een onmisbare bijrol.
Hij is met zijn handelen voorbijgegaan aan de meldingsplicht die geldt volgens Europese Verordeningen terzake van het vervoeren van geregistreerde stoffen die kunnen worden aangewend voor de vervaardiging van synthetische drugs.
De rechtbank acht de bewezenverklaarde feiten ernstig.
Verdachte heeft slechts uit winstbejag gehandeld, zonder rekening te houden met mogelijke nadelige effecten voor anderen. Uit medisch onderzoek blijkt dat er voor de gebruikers van XTC-tabletten een ernstig gevaar voor de gezondheid bestaat. De stof MDMA, zie zich meestal in XTC-tabletten bevindt, leidt tot afbraak van serotonine, welke een belangrijke rol in het centrale zenuwstelsel speelt voor de regulering van diverse lichaamsfuncties. Zo worden orgaanfuncties mogelijk uitgeschakeld en kan aantasting van het lange termijn geheugen plaatsvinden. Van de inname van amfetamine is bekend dat het de weerstand van het lichaam negatief beïnvloedt en dat eveneens lichaamsfuncties kunnen worden aangetast.
Niet alleen voor de gebruikers van synthetische drugs, maar ook voor anderen brengt de productie hiervan risico’s met zich mee. De rechtbank wijst daarbij op de reële kans van ontploffingsgevaar, dat kan optreden bij de ondeskundige verwerking van diverse chemicaliën in een illegaal drugslaboratorium. Dit levert met name een aanzienlijk gevaar op voor de directe omwonenden van een dergelijk laboratorium. Veelvuldig wordt ook schade aan het milieu veroorzaakt door de bij de productie vrijkomende chemische afvalstoffen, die in het riool of elders worden gedumpt.
De rechtbank heeft in het nadeel van verdachte in aanmerking genomen het feit dat hij eerder is veroordeeld voor opiumdelicten.
Zij heeft tevens acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, welke ter zitting door de verdediging naar voren zijn gebracht.
De feiten houden verband met de drugshandel. Ten aanzien van deze feiten geldt dat sprake is van eendaadse samenloop, hetgeen ertoe leidt dat slechts de strafbepalingen van feit 4 worden toegepast.
Alles overwegende, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Zij zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, gezien de omstandigheid dat de officier van justitie één feit meer bewezen acht dan de rechtbank, alsmede de straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 47, 55, 57, 91 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 10 10a, 13 en 14 van de Opiumwet, de artikelen 2 en 25 van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën, de artikelen 5 en 25 van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën (oud) en de artikelen 1, 2, 6 en 87 van de Wet op de economische delicten zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1, 2, 3 en 5 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 4:
medeplegen van een feit, bedoeld in het derde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
feit 6:
overtreding van artikel 5 van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën (oud), terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, opzettelijk begaan;
overtreding van artikel 2 van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 1 jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Dit vonnis is gewezen door mr. Schoenmakers, voorzitter, mr. Kooijman en mr. Tempelaar, rechters, in tegenwoordigheid van Mertens, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 7 februari 2008.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Feit 1:
hij op meerdere althans (een) tijdstip(pen) in de periode van 17 december 2004 tot en met 29 augustus 2006 te Sint Willebrord, gemeente Rucphen, althans in Nederland en/of in Klein Horendonk, althans in Belgie, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband tussen verdachte en/of [(2)] en/of [(3)] en/of [(4)] en[(5)] en/of N. [(2)], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren en/of aanwezig hebben van (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I (synthetische harddrugs)(artikel 2 van de Opiumwet) en/of
- het plegen van strafbare voorbereidingshandelingen in verband met het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren en/of aanwezig hebben van (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I (synthetische harddrugs) (artikel 10a van de Opiumwet);
Feit 2:
hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 17 december 2004 tot en met 29 augustus 2006 te Klein Horendonk, althans in België en/of binnen het arrondissement Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een of
meerdere handelshoeveelheden, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA en/of MDA, zijnde amfetamine en/of MDMA en/of MDA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 3:
hij op of omstreeks 29 augustus 2006 te Klein Horendonk (te België), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (in een perceel aan de Vogelweide 1) opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 150 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of MDA en/of ongeveer 30 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of ongeveer 3500 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA en/of MDA,
