ECLI:NL:RBBRE:2008:BC8601

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
4 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
811421-07 [P]
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Janssen
  • mr. Kok
  • mr. Van den Hombergh
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in ontuchtzaak met minderjarige meisjes

Op 4 april 2008 heeft de Rechtbank Breda uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met zeven minderjarige meisjes die aan zijn zorg waren toevertrouwd. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de handelingen van de verdachte, namelijk het wassen van het gezicht, de hals en de rug van de meisjes onder de douche, niet als ontuchtig konden worden gekwalificeerd. Hoewel de rechtbank erkende dat deze handelingen in strijd waren met de huidige sociaal-ethische normen, waren ze niet seksueel van aard. De rechtbank benadrukte dat voor de kwalificatie van ontucht er sprake moet zijn van seksuele handelingen, wat in dit geval niet kon worden vastgesteld.

De verdediging had aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard moest worden vanwege het niet naleven van bepaalde formaliteiten tijdens het voorbereidend onderzoek. De rechtbank oordeelde echter dat de onvolkomenheden in de procedure niet zo ernstig waren dat een eerlijke rechtsgang niet meer mogelijk was. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de slachtoffers, die niet volledig objectief waren, onvoldoende bewijs boden om de verdachte te veroordelen.

De rechtbank stelde vast dat de verdachte, als schooldirecteur, zich bewust had moeten zijn van de gevoelens van de kinderen en dat hij meer afstand had moeten nemen. Desondanks was er geen bewijs dat de verdachte seksuele bedoelingen had gehad. De rechtbank besloot daarom de verdachte vrij te spreken van de hem ten laste gelegde feiten en hefte het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op. Dit vonnis werd uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 811421-07 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 april 2008
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. Van der Hout, advocaat te bergen op Zoom.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 maart 2008, waarbij de officier van justitie, mr. Van Aken, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte ontucht heeft gepleegd met 7 minderjarige meisjes die aan zijn zorg waren toevertrouwd danwel ontucht heeft gepleegd met 7 meisjes die de leeftijd van 16 jaar nog niet hadden bereikt.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
De raadsman heeft aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu tijdens het voorbereidend onderzoek een aantal formaliteiten niet, dan wel niet volledig of correct is nageleefd welke dwingend zijn voorgeschreven in de “Aanwijzing opsporing en vervolging van seksueel misbruik”. De raadsman heeft daartoe gewezen op het ontbreken van (verslaglegging van) een informatief gesprek voorafgaande aan de aangifte en het gegeven dat er in slechts twee gevallen een audioverhoor is gemaakt, hetgeen temeer klemt nu uit de opgenomen verhoren blijkt dat deze onvoldoende objectief hebben plaatsgevonden, in het bijzonder het door verbalisant [naam] gevoerde verhoor.
De rechtbank is, zoals hierna onder 4.3 uiteengezet, van oordeel dat door de opsporingsambtenaren in de onderhavige strafzaak niet geheel conform de “Aanwijzing opsporing en vervolging van seksueel misbruik” is gehandeld. Dit kan in zijn algemeenheid niet zonder consequenties blijven. Bij de beantwoording van de vraag of handelen in strijd met de Aanwijzing moet leiden tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie is doorslaggevend of er doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. De rechtbank is van oordeel dat er in dit geval geen sprake is van een zodanig ernstige schending van vormvoorschriften dat geen eerlijke rechtsgang meer mogelijk is zodat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging. De onvolkomenheden van de gevolgde procedure zijn daartoe onvoldoende zwaarwegend en dienen met name een rol te spelen bij de waardering van het bewijs.