ECLI:NL:RBBRE:2008:BC8426

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
2 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
461243 cv 07-6739
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige overheidsdaad na doorzoeking huurwoning

In deze zaak vorderde de eiseres, wonende te Tilburg, een verklaring voor recht dat de Staat aansprakelijk was voor een onrechtmatige overheidsdaad. Dit naar aanleiding van een doorzoeking van haar huurwoning op 11 augustus 2006 door opsporingsambtenaren, die plaatsvond in het kader van een strafrechtelijk onderzoek. De eiseres stelde dat er geen redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit bestond en dat de schade aan haar woning, veroorzaakt door de doorzoeking, vergoed diende te worden. De Staat, als gedaagde partij, ontkende de onrechtmatigheid van het optreden en betwistte de gestelde schade. De kantonrechter oordeelde dat de rechtmatigheid van de binnentreding en doorzoeking niet beslissend was voor de vraag of de schade (on)rechtmatig was. De rechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de doorzoeking onrechtmatig was en dat de eiseres niet had aangetoond dat de schade onevenredig was in verhouding tot de rechtmatige overheidsactie. De vordering van de eiseres werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 2 april 2008.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector kanton
Locatie Tilburg
zaak/rolnr.: 461243-CV-07/6739
vonnis d.d. 2 april 2008
inzake
[eiseres],
wonende te [adres],
eisende partij bij exploot van dagvaarding d.d. 3 oktober 2007,
gedeeltelijk kosteloos procederend,
gemachtigde: mr. G.L.A.M. van Doveren, advocaat te Waalwijk,
tegen:
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Justitie – Openbaar Ministerie),
zetelend te Den Haag,
gedaagde partij bij voormeld exploot,
gemachtigde: mr. K. van den Bogaard, werkzaam ten kantore van gedaagde.
Partijen worden hierna aangeduid als [eiseres] en de Staat.
1. Het verloop van het geding
Dit blijkt uit de volgende processtukken:
1.1 de inleidende dagvaarding met producties,
1.2 de conclusie van antwoord met producties,
1.3 de conclusie van repliek met producties,
1.4 de conclusie van dupliek.
2. Het geschil
[eiseres] vordert, samengevat, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, verklaring voor recht dat de Staat aansprakelijk is voor de gepleegde onrechtmatige overheidsdaad en veroordeling van de Staat tot betaling van € 1.707,06 te vermeerderen met wettelijke rente en met veroordeling van de Staat in zowel de proceskosten als de forfaitaire nakosten. [eiseres] verzoekt verder de afgifte van een bevelschrift voor de nakosten.
De Staat weerspreekt de vordering.
3. De beoordeling
3.1 Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist staat tussen partijen het navolgende in rechte vast.
3.1.1 Krachtens gesloten overeenkomst huurt [eiseres] van de verhuurder de woning aan [adres].
3.1.2 Het van die overeenkomst op schrift gestelde huurcontract bepaalt onder meer in artikel 14.1 dat, zakelijk weergegeven, de huurder aansprakelijk is voor alle schade die door een toerekenbaar tekortschieten in een huurdersverplichting tijdens de huurtijd aan het gehuurde is ontstaan en dat alle schade, behalve brandschade, wordt vermoed daardoor te zijn ontstaan.
3.1.3 Zoals de in 2001 na een schietpartij wegens onder meer doodslag veroordeelde en gedetineerde ex-partner van [eiseres] haar had aangekondigd, werden begin augustus 2006 bij de door [eiseres] gehuurde woning een kogelwerend vest, een mobiele telefoon en een geldbedrag bezorgd en heeft [eiseres] dat in ontvangst genomen.
3.1.4 Op 11 augustus 2006 werd onder leiding van de rechter-commissaris in strafzaken en in het bijzijn van het Openbaar Ministerie (hierna: OM) de door [eiseres] gehuurde woning in het kader van een strafrechtelijk onderzoek door 0psporingsambtenaren binnengetreden en doorzocht. Daarbij werden een kogelwerend vest, een mobiele telefoon en geldbedragen in beslag genomen. Op verdenking van voorbereiding van samen met anderen te plegen moord(en) werd [eiseres] toen ook strafrechtelijk aangehouden en in verzekering gesteld. [eiseres] werd uiteindelijk op 14 augustus 2006 in vrijheidgesteld.
