ECLI:NL:RBBRE:2008:BC4996

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
21 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
701731-07
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. de Graaf
  • A. Cohen-Koningsveld
  • J. van den Hombergh
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in verkeerszaak na onduidelijke toedracht van ongeval

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 21 februari 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een tragisch ongeval op 28 augustus 2007 bij benzinestation 'Het Liesbos' aan de A58. De verdachte, die zwaar lichamelijk letsel had opgelopen, werd beschuldigd van het veroorzaken van het ongeval, waarbij een bijrijder om het leven kwam. De officier van justitie stelde dat de verdachte verkeersfouten had gemaakt, waaronder het niet volgen van de rijbaan en het niet aanpassen van de snelheid aan de situatie. De verdediging voerde echter aan dat er geen sprake was van schuld, en dat de verdachte mogelijk een blackout had gehad tijdens het rijden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de feitelijke toedracht van het ongeval niet kon worden vastgesteld. Er was geen bewijs dat de verdachte enige schuld had aan het ongeval, aangezien het voertuig in goede staat verkeerde en er geen relevante sporen waren die de snelheid of de rijstijl van de verdachte konden verklaren. De rechtbank concludeerde dat niemand, zelfs geen ongevalanalist, een verklaring kon geven voor het ontstaan van het ongeval. Gezien het ontbreken van bewijs dat de verdachte enig strafrechtelijk verwijt te maken was, sprak de rechtbank hem vrij van de tenlastegelegde feiten op basis van de artikelen 5 en 6 van de Wegenverkeerswet.

