RECHTBANK BREDA
Sector kanton
zaak/rolnr.: 469796 OV VERZ 07-3622
beschikking d.d. 4 februari 2008 op een verzoek tot instelling van een mentorschap
[G.], zorgmanager, hierna ook te noemen [G.], werkzaam te 4907 NR Oosterhout, Remy van Haanenstraat 6.
1. Het procesverloop
1.1 De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het op 5 december 2007 door de griffie van de rechtbank ontvangen verzoekschrift (met bijlagen);
b. het proces-verbaal van gehoor van de griffier met betrekking tot het verhandelde op de terechtzitting van 28 januari 2008.
1.2 De inhoud van deze stukken geldt hier als ingelast.
2. De beoordeling
2.1 Het verzoek strekt tot de instelling van een mentorschap over
[rechthebbende], hierna te noemen rechthebbende, geboren te [geboorteplaats en -datum], verblijvende te 4651 TM Steenbergen, Lindenburghlaan 7, onder gelijktijdige benoeming van [X], wonende te [adres], tot mentor.
2.2 Ter zitting van 28 januari 2008 zijn in het verpleeghuis De Lindenburgh te Steenbergen gehoord: [G.] en [de G], hierna ook te noemen [de G.], servicemanager afdeling De Veste van verpleeghuis De Lindenburgh, namens verzoeker, rechthebbende en diens echtgenote [Y.], wonende te [adres], hierna ook te noemen echtgenote, bijgestaan door mr. J.J.M. Boot te Steenbergen, hierna ook te noemen Boot en [X] voornoemd, hierna ook te noemen [X].
2.3 Uit het gehoor van rechthebbende is voldoende aannemelijk geworden dat rechthebbende als gevolg van zijn lichamelijke en geestelijke toestand niet in staat is zelf ten volle zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard behoorlijk waar te nemen.
2.4 De echtgenote van rechthebbende heeft ter zitting verklaard dat zij goed is voor haar man; dat zij veel tijd bij haar man doorbrengt; dat zij ervaart dat de zorg vanuit het tehuis niet altijd goed te noemen is; dat zij de leiding en het verplegend personeel daarop aanspreekt; dat zij hiervoor niet als mentor benoemd hoeft te worden en dat er ook geen buitenstaander als mentor nodig is.
2.5 Boot vraagt [G.] en [de G.] concreet aan te geven waarom de benoeming van een derde als mentor nodig is.
2.6 [G.] verklaart geen bezwaar te hebben tegen de bezoeken die de echtgenote brengt aan rechthebbende en de bezorgdheid die zij heeft voor hem. Ook vindt hij het niet erg dat de leiding en het verplegend personeel er op aangesproken worden als er iets fout gaat bij het verlenen van zorg aan rechthebbende. In de visie van [G.] is er voor het tehuis een onwerkbare situatie ontstaan vanaf het moment dat de echtgenote van rechthebbende neef [O], die als contactpersoon fungeerde, niet meer in die functie accepteerde. Met neef [O] konden goede afspraken worden gemaakt. Nu de afspraken met de echtgenote van rechthebbende gemaakt moeten worden blijkt steeds weer dat gemaakte afspraken reeds spoedig niet meer nagekomen worden. Op deze wijze wordt het onder meer onmogelijk om de wettelijk verplichte zorgplannen goed op te stellen en uit te voeren.
2.7 [de G.] voegt daar als voorbeeld aan toe dat rechthebbende valgevaarlijk is en dat met de echtgenote afspraken zijn gemaakt over het vastbinden van rechthebbende in zijn rolstoel. Ondanks die afspraken heeft een taxichauffeur onlangs verklaard dat de echtgenote hem heeft gevraagd om rechthebbende bij haar thuis uit de rolstoel te halen en in de bank te zetten. Ook afspraken over het wassen van kleding worden steeds gewijzigd. De ene keer wil de echtgenote de was zelf doen, de andere keer weer niet. Ook het maken van afspraken over de medicijnen is problematisch. Het ziekteproces van rechthebbende is zodanig dat er van uitgegaan moet worden dat het steeds minder goed zal gaan met rechthebbende.
[de G.] stelt geen problemen te hebben met de langdurige bezoeken van de echtgenote, maar vreest dat dit ten koste gaat van voldoende rust voor rechthebbende.
