ECLI:NL:RBBRE:2008:BC5372

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
29 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02/811719-06 [P]
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Janssen
  • Kok
  • Breeman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van een 9-jarig meisje in haar slaapkamer met zware gevolgen voor de verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 29 februari 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van de verkrachting van een 9-jarig meisje. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar en TBS met dwangverpleging. De feiten vonden plaats op 10 september 2006, toen de verdachte de slaapkamer van het meisje binnendrong en haar onder bedreiging van geweld dwong tot verschillende seksuele handelingen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was, waaronder de verklaring van het slachtoffer en DNA-onderzoek dat bevestigde dat het aangetroffen sperma van de verdachte was. Ondanks de ontkenning van de verdachte, oordeelde de rechtbank dat de verklaring van het meisje betrouwbaar was en dat de verdachte niet meewerkte aan gedragsdeskundig onderzoek, wat leidde tot de conclusie dat hij verminderd toerekeningsvatbaar was. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, wat resulteerde in een zware straf. De rechtbank volgde de eis van de officier van justitie en voegde een advies toe dat de TBS pas na het uitzitten van twee derde van de gevangenisstraf zou ingaan. De zaak benadrukt de noodzaak van bescherming van kwetsbare slachtoffers en de verantwoordelijkheid van de rechtspraak om ernstige zedendelicten adequaat te bestraffen.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 02/811719-06 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 februari 2008
in de strafzaak tegen
[verd[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
niet als ingezetene in de basisadministratie persoonsgegevens ingeschreven
thans gedetineerd in het huis van bewaring De Boschpoort te Breda
raadsman mr. B.T. Nooitgedagt, advocaat te Amsterdam.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is meermalen behandeld. Inhoudelijk is deze behandeld op de zittingen van
1 november 2007 en 29 januari 2008, welke laatste zitting is voortgezet op 15 februari 2008. De officier van justitie, mr. Van Aken, en de verdediging hebben ter zitting hun standpunten kenbaar gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 10 september 2006 een 9-jarig meisje in haar slaapkamer al dan niet met (bedreiging van) geweld seksueel heeft misbruikt, waarbij hij zijn tong en penis in haar mond heeft geduwd, zijn vinger in haar vagina of anus heeft geduwd en geprobeerd heeft haar met zijn penis te penetreren in vagina of anus.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Begrijpt de rechtbank de raadsman goed, dan heeft deze aangevoerd dat de officier van justitie niet ontvankelijk is op vier gronden. Zo niet een van deze gronden al tot een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie zou moeten leiden, dan dient de combinatie van deze factoren dat volgens de raadsman wel.
De rechtbank zal die factoren hierna puntsgewijs bespreken en haar oordeel daarover geven.
A: er sprake is van een onrechtmatige aanhouding van verdachte
De aanhouding van verdachte was niet onrechtmatig. Op grond van het bij de aanhouding voorhanden zijnde NFI-rapport was er immers voldoende verdenking.
Mocht de raadsman hebben bedoeld dat met de wijze waarop verdachte is getraceerd (via een landelijk opsporingsbericht in kranten en op tv met een foto én de naam van verdachte) een onrechtmatige inbreuk is gemaakt op zijn privacy en zijn portretrecht, dan is dat naar het oordeel van de rechtbank niet het geval.
Verdachte werd verdacht van een ernstig misdrijf. Hij was al eerder voor ernstige zedenmisdrijven veroordeeld. Gewone naspeuringen via familie of de officiële kanalen leidden niet tot resultaat.
Onder dergelijke omstandigheden kan de rechtbank niets onrechtmatigs ontdekken in de gekozen wijze van opsporen.
B: het onderzoek heeft zich niet over alle sporen uitgestrekt
Deze stelling van de raadsman is feitelijk onjuist. Uit het rapport van het NFI van
23 november 2006 blijkt dat, naast het stuk vloerbedekking, er 2 tissues, een washand en een slip wel zijn onderzocht, maar dat deze geen spermasporen bevatten en, zo verklaarde de getuige-deskundige [naam deskundige] op de zitting van 1 november 2007, vervolgens niet verder zijn onderzocht.