zijnde MDMA en/of MDA en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 4:
hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 17 december 2004 tot en met 29 augustus 2006 te Sint Willebrord, gemeente Rucphen en/of op andere plaatsen in Nederland en/of te Klein Horendonk, althans in Belgie, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I (synthetische harddrugs) voor te bereiden en/of te bevorderen
- (telkens) een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een of meer anderen (telkens) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen, en/of
- (telkens) voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij verdachte en/of diens mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van het/die delict(en);
immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks voornoemde pleegperiode en op voornoemde pleegplaats(en)
- een vakantiehuis uitgezocht en/of geld gegeven om de huur voor dat huis te betalen en/of geld gegeven om aceton te kopen en/of
- contacten gelegd en/of onderhouden (telefonisch en/of in persoon) met een of meer andere personen in Nederland en of in het buitenland inzake de productie en/of verkoop en/of afname en/of levering van (een) hoeveelhe(i)d(en) (synthetische) harddrugs en/of inzake de voor productie van (synthetische) harddrugs benodigde grondstoffen, althans aceton en/of zoutzuur en/of methanol en/of zwavelzuur en/of materialen en/of
- de aan- en/of verkoop en/of levering(en) van een grondstof(fen) benodigd voor de productie van (synthetische) harddrugs, althans aceton en/of zoutzuur en/of methanol en/of zwavelzuur opgehaald en/of weggebracht
- grondstoffen (te Klein Horendonk) aceton en/of zoutzuur en/of methanol en/of zwavelzuur en/of (te Sprundel) natriumboorhydride en/of mierenzuur en/of zwavelzuur en/of PMK) en/of apparatuur (te Klein Horendonk) 10 diepvriezers en/of diverse vaten en/of een vacuummachine en/of een weegschaal en/of een centrifuge en/of (te Sprundel) jerrycans en/of een buchnertrechter en/of zandbodemkolf en/of een vacuumfles en/of een of meer frituurpan(nen)) voor de productie van (synthetische) harddrugs voorhanden gehad, waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van het/die delict(en);
Feit 5.
hij, als marktdeelnemer, op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 17 december 2004 tot en met 29 augustus 2006 in Nederland en/of Belgie tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk, een geregistreerde stof van categorie I van bijlage 1 van de Verordening nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad, te
weten 3,4-Methyleendioxyfenylpropan-2-on (synoniem van PMK) en/of fenyl-2-propanon (synoniem van BMK), zonder een door de bevoegde instanties afgegeven vergunning, in zijn bezit heeft gehad en/of in de handel heeft gebracht.
Feit 6.
hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 17 december 2004 tot en met 21 februari 2006 in Nederland en/of Belgie, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als deelnemer(s) aan het handelsverkeer en/of als perso(o)n(en) bedoeld in artikel 1 tweede lid onder e van de verordening, de minister (van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (telkens) opzettelijk niet onverwijld in kennis heeft/hebben gesteld van een of meer
voorvallen die doen vermoeden dat geregistreerde stoffen die in de handel zullen worden gebracht of die voor de invoer zijn bestemd, misbruikt zullen of kunnen worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen, hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader(s) toen en aldaar opzettelijk een (grote) hoeveelheid aceton besteld en/of opgehaald en/of ingeladen en/of vervoerd en/of afgeleverd en/of aanwezig gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) kunnen
vermoeden dat die hoeveelheid aceton bestemd was te worden gebruikt bij de vervaardiging van amfetamine en/of MDMA en/of MDA, althans van verdovende middelen en/of psychotrope stoffen en bij die gelegenheid niet onverwijld de minister (van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) in kennis gesteld;
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 22 februari 2006 tot en met 29 augustus 2006 in Nederland en/of in Belgie, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, als marktdeelnemer, de bevoegde instanties (telkens) opzettelijk niet onverwijld in kennis heeft gesteld van (een) voorval(len) met betrekking tot geregistreerde stoffen, dat/die er op wijst/wijzen of kan wijzen, dat deze in de handel te brengen geregistreerde stoffen wellicht
misbruikt zullen worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen, namelijk heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk (een) hoeveelhe(i)d(en) aceton vervoerd en/of opgeslagen en/of voorhanden gehad;