De uitspraak benadrukt het belang van bewijs in strafzaken en dat de gevolgen van een ongeval, hoe tragisch ook, geen basis mogen vormen voor de juridische schuldvraag. De rechtbank heeft de zaak behandeld met inachtneming van de geldende juridische normen en heeft de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 701731-07
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 februari 2008
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. Buntsma, advocaat te Breda
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 februari 2008, waarbij de officier van justitie, mr. Smale, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het wetboek van strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
schuld heeft aan het veroorzaken van een ongeval, waardoor een ander is omgekomen, danwel dat hij met die personenauto gevaarlijk heeft gereden.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
De officier van justitie heeft aangevoerd dat, hoewel sprake is van een tragische situatie, het ongeval aan de schuld van verdachte te wijten is nu hij twee verkeersfouten heeft gemaakt. Ten eerste heeft verdachte de rijbaan niet gevolgd en ten tweede heeft hij de snelheid van zijn voertuig niet aangepast aan de situatie ter plaatse. Dit blijkt onder meer uit het technisch onderzoek dat is verricht op de plaats van het ongeval, inhoudende dat het voertuig technisch in orde was en dat er geen remsporen te zien zijn. Door het maken van die twee verkeersfouten is verdachte een verwijt te maken in de zin van artikel 6 WVW maar dan wel in de vorm van de lichtste schuldvariant, aldus de officier van justitie.
De verdediging heeft als verweer gevoerd dat er geen sprake is van enige vorm van schuld als genoemd in artikel 6 WVW. De raadsman heeft, onder verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad d.d. 1 juni 2004 en naar de literatuur, aangevoerd dat zijn cliënt niet voldoet aan de geldende criteria voor ‘schuld’ in de zin van dat artikel en dat slechts sprake is van een ongeval, zodat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten op de dagvaarding. Voor het geval dat de rechtbank hier anders over zou denken heeft hij bepleit dat zijn cliënt een blackout heeft gehad en dat er ook sprake kan zijn van verontschuldigbare onmacht bij zijn cliënt. Ook voert de raadsman aan dat er niet gebleken is van middelengebruik bij zijn cliënt en dat zijn rijstijl normaal was.
De rechtbank stelt vast dat er op 28 augustus 2007 een tragisch ongeval heeft plaatsgevonden bij benzinestation ‘Het Liesbos’, gelegen aan de A58, waardoor de bijrijder van de door verdachte bestuurde auto [slachtoffer]] is overleden en verdachte zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Uit het dossier blijkt het volgende:
- Verdachte is in de vroege ochtend vertrokken vanuit Breda naar Rijsbergen om een vriend af te zetten;
- Nadat hij die vriend heeft afgezet, is hij richting Etten-Leur gereden over de snelweg A58;
- Bij hem in de auto zat op de bijrijderstoel [slachtoffer] die, anders dan verdachte zijn autogordel niet om had;
- Verdachte is, via de reguliere uitvoegstrook, naar het benzinestation ‘Het Liesbos’ gereden;
- Verdachte reed vervolgens met de auto tegen de zuil aan waarop de benzineprijzen zijn vermeld;
- Getuige [naam getuige 1] heeft verklaard dat zij de auto van verdachte langzaam naar rechts zag uitvoegen en dat zij zag dat de auto zich opeens in de zuil boorde;
- Getuige [naam getuige 2] heeft verklaard dat zij stond te wachten op de parkeerplaats bij het benzinestation en plotseling een klap hoorde waarna ze zag dat de reclamezuil in elkaar stortte. Ze ging kijken en zag dat er een auto tegen de zuil was gereden.
- Verdachte heeft verklaard dat hij zich niets kan herinneren en dat hij weet niet eens meer weet dat hij heeft gereden.
Naar de toedracht van het ongeval is door de unit Forensisch Technisch Onderzoek van de politie onderzoek verricht. Daarbij is vastgesteld dat het voertuig rijtechnisch in voldoende staat van onderhoud verkeerde en dat het geen gebreken vertoonde die eventueel de oorzaak van of van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan dan wel het verloop van het ongeval. In het proces-verbaal verkeersongevalanalyse is vermeld dat het voertuig om onbekend gebleven redenen rechtuit is blijven rijden en dat er door de onderzoekers door het ontbreken van relevante sporen geen oorspronkelijke snelheid van het voertuig kon worden vastgesteld.
Ter zitting heeft de verdachte evenals tegenover de politie verklaard dat hij zich niets kan herinneren van het ongeval. Hij heeft er dan ook geen verklaring voor waarom hij tegen die zuil is gereden.
De rechtbank is, gelet op het dossier en het verhandelde ter zitting, van oordeel dat de feitelijke toedracht van het ongeval niet is komen vast te staan. Niemand, zelfs geen ongevalanalist, kan enige (aantoonbare) verklaring geven voor het ontstaan van het ongeval.
Ook de getuige [naam getuige 1], die achter het voertuig reed, nam geen abnormaal rijgedrag waar. Verdachte is op de gangbare manier, via de uitvoegstrook, uitgevoegd waardoor het niet aannemelijk is dat hij op de weg enig gevaar heeft gevormd voor het overige verkeer.
Nu de feitelijke gang van zaken omtrent het ongeval niet vastgesteld is kunnen worden, komt de rechtbank niet toe aan de beantwoording van de vraag of verdachte schuld gehad zou kunnen hebben aan dit ongeval. De gevolgen hiervan zijn weliswaar tragisch, niet alleen voor de nabestaanden van het slachtoffer, maar ook voor verdachte die zelf zwaar gewond is geraakt, maar deze kunnen en mogen geen basis vormen voor de juridische schuldvraag.
De rechtbank acht, gelet op het feit dat de feitelijke toedracht van het ongeval niet is komen vast te staan en daarmee dus ook de rol van verdachte ongewis blijft, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte enig strafrechtelijk verwijt te maken is. Hij heeft zich derhalve niet schuldig gemaakt aan het overtreden van de artikelen 6 en 5 van de Wegenverkeerswet en de rechtbank spreekt hem dan ook van beide feiten vrij.
5 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het primair en het subsidiair tenlastegelegde feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. De Graaf, voorzitter, mr. Cohen-Koningsveld en mr. Van den Hombergh, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Kersten, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 21 februari 2008.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 28 augustus 2007 te Etten-Leur, althans in de gemeente
Etten-Leur, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto) daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg A-58
(Bredaseweg), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden
door roekeloos, in elk geval in hoge, althans aanzienlijke mate onvoorzichtig
en/of onachtzaam en/of onnadenkend en/of ondeskundig
rijdend met dat door hem bestuurde motorrijtuig over de door hem gevolgde
rijbaan (richting Breda) van die Rijksweg A-58 (Bredaseweg) vanaf de rechter-
rijstrook van voormelde weg de uitvoegstrook van die weg naar een aan die weg
gelegen benzinestation/tankstation op te rijden
en vervolgens op zodanige wijze en/of met zodanig hoge snelheid een flauwe
(gezien zijn rijrichting naar rechts verlopende) bocht in die uitvoegstrook
in- en/of door te rijden, dat hij de controle over dat door hem bestuurde
motorrijtuig heeft verloren, althans met dat door hem bestuurde motorrijtuig
niet het verloop van de rijbaan is blijven volgen,
doch met hoge / aanzienlijke snelheid een, gezien zijn rijrichting, links
naast de rijbaan gelegen verhoogde, door trottoirbanden omgeven (gras)berm is
ingereden
en vervolgens met nagenoeg onverminderde, althans hoge / aanzienlijke snelheid
met dat door hem bestuurde motorrijtuig in botsing of in aanrijding is gekomen
met een in die berm staande (reclame) zuil (monolithe) van voormeld
benzinestation/tankstation,
waardoor, althans mede waardoor een inzittende van dat door hem, verdachte,
bestuurde motorrijtuig, genaamd [slachtoffer] werd gedood;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht
in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 augustus 2007 te Etten-Leur, althans in de gemeente
Etten-Leur, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee
rijdende over de door hem gevolgde rijbaan (richting Breda) van de weg, de
Rijksweg A-58 (Bredaseweg) vanaf de rechterrijstrook van voormelde weg de
uitvoegstrook van die weg naar een aan die weg gelegen benzinestation /
tankstation is opgereden
en vervolgens op zodanige wijze en/of met zodanig hoge snelheid een flauwe
(gezien zijn rijrichting naar rechts verlopende) bocht in die uitvoegstrook
in- en.of door te rijden, dat hij de controle over dat door hem bestuurde
motorrijtuig heeft verloren, althans met dat door hem bestuurde motorrijtuig
niet het verloop van de rijbaan is blijven volgen,
doch met hoge / aanzienlijke snelheid een, gezien zijn rijrichting, links
naast de rijbaan gelegen verhoogde, door trottoirbanden omgeven, (gras)berm is
ingereden
en vervolgens met nagenoeg onverminderde, althans hoge / aanzienlijke snelheid
met dat door hem bestuurde motorrijtuig in botsing of in aanrijding is gekomen
met een in die berm staande (reclame) zuil (monolithe) van voormeld
benzinestation / tankstation,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994