Een en ander moet bezien worden in het licht van de omstandigheid dat uit het spermaspoor dat op de vloerbedekking was aangetroffen inmiddels een volledig DNA-profiel was verkregen én dat de verklaring [slachtoffer] geen aanknopingspunt bevatte dat er nog iemand anders bij betrokken was.
De rechtbank ziet onder deze omstandigheden in het afzien van nader onderzoek geen reden om te veronderstellen dat verdachte in zijn verdediging is geschaad.
Om dezelfde reden kon van nader onderzoek in de woning (dat wel degelijk is ingesteld naar bijvoorbeeld braaksporen, waarbij niets werd aangetroffen) worden afgezien zonder dat verdachte in zijn verdediging werd geschaad.
C: er zijn bewust stukken achtergehouden
De rechtbank stelt vast dat de raadsman de concreet door hem aangeduide stukken uiteindelijk allemaal heeft gekregen. Voor het overige zijn zijn verzoeken te weinig specifiek of zijn de verzochte stukken niet of te weinig relevant voor enige te nemen beslissing in dezen.
D: [verdachte] was al verdachte toen het sporenmateriaal naar het NFI werd gestuurd
Dat [verdachte] al werd aangeduid als verdachte op het aanvraagformulier voor het NFI blijkt, gelet op de verklaring van de getuige-deskundige [naam deskundige] op de zitting van 1 november 2007, niet van invloed te zijn geweest op het onderzoek door het NFI. Zij verklaarde immers: Met het feit dat de naam van verdachte al op 12 september 2006 werd vermeld doe ik niets. De uitslag van het onderzoek gaat gewoon naar de databank als altijd. Mocht er geen match gevonden worden, dan vragen wij het OM of er nog nader onderzoek moet worden verricht.
De onderzoekers van de referentiemonsters en de sporen weten die naam evenmin. Zij werken in afzonderlijke ruimtes en worden bewust niet in kennis gesteld.
Deze vier punten leiden niet, ook niet in onderling verband bezien, tot niet-ontvankelijkheid van het OM. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
Er is evenmin een reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft verkracht.
Zij baseert zich daarbij op het studioverhoor [slachtoffer] dat wordt ondersteund door de verklaring van haar moeder. Daarnaast vindt de officier van justitie bewijs in de sporen die op de vloerbedekking in de slaapkamer [slachtoffer] werden aangetroffen.
Deze werden door het NFI onderzocht en daar bleek dat het sperma betrof, waaruit een volledig DNA-profiel werd verkregen, afkomstig van verdachte.
Voor de officier van justitie worden de door haar genoemde bewijsmiddelen nog versterkt door het feit dat verdachte blijft volharden in zijn zwijgrecht.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. De raadsman wijst daarbij op het navolgende.
Van meet af aan heeft de verdediging de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] betwist en verzocht haar te doen horen, welk verzoek de rechtbank steeds heeft afgewezen.
Nu de verklaring [slachtoffer] door de verdediging niet kan worden getoetst en haar verklaring niet voldoende betrouwbaar is, dient deze van het bewijs te worden uitgesloten.
Verder heeft de raadsman een volledige contra-expertise van het stuk vloerbedekking verzocht. De politie heeft vanaf dag één van het onderzoek al haar pijlen gericht op [verdachte] als de enige verdachte en heeft, zo begrijpt de rechtbank de raadsman, bij gebrek aan voldoende bewijs, met de sporen gesjoemeld. Het NFI heeft als verlengstuk van de politie daaraan meegewerkt.
Ook het verzoek tot een tegenonderzoek heeft de rechtbank echter niet gehonoreerd.
Door deze twee fundamentele rechten af te wijzen zonder daarvoor de verdediging te compenseren kan, nu verdere bewijsmiddelen ontbreken, slechts een vrijspraak volgen aldus de raadsman. De rechtbank heeft immers daarmee de onschuldpresumptie geschonden.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Zelden heeft de rechtbank zoveel nadere onderzoeken gelast, tijd en zittingsruimte besteed, aan een betrekkelijk eenvoudige zaak. Want de rechtbank is het met de officier van justitie én de raadsman eens. Ontdaan van alle franje zijn er, naast mogelijk ondersteunende bewijsmiddelen, slechts twee bewijsmiddelen waar het in deze zaak om draait, te weten:
de verklaring van [slachtoffer] en de uitkomst van het sporenonderzoek.