3.1.5 Bij brief van 11 oktober 2006 zond de verhuurder aan [eiseres] een prijsopgave voor in opdracht van [eiseres] uit te voeren herstelwerkzaamheden in de achterste slaapkamer, op de overloop en op zolder tegen een door [eiseres] te betalen bedrag van € 1.407,06.
3.1.6 Bij brief van 23 februari 2007 deelde het OM aan [eiseres] mee dat is beslist haar niet verder strafrechtelijk te vervolgen omdat “er onvoldoende wettig bewijs is”.
3.1.7 Omdat de strafzaak was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel kende de strafrechter [eiseres] bij beschikking van 6 juni 2007 op haar verzoek als gewezen verdachte wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis en voor de kosten van het ingediende verzoek ten laste van de Staat een vergoeding toe ten bedrage van € 560,00.
3.2 [eiseres] baseert de vordering op een door het OM op 11 augustus 2006 gepleegde en toe te rekenen onrechtmatige overheidsdaad. [eiseres] stelt daartoe meer in het bijzonder dat, samengevat, toen elk redelijk vermoeden van haar schuld aan een strafbaar feit ontbrak en dat de schade aan haar huurwoning als gevolg van het OM-handelen tijdens de doorzoeking is ontstaan, terwijl de strafzaak uiteindelijk werd geseponeerd wegens het ontbreken van bewijs en bovendien sprake was van onjuiste informatie van de politiële Criminele Inlichtingen Eenheid (hierna: CIE). [eiseres] stelt, samengevat, dat bij de doorzoeking schade aan de woning werd veroorzaakt door met name het verwijderen van vloerdelen en isolatiemateriaal op zolder en slaapkamer en het verwijderen van wandpanelen en isolatiemateriaal terwijl toen ook de trapleuning werd gesloopt, hetgeen ten onrechte niet zou blijken uit het in strijd met de waarheid terzake opgemaakte proces-verbaal. [eiseres] maakt onder meer aanspraak op vergoeding van door haar aan de verhuurder betaalde herstelkosten ten bedrage van €.407,06 en een vergoeding van € 300,00 voor buitengerechtelijke (incasso)kosten.
3.3 De Staat verweert zich door, samengevat, te ontkennen dat sprake was van een onrechtmatige overheidsdaad en door bovendien de gestelde schade te ontkennen. De Staat stelt, samengevat, dat de thans nog gedetineerde ex-partner van [eiseres] volgens verkregen betrouwbare CIE-informatie zijn weekendverlof bij [eiseres] zou gaan doorbrengen terwijl hij nog steeds grote problemen zou hebben met diverse Tilburgers en in de woning van [eiseres] een voor hem bestemd vuurwapen en kogelvrij vest zouden liggen. De Staat stelt, samengevat, dat op 11 augustus 2006 sprake was van een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit, zowel ten aanzien van [eiseres] als ten aanzien van haar ex-partner. Volgens de Staat was het optreden tijdens de zorgvuldig uitgevoerde doorzoeking ook niet disproportioneel en is daarbij niet de gestelde schade ontstaan.
3.4 De kantonrechter overweegt dat het er bij de beoordeling of de op 11 augustus 2006 aanwezig geachte rechtvaardigingsgrond voor het gewraakte overheidsoptreden achteraf ongefundeerd is, met name om gaat of uit de resultaten van het strafvorderlijk onderzoek op enigerlei wijze blijkt dat de toenmalige verdenking die dat optreden als zodanig kon en mocht rechtvaardigen, ten onrechte heeft bestaan. De enkele omstandigheden dat het niet tot een strafzaak is gekomen met betrekking tot de destijds tegen [eiseres] gerezen verdenking en dat op 23 februari 2007 zelfs aan [eiseres] is bericht dat zij wegens onvoldoende wettig bewijs niet verder strafrechtelijk zou worden vervolgd, vormen onvoldoende grond om te oordelen dat van de aanvang af een rechtvaardiging voor het gewraakte overheidsoptreden heeft ontbroken. Dat [eiseres] aangeeft de betrouwbaarheid van de bewuste CIE-informatie niet te kunnen verifiëren omdat daarover nauwelijks of geen (nadere) informatie werd verschaft, doet er niet aan af dat uit de stukken van de strafzaak niet blijkt van haar onschuld aan het misdrijf waarvan zij werd verdacht. In het licht van die stukken kan ook niet worden geoordeeld dat al bij voorbaat vaststond dat geen strafrechtelijke veroordeling van [eiseres] zou kunnen volgen of dat in redelijkheid niet kon worden betwijfeld dat het betrokken feitencomplex buiten de toen op [eiseres] toepasselijk geachte strafbepalingen viel.
