ECLI:NL:RBBRE:2008:BC7013

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
12 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
454581 cv 07-5392
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.L.L. Poeth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot uitbetaling van reisuren en chauffeurstoeslag na beëindiging arbeidsovereenkomst

In deze zaak vorderde de eiser, een timmerman, betaling van onbetaalde reisuren en chauffeurstoeslag van zijn voormalige werkgever, Staabo Timmerwerken B.V. De eiser was in dienst van Staabo van 1998 tot 2006 en had een schriftelijke arbeidsovereenkomst. Tijdens zijn dienstverband had hij nooit aanspraak gemaakt op de vergoeding van gemaakte reisuren, ondanks dat de cao voor de Bouwnijverheid dit voorschreef. De werkgever had de eiser echter gevraagd om meer kilometers te maken, met de afspraak dat de daaruit voortvloeiende reisuren niet vergoed zouden worden. De eiser had ingestemd met deze afspraak, maar vorderde later alsnog betaling van de reisuren en chauffeurstoeslag over de periode van 1998 tot 2005.

De kantonrechter oordeelde dat, hoewel de eiser instemde met het niet vergoeden van de reisuren, deze instemming niet kon worden tegengeworpen omdat het in strijd was met de cao. De rechter stelde vast dat de eiser zijn aanspraken niet had verwerkt, maar dat Staabo ook niet volledig kon vertrouwen op de instemming van de eiser. Uiteindelijk werd Staabo veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.789,34 bruto aan reisurenvergoeding en chauffeurstoeslag, met een wettelijke verhoging van € 180,- en buitengerechtelijke incassokosten van € 300,-. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector kanton
Locatie Tilburg
zaak/rolnr.: 454581-CV-07/5392
vonnis d.d. 12 maart 2008
inzake
[eiser],
wonende te [adres],
eisende partij bij exploot van dagvaarding d.d. 2 augustus 2007,
gemachtigde: mr. B.H. Boeijen, jurist bij FNV Bouw te Weert,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid STAABO TIMMERWERKEN B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te 5165 NM Waspik, gemeente Waalwijk, Dwarsweg 16,
gedaagde partij bij voormeld exploot,
gemachtigde: mr. M.E.F. Bredo, advocaat te Berkel-Enschot.
Het verloop van het geding
Dit blijkt uit de navolgende stukken:
a. de inleidende dagvaarding,
b. de conclusie van antwoord,
c. de conclusie van repliek,
d. de conclusie van dupliek.
De inhoud van deze stukken, met inbegrip van de daarbij over¬gelegde bescheiden, wordt als hier ingevoegd beschouwd.
Het geschil en de beoordeling daarvan
2.1 Partijen zullen hierna worden aangeduid als [eiser] respectievelijk Staabo.
2.2 Tussen hen staat als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende weersproken het navolgende vast.
- Met ingang van 11 februari 1998 is [eiser], thans 44 jaar oud, op grond van een schriftelijke arbeidsovereenkomst als timmerman in dienst getreden van Staabo;
- Het laatstelijk door hem genoten salaris bedroeg € 570,68 bruto per week, exclusief vakantietoeslag en emolumenten;
- Het dienstverband is met ingang van 30 december 2005, althans 21 april 2006 geëindigd;
- Op de arbeidsovereenkomst is steeds van toepassing geweest de (algemeen verbindend verklaarde) CAO voor de Bouwnijverheid (voor 2004 was de benaming Bouwbedrijf);
- Genoemde CAO’s bepalen in artikel 42 (artikel 23 oud) dat de werknemer aanspraak kan maken op vergoeding voor gemaakte reisuren voor woon-werkverkeer en op een chauffeurstoeslag, een en ander onder de voorwaarden als in die bepaling(en) nader geduid;
- Op grond van artikel 26a lid 5 van de CAO voor de Bouwnijverheid dient de werkgever bij elke loonbetaling aan de werknemer een opgave te verstrekken van het brutoloon, gespecificeerd in garantieloon, prestatiebeloning, overuren, reisurenvergoeding en andere vergoedingen en/of toeslagen; aan [eiser] zijn gedurende het dienstverband steeds aldus gespecificeerde loonstroken verstrekt;
- Middels aangetekend schrijven van 19 januari 2006 is namens [eiser] aan Staabo medegedeeld dat hij ter voorkoming van verjaring van eventuele vorderingen uit de arbeidsovereenkomst met Staabo zich alle aanspraken op nakoming ondubbelzinnig voorbehoudt;
- Bij brief van 8 mei 2006 is Staabo namens [eiser], onder overlegging van een specificatie van de gemaakte uren en de daarmee corresponderende bedragen, gesommeerd tot betaling van gedurende het dienstverband over de periode 1998 tot en met 2005 onbetaald gebleven reisuren en chauffeurstoeslag;
- Staabo heeft aan die sommatie geen gevolg gegeven en is niet tot betaling overgegaan; op een minnelijk voorstel van haar kant is [eiser] niet ingegaan.