De verklaring van [slachtoffer]
De verdediging heeft telkenmale verzocht [slachtoffer] te kunnen horen naar aanleiding van het studioverhoor, voor het eerst op de zitting van 21 december 2006. De rechtbank heeft op die zitting dat verzoek afgewezen omdat artikel 6 van het EVRM er niet aan in de weg staat dat bij een belangenafweging tussen de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de geestelijke opgroei van een 9-jarig meisje enerzijds en de belangen van verdachte om de betrouwbaarheid van haar verklaring te kunnen toetsen anderzijds, deze belangenafweging in het voordeel [slachtoffer] uitvalt, zodat zij niet opnieuw aan een verhoor behoeft te worden onderworpen. Er is immers voldoende compensatie voor de verdediging om de betrouwbaarheid te toetsen door de audiovisuele opnamen te bekijken. Dit in combinatie met de omstandigheid dat de verklaring [slachtoffer] niet het enige bewijsmiddel is in deze zaak.
Op alle volgende zittingen heeft de raadsman het verzoek om [slachtoffer] te horen herhaald, maar heeft geen nieuwe argumenten naar voren gebracht welke de rechtbank tot een heroverweging brachten. Ook nu ziet de rechtbank geen reden om daar anders over te oordelen.
Er is de verdediging voldoende compensatie geboden door verdachte en de raadsman in staat te stellen de audiovisuele opname van het studioverhoor te bekijken. De raadsman heeft niet aangegeven dat er verschillen zijn tussen die opname en het woordelijk uitgewerkte proces-verbaal van het studioverhoor. De verdediging heeft ook geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om ter zitting onderdelen van het studioverhoor te bekijken, waaruit de onbetrouwbaarheid van de verklaring [slachtoffer] zou blijken.
De rechtbank acht de verklaring [slachtoffer] tijdens het studioverhoor, dat in de woordelijke uitwerking op de juiste wijze is uitgewerkt, betrouwbaar. Dat [slachtoffer] daaraan voorafgaand door de politie was gehoord doet daar niet aan af. Dat was een intakegesprek zoals voorgeschreven, ter beoordeling of [slachtoffer] voor een studioverhoor in aanmerking kwam.
[slachtoffer] is vervolgens in de studio verhoord volgens een gebruikelijke verhoormethode en zij heeft daarbij uitgebreid haar verhaal verteld. Zij gaf aan wanneer zij iets niet, of niet meer, wist en corrigeerde enkele malen de verhoorder en ook zichzelf. Ook toen de verhoorder haar antwoorden herhaalde bleef [slachtoffer] consistent.
Bovendien wordt haar verklaring bevestigd doordat een vlek op de vloerbedekking werd aangetroffen en door de uitkomsten van het technisch onderzoek naar die vlek.
De uitkomst van het sporenonderzoek
Uit de vloerbedekking in de slaapkamer [slachtoffer] is een stuk, met daarop de betreffende vlek, uitgesneden en naar het NFI gestuurd. Over het verloop van dat onderzoek bij het NFI is de deskundige [naam deskundige] uitgebreid gehoord op de zitting van 1 november 2007.
Gelet op de duidelijke toelichting van de deskundige ziet de rechtbank geen enkele reden om de uitkomsten van dit onderzoek van het bewijs uit te sluiten.
Desondanks heeft de rechtbank het verzoek van de verdediging voor een contra-expertise toegestaan. De reden om dat toe te staan was nu juist om de verdediging tegemoet te komen in hun volharding dat er sprake zou kunnen zijn van een complot.
