Sector civiel recht
team handelsrecht
zaaknummer / rolnummer: 166308 / HA ZA 06-1713
Vonnis van 13 februari 2008
[eiser],
wonende te Chaam,
eiser,
procureur en advocaat mr. A.M.M. Brouns,
1. de coöperatie COÖPERATIEVE RABOBANK
DE ZUIDELIJKE BARONIE UA,
gevestigd te Baarle-Nassau,
gedaagde,
procureur mr. R.A.H. Post,
advocaat mr. drs J.J.A. Nederlof,
2. de naamloze vennootschap
INTERPOLIS SCHADE NV,
gevestigd te Tilburg,
gedaagde,
procureur mr. N.TH. ter Haar Romeny,
advocaat mr. M. Bouman.
Partijen zullen hierna [eiser], de Rabobank en Interpolis genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met vijf producties;
- de conclusie van antwoord van de Rabobank, met een productie;
- de conclusie van antwoord van Interpolis, met twee producties;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek van de Rabobank;
- de conclusie van dupliek van Interpolis, met een productie;
- de akte van [eiser];
- het extract uit het audiëntieblad van de rolzitting van 27 juni 2007, waaruit blijkt dat de Rabobank heeft afgezien van het doen nemen van antwoordakte;
- de akte van Interpolis.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Het geschil
2.1. [eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, samengevat - veroordeling van de Rabobank en Interpolis, hoofdelijk, althans ieder afzonderlijk voor het geheel of voor een deel, tot betaling van euro 4.115,78 en tot betaling van de overige door hem als gevolg van de op 3 september 2005 in zijn woonhuis uitgebroken brand geleden schade, nader op te maken bij staat, een en ander te vermeerderen met rente en kosten.
2.2. De Rabobank en Interpolis voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3. De beoordeling
3.1. Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken en/of op grond van de onbestreden inhoud van overgelegde producties het volgende vast:
In verband met de koop van een woonhuis door [eiser], is tussen hem en Interpolis in of omstreeks mei 2003 door tussenkomst van de Rabobank een aantal verzekeringsovereenkomsten tot stand gekomen, te weten een woonhuis-, een inboedel-, een motorrijtuigen-, een aansprakelijkheids-, een rechtsbijstand- en een reisverzekering, alle als onderdeel van een ‘Alles in één Polis’.
Voorafgaande aan het sluiten van deze verzekeringen heeft een medewerker van de Rabobank, de heer C. van Riel, het woonhuis bezocht, terwijl daarna een bespreking heeft plaatsgehad tussen [eiser], diens partner en Van Riel over de in verband met de koop van het woonhuis door [eiser] af te sluiten verzekeringen. Tijdens het bezoek van Van Riel aan het woonhuis en tijdens het later gevoerde gesprek heeft [eiser] aan Van Riel aangegeven dat hij een zo uitgebreid mogelijke verzekering en dekking wenste. Van Riel heeft [eiser] twee offertes voor de ‘Alles in één Polis’ van Interpolis voorgelegd, waaronder de offerte voor de later tot stand gekomen overeenkomst, welke offertes ten opzichte van elkaar slechts afweken ten aanzien van de dekking van de rechtsbijstandverzekering. Daarbij heeft Van Riel de omvang van de dekking mondeling toegelicht en heeft hij benadrukt dat de geoffreerde verzekeringen een uitgebreide dekking kennen. Op basis van deze informatie, heeft [eiser] gekozen voor de offerte met de meest uitgebreide dekking.
?Op 3 september 2005 is als gevolg van overspanning door onderbreking van de ‘0-draad’ in de hoofdschakelaar schade ontstaan aan diverse elektronische apparatuur en elektrische leidingen in de woning van [eiser].
?[eiser] heeft deze schade gemeld bij in eerste instantie de Rabobank en later rechtstreeks bij Interpolis.
Bij brief van 26 september 2005 heeft Interpolis [eiser] medegedeeld dat zij de schade niet zal vergoeden omdat – kort gezegd – geen sprake is van een risico waartegen de woonhuis- en inboedelverzekering ingevolge de daarop van toepassing zijnde polisvoorwaarden dekking bieden, meer in het bijzonder dat geen sprake is van het risico van brand, terwijl elektriciteitsschade, zoals het doorbranden van elektrische apparaten en leidingen onder 3.1 sub a van de genoemde polisvoorwaarden expliciet van vergoeding is uitgesloten.
3.2. [eiser] grondt zijn vordering jegens de Rabobank op onrechtmatige daad. Hij stelt dat overspanning een veel voorkomende oorzaak voor brandschade is, zodat dekking van deze schade in consumentenverzekeringen zeer gebruikelijk is. De Rabobank wist of behoorde als deskundige op het gebied van verzekeringen te weten dat Interpolis dekking van schade als gevolg van overspanning in haar polisvoorwaarden behorende bij de woonhuis- en inboedelverzekeringen uitsluit, dat bij diverse andere verzekeringsmaatschappijen wel dekking bestaat voor deze gebeurtenis en dat overspanning een vaak voorkomende oorzaak is voor (brand)schade. Nu [eiser] te kennen had gegeven dat hij een zo uitgebreid mogelijke verzekering wilde, had de Rabobank hem moeten informeren over het feit dat de Alles-in-één polis niet een zo uitgebreid mogelijke dekking heeft omdat schade als gevolg van overspanning bij Interpolis niet onder de dekking valt, aldus [eiser].