2.3 Stellende dat Staabo gehouden is hem de gemaakte reisuren alsmede de chauffeurstoeslag over de hiervoor genoemde periode alsnog uit te betalen en dat hij van zijn aanspraken ter zake geen afstand heeft gedaan, vordert [eiser] de veroordeling van Staabo tot betaling van in totaal € 27.433,16 bruto aan voor de jaren 2001 tot en met 2005 niet verjaarde bedragen volgens het door hem in het geding gebrachte overzicht te vermeerderen met de wettelijke verhoging, alsmede een bedrag van € 750,- (exclusief BTW) aan buitengerechtelijke incassokosten en rente over de bedragen vanaf de dag dat deze verschuldigd zijn, kosten rechtens.
2.4 Staabo heeft de vordering gemotiveerd weersproken en heeft geconcludeerd tot afwijzing daarvan. Daartoe heeft zij, de juistheid van het door [eiser] gegeven hiervoor genoemde overzicht op zichzelf niet betwistend, in essentie het navolgende aangevoerd. [eiser] heeft vanwege zijn privé-situatie gevraagd om ten behoeve van het werk meer kilometers te mogen maken waardoor hij een hogere kilometervergoeding zou ontvangen. Haar directeur is daarmee akkoord gegaan met de kanttekening dat de daaruit voortvloeiende reisuren niet zouden worden uitbetaald. [eiser] voornoemd heeft daarmee uitdrukkelijk ingestemd. Weliswaar is voormelde afspraak nimmer op papier gezet maar daar was de cultuur binnen het bedrijf ook niet naar. [eiser] heeft vervolgens ook nooit aanspraak gemaakt op uitbetaling van de gemaakte uren. Nu deze bovendien niet, zoals de andere toeslagen, op de loonstroken prijkten terwijl hij die uren ondertussen wel steeds is blijven maken zonder daartegen op te komen en eerst geruime tijd na afloop van het dienstverband betaling daarvan te vorderen, is het niet redelijk dat zij daartoe alsnog gehouden zou zijn, aldus Staabo, zich in dit verband tevens beroepend op verjaring en rechtsverwerking.
2.5 Staabo is bij dat standpunt gebleven, ook nadat [eiser] dat bij repliek heeft tegengesproken en heeft betwist dat afspraken met hem zijn gemaakt waarmee hij afstand zou hebben gedaan van zijn aanspraken. Daarop heeft de kantonrechter vonnis bepaald op heden.
2.6 Ingaand op de wederzijdse stellingen en weren oordeelt de kantonrechter als volgt.
2.7 Indien zou moeten worden aangenomen dat [eiser] destijds heeft ingestemd met het laten varen van aanspraken op uitbetaling van gemaakte reisuren en chauffeurstoeslag kan die afstand van zijn aanspraken Staabo op zichzelf niet baten. Terecht stelt [eiser] immers dat de instemming hem niet kan worden tegengeworpen althans dat hij daarop mag terugkomen nu het gaat om van de CAO in zijn nadeel afwijkende afspraken. Het ontstaan van zijn recht/ aanspraak kan derhalve niet ter discussie staan. Eventuele compensatie van dat nadeel op andere wijze, voor zover daarvan al sprake mocht zijn geweest, kan daaraan niet in de weg staan. Het is immers niet zo dat het een onsje minder mag zijn omdat het op een ander terrein van de CAO een onsje meer is.