In opdracht van de rechtbank is vervolgens een nieuw referentiemonster van verdachte afgenomen. Dit is door het FLDO, het Forensisch Laboratorium voor DNA-Onderzoek van de Leidse Universiteit, vergeleken met de contraset en ook het FLDO kwam tot een match van het spoor met het DNA van verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee alle mogelijke twijfel weggenomen. De raadsman voerde nog aan dat het FLDO niet aan de hand van de contraset, maar aan de hand van het originele stuk vloerbedekking had moeten onderzoeken. De rechtbank volgt hem daarin niet. De raadsman suggereert hiermee dat er door de politie, al of niet in samenwerking met het NFI, met het spoor zou zijn gesjoemeld. Daarvoor is echter geen enkele aanwijzing. Bovendien kán deze niet nader uitgewerkte complottheorie niet kloppen. Dit zou immers impliceren dat de politie, die toch wel erg veel moeite heeft moeten doen om verdachte op te sporen, er tevoren wel in slaagde om sperma van hem te verkrijgen zonder dat verdachte daarvan wist.
De rechtbank komt dus toe aan de beoordeling van het voorhanden bewijs. Zoals al hiervoor aangehaald is de verklaring van [slachtoffer] van belang. [slachtoffer] geboren op
[geboortedatum] 1997, verklaarde tijdens het studioverhoor op 11 september 2006 dat gisteren om vijf uur 's ochtends een man in haar slaapkamer kwam die de hele tijd een vinger voor zijn mond deed. Zij moest allemaal dingen doen die hij zei, anders zou hij haar en iedereen in huis dood maken. Zij heeft alles gedaan omdat ze heel erg bang was. Zij moest haar ondergoed uitdoen en hij heeft een jurkje van haar op haar ogen gelegd. Hij ging met zijn vingers in het gaatje waarmee zij plast en poept en maakte toen draaiende bewegingen met zijn vinger. Daarna moest zij met hem zoenen op zijn mond en op zijn piemel zuigen.
Hij heeft ook geprobeerd zijn piemel in haar gaatje te doen, terwijl zij op haar buik lag, maar dat lukte niet. Daarna moest zij weer aan zijn piemel zuigen en toen heeft zij het spul uitgespuugd in haar kamer naast haar bed. Toen hij weg ging zei hij dat zij het tegen niemand mocht zeggen, anders zou hij iedereen doodschieten.
Voorts acht de rechtbank van belang de verklaring van de moeder van [slachtoffer] [naam moeder slachtoffer]. Deze verklaart onder meer:
Het was tussen 08:00 uur en 08:30 uur die zondagochtend 10 september 2006 toen ik [slachtoffer] op mijn slaapkamer hoorde. [slachtoffer] kwam naar mij toe gelopen en zij ging op haar hurken op de grond zitten voor mijn bed. Ik zag dat zij aan het huilen was. ………
Ik vroeg haar wat er was. [slachtoffer] kwam op bed zitten en vertelde mij toen dat er een man op haar kamer was geweest en dat zij aan zijn piemel moest zuigen, dit vond zij vies en dat had zij uitgetuft. ………
[slachtoffer] bleef ook zeggen dat de man had gezegd dat zij niets mocht vertellen anders zou hij iedereen dood maken. Ik ben met [slachtoffer] naar haar slaapkamer gegaan. Zij heeft mij aangewezen waar zij getuft had. Ik zag dat daar inderdaad een nat plekje was. ………
De Unit Forensisch Technisch Onderzoek stelde een onderzoek in op de slaapkamer van [slachtoffer] aan de [adres]. Naar aanleiding van haar verklaring dat zij het spul dat zij in haar mond had binnen gekregen, had uitgespuugd naast haar bed ter hoogte van het hoofdeinde, is een deel van de vloerbedekking naast het bed ter hoogte van het hoofdeinde veilig gesteld. Dit kreeg het spoornummer 003/008 en DNAnr. DBA805.
Tot slot het deskundigenonderzoek. Aangezien het rapport van het NFI en dat van het FLDO dezelfde uitslag hebben en de getuige-deskundige mevr. [naam deskundige] van het NFI ter zitting over haar onderzoek is gehoord zal de rechtbank als bewijsmiddel hanteren het rapport van het NFI .