De vordering jegens Interpolis is gegrond op wanprestatie dan wel onrechtmatige daad. [eiser] stelt dat Interpolis verantwoordelijk is voor het verstrekken van informatie over haar producten aan consumenten die een verzekering met haar willen sluiten. Nu Interpolis gebruik maakt van de Rabobank om haar verzekeringsproducten aan consumenten te verkopen, dient de onjuiste, althans onvolledige informatieverstrekking door de Rabobank aan Interpolis te worden toegerekend, aldus [eiser]. Daar komt bij, aldus [eiser], dat in het maatschappelijk verkeer de indruk wordt gewekt dat de Rabobank met betrekking tot het afsluiten van verzekeringen een verlengstuk van Interpolis is. Interpolis is tekortgeschoten in haar verplichtingen uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst door het doen, althans laten doen van onjuiste dan wel onvolledige mededelingen over de omvang van de dekking van de verzekering aan [eiser], aldus steeds [eiser].
[eiser] stelt dat hij als gevolg van de overspanning schade heeft geleden ten bedrage van euro 4.115,78, bestaande in kosten om verdere schade te voorkomen, kosten voor noodreparaties in zijn woonhuis en kosten voor vervanging en reparatie van apparatuur. De schade kan volgens [eiser] nog niet exact worden begroot, reden waarom een verwijzing naar de schadestaatprocedure wordt gevorderd.
3.3. De Rabobank en Interpolis betwisten dat zij onzorgvuldig jegens [eiser] hebben gehandeld, terwijl zij tevens de omvang van de gestelde schade bestrijden.
3.4. De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van [eiser] niet gegrond is op de verzekeringsovereenkomsten zelf, maar op onrechtmatige daad, dan wel wanprestatie voorafgaande aan het sluiten van die verzekeringsovereenkomsten, waarbij [eiser] er kennelijk van uit gaat dat de door hem gestelde schade als gevolg van overbelasting op grond van de polisvoorwaarden die behoren bij de woonhuis- en inboedelverzekering niet is gedekt. Dat deze polisvoorwaarden, waarop Interpolis zich heeft beroepen, niet toepasselijk zijn op de door hem afgesloten verzekeringen is door [eiser] niet gesteld.
3.5. Bij de voornoemde, door [eiser] gekozen grondslag, had het gelet op zijn vordering tot schadevergoeding op zijn weg gelegen om niet slechts te stellen dat de Rabobank en/of Interpolis jegens hem onzorgvuldig hebben gehandeld, maar tevens dat hij als gevolg daarvan schade heeft geleden. [eiser] heeft slechts gesteld dat hij als gevolg van de overspanning schade heeft geleden maar niet dat hij de ‘Alles in één polis’ niet zou hebben afgesloten indien de Rabobank hem zou hebben medegedeeld dat schade als gevolg van overspanning niet onder de dekking van de woonhuis- en inboedelverzekering viel. De door [eiser] gestelde feiten zijn hierdoor ontoereikend voor de door hem beoogde rechtsgevolgen, zodat [eiser] in zijn vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
3.6. Afgezien hiervan overweegt de rechtbank als volgt. In deze zaak is in de kern de vraag aan de orde of de Rabobank als tussenpersoon heeft voldaan aan haar zorgplicht jegens [eiser] door hem niet expliciet erop te wijzen dat schade als gevolg van overspanning van dekking was uitgesloten. De rechtsverhouding tussen enerzijds de Rabobank en anderzijds [eiser] dient gekwalificeerd te worden als een van opdracht tot het tot stand brengen van een verzekeringsovereenkomst. In het algemeen zal de tussenpersoon die deze opdracht aanneemt de zorg van een goed opdrachtnemer hebben te betrachten of, vanwege de hoedanigheid van tussenpersoon in assurantiën, meer in het bijzonder de zorg die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsbeoefenaar mag worden verwacht. Deze zorgplicht strekt zich ook uit tot de fase van advisering voorafgaande aan het tot stand brengen van de verzekeringsovereenkomst. Hoever de van de tussenpersoon vereiste zorg strekt, hangt in zijn algemeenheid af van de aard en inhoud van de verleende opdracht of cliëntrelatie, de daarbij betrokken belangen en de overige omstandigheden van het geval.