3.5 [eiseres] stelt zich terecht op het standpunt dat de rechtmatigheid van de binnentreding en doorzoeking op 11 augustus 2006 als zodanig nog niet beslissend is voor het antwoord op de vraag of het daarbij toebrengen van schade (on)rechtmatig is, met name omdat daarbij soms ook dient te worden bezien of de onevenredig nadelige - dat wil zeggen: buiten het normale maatschappelijke risico of het normale bedrijfsrisico vallende en dan bovendien alleen op [eiseres] drukkende - gevolgen van het gewraakte overheidshandelen op 11 augustus 2006 niet ten laste van haar zouden behoren te komen. Niet alleen volgt uit de daarvan beschikbare ambtsedige processen-verbaal niets van de door [eiseres] gesuggereerde laakbare uitvoeringshandelen door opsporingsambtenaren, maar [eiseres] stelt bovendien met name slechts dat de doorzoeking op onzorgvuldige wijze zou hebben plaatsgevonden en dat daarbij schade werd veroorzaakt. Ondanks betwisting onderbouwt en concretiseert [eiseres] haar stellingen op dit punt echter niet, althans volstrekt onvoldoende, nader. Zo stelt en motiveert [eiseres] bijvoorbeeld niet nader hoe de verwijdering en de sloop van de bewuste zaken feitelijk precies in zijn werk zou zijn gegaan, laat staan dat deze handelingen feitelijk op zodanige wijze zouden zijn uitgevoerd dat het tegenover haar onrechtmatig kan worden geacht. Dat zaken volgens [eiseres] onder verwijzing naar foto’s door opsporingsambtenaren niet steeds volledig zouden zijn teruggeplaatst, is daartoe althans onvoldoende. De door [eiseres] bedoelde “ravage” vindt ook volstrekt onvoldoende steun in de daartoe door [eiseres] overgelegde foto’s. Bovendien kan niet worden geoordeeld dat de volgens [eiseres] daarbij toegebrachte schade een zodanige onevenredig schade oplevert dat deze bij de op zichzelf rechtmatige binnentreding en doorzoeking jegens [eiseres] onrechtmatig is. Daarbij is niet alleen in aanmerking genomen de aard van de onderhavige overheidshandeling en het daarmee gediende belang, maar ook de kennis en wetenschap van [eiseres] omtrent haar ex-partner, het verleden van en rond haar ex-partner, de aangekondigde bezorging van het kogelwerend vest, een mobiele telefoon en een geldbedrag en het kort daarop verwachte weekendverlof dat haar ex-partner bij haar in Tilburg zou gaan doorbrengen. Dit laatste is althans niet uitdrukkelijk en gemotiveerd ontkend, hetgeen ook geldt voor de door de Staat gestelde omstandigheid dat tussen de ex-partner van [eiseres] en diverse Tilburgers nog steeds grote problemen bestaan. Anders dan [eiseres] wenst kan de beoordeling van alle ten aanzien van haar in aanmerking te nemen feiten en omstandigheden niet volledig worden losgezien van de feiten en omstandigheden die haar ex-partner betreffen, zeker indien daarbij ook zijn verwachte komst naar haar gehuurde woning in aanmerking wordt genomen. Naast de aldus voorzienbare mogelijkheid van enige schade die [eiseres] lijdt als gevolg van het gewraakte overheidshandelen, zijn daarbij verder nog in aanmerking genomen de aard en de omvang van de door [eiseres] gestelde schade.
3.6 Dat er - anders dan vanwege beschikbare CIE-informatie werd verwacht - op 11 augustus 2006 geen vuurwapen in de door [eiseres] gehuurde woning werd aangetroffen, doet er dan ook niets aan af dat de vordering al op grond van het voorgaande zal worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiseres] in de proceskosten worden veroordeeld. Gelet op het voorgaande behoeven de overige geschilpunten geen bespreking meer en wordt als volgt beslist.
4. De beslissing
De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding, deze voor zover aan de zijde van de Staat gevallen tot op heden begroot op €.300,00 aan gemachtigdensalaris.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.G.W.M. Stienissen en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2008.