Dat rapport omschrijft dat een stuk vloerbedekking naast het bed van het slachtoffer (003/008, DBA805) is onderzocht op de aanwezigheid van sperma. Daarbij is sperma aangetroffen dat is bemonsterd en veiliggesteld als (DBA805)#1 voor een DNA-onderzoek. Getuige-deskundige [naam deskundige] heeft op de zitting verklaard dat het onderzoek naar de aanwezigheid van sperma is gebeurd volgens de zure fosfatasetest en vervolgens onder de microscoop. Het NFI noemt het pas sperma als onder de microscoop spermacellen zijn aangetroffen Dit bleek zo te zijn.
In het NFI-rapport is vermeld dat bij de isolatie van het DNA uit de bemonstering [DBA805]#1 van het stukje vloerbedekking gebruik is gemaakt van differentiële lysis.
Getuige-deskundige [naam deskundige] heeft ter zitting die differentiële lysistechniek nader toegelicht. Zij verklaarde: Daarna volgt een onderzoek volgens de differentiële lysistechniek methode.
Bij stap 1 maken we de celwanden kapot van het andere materiaal. Een spermacel is resistent voor die methode en blijft dus heel. Vervolgens wordt door centrifugeren het andere materiaal gescheiden van de spermacellen en houden we twee fracties over, namelijk spermacellen en overig celmateriaal, die beide apart verder worden onderzocht.
Volgens het NFI-rapport is vervolgens van de fractie met de spermacellen een volledig DNA-profiel verkregen.
Het DNA-profiel van het sperma in de bemonstering (DBA805)#1 van het stukje vloerbedekking is vergeleken met de in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking zijn volledig overeenkomende DNA-profielen gevonden, geregistreerd onder profielcluster 2725, het referentiemonster bloed van G.M.C. [verdachte]. De kans dat een willekeurig gekozen individu een DNA-profiel bezit dat overeenkomt met het betreffende DNA-spoor is minder dan één op één miljard.
De rechtbank trekt hieruit de conclusie dat naast het bed [slachtoffer] sperma is aangetroffen en dat dit sperma van verdachte is.
Op grond daarvan kan het niet anders dan dat de man die [slachtoffer] in haar slaapkamer dwong hem oraal te bevredigen verdachte was. De rechtbank acht de tenlastegelegde verkrachting dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Uit hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen volgt dat de rechtbank de – nogmaals herhaalde, subsidiaire – verzoeken van de raadsman om getuigen te horen afwijst.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 10 september 2006 te Breda door andere feitelijkheden en bedreiging met geweld [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1997) heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en zijn vinger in de vagina of anus van die [slachtoffer] geduwd en zijn penis tegen de vagina en/of anus van die [slachtoffer] geduwd en bestaande die andere feitelijkheden en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte (gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd) in de woning ende slaapkamer van die [slachtoffer] is binnengedrongen en tegen die [slachtoffer] heeft gezegd - zakelijk weergegeven - dat ze niets mocht vertellen en niet mocht roepen, anders zou hij, verdachte, iedereen dood maken en een jurkje over haar gezicht/ogen heeft gelegd en door zijn (fysiek en psychisch) overwicht voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van het feit dat zij verkrachting bewezen acht, maar verdachte verminderd toerekeningsvatbaar, gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 10 jaar.
Gelet op de door de officier van justitie aangenomen persoonlijkheidsstoornis heeft zij tevens gevorderd de maatregel van terbeschikking¬stelling (TBS) met dwangverpleging op te leggen, om te voorkomen dat verdachte zonder behandeling vrijkomt en in herhaling zal vallen.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich over de hoogte van de op te leggen straf niet uitgelaten, omdat hij een integrale vrijspraak heeft bepleit.
De raadsman heeft de inhoud van het rapport van de psycholoog [naam deskundige] met klem bestreden. Er is naar de mening van de raadsman geen sprake geweest van een onderzoek, maar van een eenzijdig gesprek. Bovendien baseert de psycholoog zijn conclusies niet op dat gesprek, maar in hoofdzaak op het strafblad van verdachte.