3.7. In de onderhavige zaak geldt dat [eiser] zich volgens zijn eigen stellingen tot de Rabobank heeft gewend omdat zijn voorkeur uitging naar een verzekering bij Interpolis, waarbij hij de medewerker van de Rabobank heeft verzocht om een zo uitgebreid mogelijke verzekering en dekking. Gesteld noch gebleken – [eiser] ging er gelet op zijn stellingen kennelijk van uit dat de Rabobank alleen verzekeringen van Interpolis aanbood – is dat [eiser] deze medewerker in dit verband heeft gevraagd naar verzekeringen van andere maatschappijen dan Interpolis. [eiser] heeft evenmin gesteld dat hij de medewerker van de Rabobank erop heeft gewezen dat het voor hem van belang was dat schade als gevolg van overspanning door de verzekering zou worden gedekt of dat deze medewerker bij diens bezoek aan de woning van [eiser] had moeten constateren dat [eiser] een bijzonder belang had bij deze dekking.
3.8. Vast staat dat de medewerker van de Rabobank een uitgebreid verzekeringspakket bij Interpolis (verschillende verzekeringen in één polis) aan [eiser] heeft voorgehouden en dat hij de omvang van de dekking van de verzekeringen globaal met [eiser] heeft toegelicht en uitgelegd. De rechtbank is van oordeel dat de Rabobank daarmee in het licht van de hiervoor genoemde maatstaf aan haar zorgplicht jegens [eiser] heeft voldaan. Die zorgplicht strekt dan niet zo ver dat de Rabobank had moeten wijzen op één van de uitsluitingen bij één van de vele door de zes geoffreerde verzekeringen gedekte risico’s.
3.9. Het voorgaande zou mogelijk anders zijn indien het zou gaan om een zo ongebruikelijke uitsluiting dat [eiser] daarmee, naar ook de Rabobank had moeten begrijpen, redelijkerwijs geen rekening behoefde te houden, maar daarvan is geen sprake. De Rabobank heeft gewezen op informatie van de website van de Nederlandse Vereniging van Assurantieadviseurs en financiële dienstverleners, waar is vermeld dat schade aan electrische apparaten en electronische apparatuur door overspanning/inductie doorgaans, tenzij het gaat om technische verzekeringen als een computer- of machinebreukverzekering, is uitgesloten, terwijl Interpolis heeft verwezen naar polisvoorwaarden van de inboedelverzekeringen van Univé, RVS en Postbank (Nationale-Nederlanden), waarin een soortgelijke uitsluiting wordt gehanteerd. Gelet hierop heeft [eiser], die één en ander niet heeft weersproken, zijn stelling dat dekking van deze schade in consumentenverzekeringen bij andere maatschappijen dan Interpolis zeer gebruikelijk is omdat overspanning een veel voorkomende oorzaak is van brandschade, onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd. Dat overspanning als oorzaak van brandschade zo vaak voorkomt dat [eiser] redelijkerwijs niet bedacht behoefde te zijn op de uitsluiting in de polisvoorwaarden van Interpolis, heeft [eiser] tegenover de betwisting van de Rabobank en Interpolis onvoldoende onderbouwd, zodat deze stelling wordt gepasseerd.
3.10. Dat de polisvoorwaarden tijdens de bespreking door de medewerker van de Rabobank niet aan [eiser] ter hand zijn gesteld, doet aan voornoemd oordeel niet af indien [eiser] daarvan in een later stadium tijdig kennis heeft kunnen nemen. De rechtbank gaat ervan uit dat daarvan sprake is geweest. [eiser] stelt immers niet dat de polisvoorwaarden niet op de verzekeringsovereenkomst van toepassing zijn. Nu hij bovendien niet heeft aangegeven op welk concreet moment de polisvoorwaarden hem zijn toegezonden, gaat de rechtbank ervan uit dat deze polisvoorwaarden hem bij het aangaan van de verzekeringsovereenkomst ter hand zijn gesteld.
3.11. Nu de Rabobank aan haar zorgplicht jegens [eiser] heeft voldaan, geldt dit ook voor Interpolis en kan in het midden blijven of de informatieverstrekking door de Rabobank al dan niet aan Interpolis moet worden toegerekend. Indien [eiser] in zijn vorderingen ontvangen had kunnen worden, zouden deze op grond van het vorengaande stranden.
3.12. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiser] in de kosten van het geding van zowel de Rabobank als Interpolis worden veroordeeld. De door Interpolis verzochte veroordeling in de nakosten conform tarief zal niet worden toegewezen nu artikel 237 lid 3 Rv bepaalt dat slechts kosten die vóór de uitspraak zijn gemaakt bij het vonnis kunnen worden vastgesteld en de wet een aparte procedure terzake de nakosten kent.
De rechtbank:
verklaart [eiser] in zijn vorderingen niet-ontvankelijk;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, deze voor zover aan de zijde van de Rabobank gevallen tot op heden begroot op euro 1.200,00, waarvan een bedrag van euro 904,00 wegens salaris procureur, en voor zover aan de zijde van Interpolis gevallen tot op heden begroot op euro 1.426,00, waarvan een bedrag van euro 1.130,00 wegens procureurssalaris;
verklaart de kostenveroordeling jegens Interpolis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Louwerse en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2008.