2.7 [X] verklaart dat hij nog geen contact heeft kunnen maken met rechthebbende tijdens de bezoeken die hij tot op heden aan rechthebbende bracht. Verder deelt hij mede dat hij met de echtgenote van rechthebbende in overleg zal treden mocht hij door de kantonrechter benoemd worden.
2.8 Voor wat betreft de benoeming van een mentor stelt de kantonrechter voorop, dat rechthebbende tijdens het gehoor niet in staat is gebleken te dezer zake een voorkeur uit te spreken.
2.9 Ingevolge artikel 452 lid 4 boek I BW dient dan in een dergelijk geval bij voorkeur de echtgenote, in casu [Y.], tot mentor te worden benoemd.
2.10 Vast staat dat [Y.] geen mentorschap wenst voor rechthebbende en dus ook niet als zodanig wil worden benoemd. Vast staat eveneens dat de echtgenote in haar beleving alles doet wat rechthebbende van haar mag verwachten en wellicht meer dan dat. Vastgesteld moet worden dat -ondanks alle inspanningen van de echtgenote van rechthebbende-, [G.] de kantonrechter heeft moeten verzoeken om een derde tot mentor te benoemen omdat voor het tehuis een onwerkbare situatie is ontstaan.
2.11 Afgezien van het antwoord op de vraag of [G.] en [de G.] voldoende concrete feiten hebben aangedragen, staat voor de kantonrechter vast dat er sinds de opname van rechthebbende in De Lindenburgh veel tijd is geïnvesteerd in het creëren van een werkbare situatie. Rechthebbende is op 21 maart 2007 opgenomen in het verpleeghuis. Niet weersproken is dat neef [O] enige tijd, kennelijk met toestemming van de echtgenote van rechthebbende, als contactpersoon is opgetreden. Het feit dat de neef, in wie zij kennelijk vertrouwen had, op enig moment niet meer als contactpersoon mocht optreden, past in het beeld dat [G.] en [de G.] van de echtgenote hebben geschetst.
2.12 De kantonrechter is van oordeel dat van de leiding van het tehuis niet mag worden gevergd, dat zij zich voortdurend blijft inspannen voor voor het maken van afspraken met de partner van de opgenomen persoon. Kennelijk heeft de leiding van het tehuis geen andere mogelijkheid gezien om uit de impasse te geraken dan door de kantonrechter te verzoeken een buitenstaander als mentor te benoemen.
2.13 De kantonrechter heeft begrepen dat vanuit het tehuis met name behoefte is aan een mentorschap voor het opstellen van en het uitvoeren van een zorgplan voor rechthebbende dat ook daadwerkelijk kan worden uitgevoerd. De echtgenote heeft meegedeeld dat zij haar echtgenoot, als het beter weer wordt, tijdelijk wil meenemen naar huis. Dit getuigt volgens de kantonrechter van weinig realiteitszin, gelet op zijn lichamelijke toestand. Hieruit blijkt reeds dat mentorschap noodzakelijk is en dat dit niet door de echtgenote kan worden uitgevoerd. Kennelijk hebben [G.] en [de G.] er vertrouwen in dat deze doelstellingen kunnen worden gerealiseerd indien [X] wordt benoemd tot mentor. De kantonrechter zal daarom het mentorschap beperken tot deze facetten van de taak van de mentor.
2.14 Wellicht ten overvloede merkt de kantonrechter op, dat er in de dagelijkse omgang tussen rechthebbende en zijn echtgenote niets verandert en dat, rekening houdend met de kaders van het zorgplan, de echtgenote opmerkingen mag maken over de verzorging en de verpleging van rechthebbende. De kantonrechter gaat er van uit dat [X] zijn toezegging gestand zal doen en de echtgenote onder meer zal informeren over het zorgplan voor rechthebbende.
2.15 Nu tegen de voorgestelde mentor geen bezwaren zijn gerezen, zal de kantonrechter beschikken zoals hierna aangegeven.
stelt een beperkt mentorschap in over: [rechthebbende] voornoemd;
beperkt het mentorschap tot het opstellen en uitvoeren van het zorgplan voor rechthebbende;
benoemt tot mentor: [X] voornoemd.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Minnaar en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 februari 2008.
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld:
door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een procureur worden ingediend bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.