De raadsman heeft aangevoerd dat [naam deskundige] niet uit een simpel gesprek met verdachte tot deze conclusies had kunnen komen, ook niet in combinatie met de stukken waarover hij beschikte van de politie, van psychiater [naam deskundige] en mevrouw [naam deskundige]. De raadsman verdenkt de deskundige ervan onder druk van het OM een zodanig rapport te hebben geschreven dat tot een TBS-advies kon worden gekomen.
Verdachte is onderzocht in het Pieter Baan Centrum en de daaraan verbonden deskundigen hebben niet kunnen constateren dat verdachte persoonlijkheidsstoornissen heeft, noch de mate van toerekeningsvatbaarheid kunnen vaststellen.
Nu er geen dubbelrapportage is, wordt aan de wettelijk vastgestelde noodzakelijke voorwaarden voor een TBS niet voldaan, aldus de raadsman.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Veel ouders hebben wel eens meegemaakt dat hun kind bang is van monsters of enge mannen. Zo’n kind is ervan overtuigd dat er een monster of een enge man in huis is, zelfs onder het bed ligt.
Een ouder weet dat kind dan altijd gerust te stellen. Er zijn immers geen monsters of enge mannen in huis, laat staan op de slaapkamer van het kind. Vertrouwend op de geruststellende woorden van vader of moeder gaat het kind uiteindelijk rustig slapen.
Verdachte heeft echter aangetoond dat er wel degelijk enge mannen bestaan.
Het zal heel lang duren en de ouders [slachtoffer] enorm veel moeite kosten, als het hen ooit al zal lukken, om haar angst weg te nemen. Want [slachtoffer] heeft op 10 september 2006 op haar slaapkamer in het echt een enge man ontmoet.
Een hele enge man.
Verdachte is namelijk in die nacht de woning van de familie [slachtoffer] binnengeslopen. Terwijl de ouders rustig op zolder en hun drie dochters op de eerste verdieping lagen te slapen is verdachte doodgemoedereerd de slaapkamer van de 9-jarige [slachtoffer] binnengegaan. Gedurende bijna een half uur heeft verdachte haar tot verschillende seksuele handelingen gedwongen, steeds dreigend haar en het hele gezin te vermoorden. Verdachte dwong haar tenslotte om hem te pijpen.
Natuurlijk heeft verdachte hierdoor de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] ernstig geschonden en een normale en gezonde seksuele ontwikkeling van een 9-jarig meisje doorkruist. Maar bovenal heeft verdachte er voor gezorgd dat er in het verdere leven [slachtoffer] altijd enge mannen zullen blijven bestaan.
Daarnaast heeft dit ook gezorgd voor grote onrust in de samenleving en voor angst bij andere kinderen en ouders.
Juridisch heet het met (bedreiging met) geweld een vinger in de vagina of anus binnendringen en met de penis de mond binnendringen verkrachting. Op het verkrachten van een zo jong meisje is natuurlijk geen andere straf denkbaar dan een lange gevangenisstraf.
Dat verdachte geen openheid van zaken geeft acht de rechtbank zeker strafverzwarend. Niet in het minst omdat het voor [slachtoffer] en haar ouders zo een vraag zal blijven waarom dit nu juist hen moest overkomen en aldus de verwerking zal bemoeilijken.
Nog strafverzwarender is het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat hij veelvuldig tot lange gevangenisstraffen is veroordeeld voor zedendelicten, voor het laatst door het gerechtshof Den Bosch op 23 april 2003 tot een gevangenisstraf van 8 jaar.
Het wettelijke strafmaximum voor verkrachting bedraagt 12 jaar gevangenisstraf.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf, speelt een belangrijke rol of verdachte al dan niet volledig toerekeningsvatbaar was en of hij ook TBS moet krijgen.
Daarover overweegt de rechtbank het volgende.
De maatregel van TBS met dwangverpleging kan alleen worden opgelegd als is vastgesteld dat bij een verdachte tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond. Die vaststelling geschiedt door de rechter, in beginsel op basis van adviezen van twee gedragsdeskundigen, onder wie een psychiater. De eis van een advies door twee deskundigen is door de wetgever evenwel buiten toepassing verklaard als een verdachte weigert aan een onderzoek naar zijn geestvermogens mee te werken.