2.8 Ondertussen moet wel worden geconstateerd dat [eiser] weliswaar feitelijk heeft betwist dat hij (uitdrukkelijk) afstand heeft gedaan van zijn aanspraken op betaling van reisuren en chauffeurstoeslag, maar op zichzelf niet heeft bestreden dat partijen over het niet uitbetalen en over de beweegredenen daartoe hebben gesproken. Evenmin heeft hij bestreden dat Staabo hem als zodanig het voordeel van het maken van reiskilometers en dus de reiskilometervergoeding (niet de reisuren) heeft gegund en hem ter wille is geweest terwijl daartoe voor haar strikt genomen geen noodzaak bestond aangezien daarvoor andere personeelsleden, die dichterbij woonden, op die projecten konden worden ingezet. Van belang is verder dat niet is gebleken dat en zo ja, wanneer en bij wie [eiser] tussentijds bij Staabo zou hebben geklaagd over het niet uitbetalen van de gemaakte reisuren en de toeslag. De enkele niet geconcretiseerde en niet nader onderbouwde stelling van [eiser] dat hij gedurende het dienstverband wel op betaling heeft aangedrongen is daartoe in het licht van de betwisting ervan door Staabo en mede in aanmerking genomen het tijdverloop onvoldoende en ongenoegzaam. Zeker nu in tegenstelling tot de andere elementen van het brutoloon de uren en de toeslag in het geheel niet op de loonstroken stonden vermeld. Uitdrukkelijk bewijs dat hij heeft gereclameerd heeft [eiser] trouwens niet aangeboden. Betekenis komt ten slotte toe aan het feit dat hij wel steeds die reisuren is blijven maken. Dit alles in aanmerking genomen is de kantonrechter het daarom met Staabo eens dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is en overigens ook niet spoort met de eisen van goed werknemerschap dat [eiser] alsnog aanspraak maakt op volledige vergoeding van die uren en van die toeslag vanaf 2001 tot aan het einde van zijn dienstverband althans eind 2005. Dat geldt te meer nu haar de mogelijkheid is ontnomen tijdig de verdere opbouw van die aanspraken, waaraan zij niet verplicht was haar medewerking te verlenen, te voorkomen.
2.9 Tegenover het voorgaande staat echter dat het evenmin zo kan zijn dat Staabo er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [eiser] zijn door het werken op die projecten verkregen recht op vergoeding van de gemaakte reisuren in het geheel niet (meer) zou mogen effectueren. De omstandigheid dat [eiser] heeft ingestemd met het door Staabo gemaakte voorbehoud en dat hij niet heeft “gepiept” laat immers onverlet dat ook Staabo zich bewust is geweest van en een eigen verantwoordelijkheid draagt voor het feit dat zij die voorwaarde niet mocht stellen. Een andere opvatting zou volledige en onvoorwaardelijke honorering van de door [eiser] gedane afstand meebrengen en dat verdraagt zich niet met hetgeen hiervoor in 2.7 is overwogen. Bovendien heeft Staabo, goedbedoeld of niet, ook zelf het risico aanvaard dat [eiser] los van de gevolgen daarvan voor de toekomst op de gegeven instemming zou kunnen terugkomen en verkregen aanspraken met terugwerkende kracht over in ieder geval enige periode nog te gelde zou (mogen) maken. Mede in aanmerking genomen het tijdsverloop voordat Staabo uiteindelijk in rechte werd betrokken en de verantwoordelijkheden, belangen en houding van partijen in deze over en weer afwegend, moet [eiser] redelijkerwijs geacht worden alleen zijn rechten, voor zover die betrekking hebben op het laatste halve jaar waarover hij betaling vordert niet te hebben verwerkt.
2.10 Gelet op de niet door Staabo bestreden uitsplitsing over het jaar 2005 in het bijzonder en de daarop betrekking hebbende bedragen brengt het voorgaande mee dat [eiser] nog toekomt aan reisuren vergoeding € 1.237,34 bruto en aan chauffeurstoeslag nog € 552,- bruto, in totaal dus € 1.789,34 bruto. Tot betaling van dat bedrag zal Staabo worden veroordeeld. De gevorderde wettelijke verhoging zal de kantonrechter matigen en naar de maatstaf der redelijkheid stellen op € 180,-. Nu voldoende is gebleken van buitengerechtelijke werkzaamheden zijn daarmee verband houdende incassokosten eveneens toewijsbaar. Naar de maatstaf der redelijkheid en volgens het ten deze gebruikelijke zullen deze, mede gelet op het in hoofdsom toe te wijzen bedrag, worden gesteld op € 300,- (exclusief BTW). Rente ten slotte zal worden toegewezen vanaf de datum als hierna vermeld. De vaagheid van de vordering laat voor het overige op dit punt niet meer toe.
2.11 Gelet op de uitkomst van de procedure ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren, zodanig dat iedere partij de eigen kosten draagt.
3. De beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt Staabo om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan reisurenvergoeding en chauffeurstoeslag alsmede wettelijke verhoging aan [eiser] te betalen € 1.789,34 bruto en € 180,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze beide bedragen vanaf 19 januari 2006 tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt Staabo voorts om aan [eiser] ter zake buitengerechtelijke incassokosten te betalen de somma van € 300,- (exclusief BTW);
compenseert de proceskosten, zodanig dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. H.L.L. Poeth, kantonrechter te Tilburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 maart 2008, in tegenwoordigheid van de griffier.