Uit deze door de wetgever gekozen constructie valt op te maken dat het de kennelijke bedoeling is dat een rechter in een dergelijk geval op basis van alle voorhanden zijnde informatie moet beoordelen of er sprake is van een geestelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling.
Verdachte is opgenomen geweest in het Pieter Baan Centrum. De deskundigen van het PBC stellen vast dat verdachte heeft geweigerd om aan een onderzoek mee te werken en ieder gesprek heeft geweigerd, en dat zij daarom vanuit hun professie niet kunnen concluderen of verdachte een geestelijke stoornis heeft.
Over verdachte is ook gerapporteerd door de psycholoog [naam deskundige]. Op de zitting van
29 januari 2008 is [naam deskundige] daarover uitgebreid gehoord. Verdachte werkte in zoverre aan diens onderzoek mee, dat hij ruim twee uur met de psycholoog heeft gesproken. Met de psychiater [naam deskundige] heeft verdachte steeds ieder gesprek geweigerd.
De deskundige [naam deskundige] komt tot de diagnose dat bij verdachte een narcistische persoonlijkheids¬stoornis, een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een parafilie-pedofilie aanwezig zijn. De psycholoog baseert deze diagnose op het gesprek dat hij met verdachte had in samenhang met de over verdachte uitgebrachte milieurapportage van mevrouw [naam deskundige] (d.d. 13 december 2006) en de uit het strafblad van verdachte blijkende herhaalde zedendelicten. [naam deskundige] komt tot de conclusie dat sprake is van enigszins tot verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Psycholoog [naam deskundige] acht de kans op herhaling groot door de ernst en de beperkte beïnvloedbaarheid van de persoonlijkheidsstoornis, het gebrek aan inlevings- en empathisch vermogen en de afwezigheid van zelfkritisch vermogen. [naam deskundige] acht een TBS met dwangverpleging onafwendbaar.
De rechtbank stelt voorop dat het rapport van psycholoog [naam deskundige] met de nodige voorzichtigheid moet worden beschouwd, nu dit niet is gebaseerd op een gebruikelijk en volledig psychologisch onderzoek, waarbij diverse tests worden afgenomen, maar met name op een gesprek, waarin geen confronterende vragen zijn gesteld. Maar de rechtbank ziet geen reden om dit rapport, zoals de raadsman heeft bepleit, geheel terzijde te stellen. Uit niets blijkt dat de psycholoog heeft gerapporteerd naar een bepaald resultaat toe. Zijn conclusies zijn helder en gebaseerd op door hem duidelijk uiteengezette factoren. De rechtbank vermag niet in te zien waarom de deskundige bij zijn diagnose niet de uit het strafblad blijkende vele zedendelicten van verdachte zou mogen betrekken.
En het is de professie van de deskundige om uit beschikbare gegevens en rapportages te destilleren wat voor zijn diagnose van belang is.
Psychiater [naam deskundige] heeft over verdachte geen rapport kunnen uitbrengen, omdat verdachte weigerde mee te werken aan zijn onderzoek. Deze deskundige geeft in zijn brief van 7 december 2006 aan dat hij, tijdens het korte gesprek dat hij met verdachte had, geen aanwijzingen heeft gevonden voor een psychiatrisch toestands¬beeld, maar dat een persoonlijkheids¬pathologie, bijvoorbeeld in de antisociale of narcistische sfeer zeker niet uitgesloten kan worden. In die zin sluiten zijn bevindingen aan bij de bevindingen van
[naam deskundige].
Verder spreken ook de deskundigen van het PBC over talrijke aanwijzingen voor een geestelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bij verdachte.
De psycholoog en de psychiater van het PBC geven beiden aan dat zonder inzicht in de seksuele belevingswereld van verdachte de diagnose pedofilie niet kan worden gesteld. Zij zijn het op dit punt dus niet eens met psycholoog [naam deskundige].
Maar de psycholoog van het PBC rapporteert dat er wel aanwijzingen zijn voor een persoonlijkheids¬stoornis met narcistische en antisociale trekken. Ook de psychiater geeft aan dat de eerder vastgestelde narcistische en antisociale persoonlijkheidsstoornis aansluiten bij de beschikbare informatie.
De rechtbank stelt vast dat deze deskundigen van het PBC – door de weigering van verdachte – weliswaar niet zelf, op basis van eigen onderzoek, een diagnose hebben kunnen stellen, maar dat hun bevindingen wel een bevestiging vormen van de door psycholoog [naam deskundige] vastgestelde persoonlijkheids¬stoornis.
Tot slot wijst de rechtbank op de veelvuldige veroordelingen voor zedendelicten, die verdachte altijd is blijven ontkennen, en zijn consequente en categorische weigering om enige hulp of behandeling te aanvaarden. Dit past in het beeld van een narcistische en een antisociale persoonlijk¬heidsstoornis.
Gelet op dit alles volgt de rechtbank de deskundige [naam deskundige] in zijn conclusie dat bij verdachte tijdens het begaan van het feit een geestelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond, te weten een narcistische en een antisociale persoonlijkheidsstoornis.
Gezien de veelvuldig door verdachte gepleegde, ernstige zedendelicten, vindt de rechtbank het onverantwoord om hem te zijner tijd onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij.
Gelet daarop en op de ernst van het huidige feit is TBS met dwangverpleging noodzakelijk.
Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat ook is voldaan aan de eisen die de wet daaraan stelt, te weten:
- op het gepleegde misdrijf is een gevangenisstraf van vier jaar of meer gesteld;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist die maatregel.
Gezien de ernst van het feit dient naast TBS met dwangverpleging ook een lange gevangenisstraf te worden opgelegd. Zoals gezegd bedraagt de maximale gevangenis¬straf voor verkrachting 12 jaar. Uit wat hiervoor is overwogen over de geestelijke toestand van verdachte, volgt dat hij verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Dat afgezet tegen de veelvuldige recidive en het weerzinwekkende karakter van de door hem gepleegde daad, is naar het oordeel van de rechtbank een gevangenisstraf van 10 jaar de juiste sanctie.
De rechtbank volgt de officier van justitie dus in haar eis. Maar daar bovenop zal de rechtbank, nu met de TBS in de regel een aanvang wordt gemaakt als eenderde van de opgelegde gevangenisstraf is uitgezeten, gelet op de ernst van het feit, het advies opnemen dat pas met de TBS zal worden begonnen nadat tweederde deel van de gevangenisstraf is verstreken.
Samengevat komt de rechtbank tot oplegging van een gevangenisstraf van 10 jaar en TBS met dwangverpleging.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 37a, 37b en 242 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Verkrachting;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 10 jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- gelast de terbeschikkingstelling van verdachte, met verpleging van overheidswege;
- adviseert dat pas met verpleging van overheidswege zal worden aangevangen nadat tweederde deel van de gevangenisstraf is verstreken.
Dit vonnis is gewezen door mr. Janssen, voorzitter, mr. Kok en mr. Breeman, rechters, in tegenwoordigheid van Mertens, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op
29 februari 2008.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 10 september 2006 te Breda door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1997) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis en/of tong in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of zijn vinger in de vagina en/of anus van die [slachtoffer] geduwd en/of zijn penis in/tegen de vagina en/of anus van die [slachtoffer] geduwd en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd) in de woning en/of de slaapkamer van die [slachtoffer] is binnengedrongen en/of tegen die [slachtoffer] heeft gezegd - zakelijk weergegeven - dat ze niets mocht vertellen en/of niet
mocht roepen, anders zou hij, verdachte, iedereen dood maken en/of een jurkje over haar gezicht/ogen heeft gelegd en/of door zijn (fysiek en/of psychisch) overwicht voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 september 2006 te Breda, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1997), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis en/of tong in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of zijn vinger in de vagina en/of anus van die [slachtoffer] geduwd en/of zijn penis in en/of tegen de vagina en/of anus van die [slachtoffer]
geduwd;
art 244 Wetboek van Strafrecht