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ontucht heeft gepleegd met de meisjes, met uitzondering van [slachtoffer 7], en baseert zich daarbij op de aangifte van [naam aangever] de verklaringen van de getuigen en de eigen verklaring van verdachte. De meisjes hebben bij verdachte gedoucht en de officier van justitie volgt de verklaringen van de meisjes dat verdachte ook de rug, billen en benen van de kinderen heeft gewassen. De officier van justitie vindt dat deze handelingen, gelet op de leeftijd van de meisjes en gezien de omstandigheden waaronder ze zijn gepleegd, kunnen worden gezien als ontuchtige handelingen terwijl de meisjes aan de zorg van verdachte waren toevertrouwd. De officier van justitie acht hierbij doorslaggevend of de slachtoffers door de handelingen van verdachte in hun seksuele schaamtegevoel zijn gekwetst en acht daarbij het gevoel van het slachtoffer bepalend.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. De verklaringen van de meisjes kunnen volgens de raadsman niet voor het bewijs worden meegenomen aangezien de verklaringen niet spontaan tot stand zijn gekomen. Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte geen seksuele handelingen heeft verricht bij de meisjes en dat verdachte ook niet die bedoeling heeft gehad. Het ontuchtige karakter is niet aangetoond zodat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt aan de hand van de verklaring van verdachte het volgende vast. Verdachte organiseerde als schoolhoofd van basisschool [naam school] jarenlang Sinterklaasavonden waarbij kinderen uit groep 8 zwarte piet mochten spelen. De kinderen gingen dan mee naar het huis van verdachte, werden daar geschminkt en omgekleed en vervolgens gingen ze bij verschillende gezinnen en instellingen op Sinterklaasbezoek. Na afloop van de bezoeken gingen de kinderen wederom naar het huis van verdachte waar ze zich omkleedden en afschminkten. Dit afschminken gebeurde normaliter onder de douche en verdachte hielp hen bij het wassen. Verdachte bekent de meisjes te hebben geholpen bij het douchen door met een washand hun gezicht en hals te wassen. Ook heeft verdachte ter zitting verklaard dat het best zou kunnen zijn dat hij incidenteel, zo nodig, ook wel eens een rug van een meisje heeft gewassen.
De rechtbank is van oordeel dat de verhoren van de slachtoffers door de politie niet geheel volgens de “Aanwijzing opsporing en vervolging van seksueel misbruik” hebben plaatsgevonden. Zo zijn de slachtoffers, ondanks hun nog jonge leeftijd, niet in de studio gehoord en hebben deze verhoren in het bijzijn van de (stief)vader en/of de moeder plaatsgevonden. Daarnaast zijn van de verhoren, op de verhoren van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] na, geen audio opnamen gemaakt. Op grond van de audio opnamen van de verhoren van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft de rechtbank geconstateerd dat de ondervraging van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] door de verbalisanten niet in alle opzichten optimaal en conform de Aanwijzing is verlopen. Dit klemt te meer nu het dossier geen inzicht biedt in de wijze waarop de meisjes in eerste instantie hun verhaal hebben verteld, de reactie van de ouders daarop en de tijdspanne tussen die eerste verhalen en het verhoor bij de politie. Gezien voornoemde omstandigheden is de rechtbank niet in staat gebleken de betrouwbaarheid van de verklaringen van de slachtoffers te toetsen. Dit betekent dat de verklaringen van de slachtoffers, voor zover deze afwijken van hetgeen verdachte heeft verklaard, als onvoldoende controleerbaar op hun bewijskracht van het bewijs zullen worden uitgesloten.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of hetgeen verdachte heeft gedaan, het helpen bij het douchen door met een washand het gezicht en de hals van de meisjes te wassen, de kwalificatie ontuchtig kan dragen. Blijkens de wetsgeschiedenis van de artikelen 242 tot en met 249 Sv is het doel van de zedelijkheidswetgeving het beschermen van de seksuele integriteit van personen, die daartoe zelf, op een bepaald moment, niet in staat zijn. Bij ontucht moet het daarbij, blijkens de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, gaan om handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte voorbij is gegaan aan de gevoelens van de kinderen door de naakte meisjes, die een leeftijd van 11 – 12 jaar hadden, onder de douche met een washand te wassen. De meisjes hebben een leeftijd bereikt waarin zij zich lichamelijk beginnen te ontwikkelen. Het is dan begrijpelijk dat zij zich ongemakkelijk voelen en zich schamen wanneer de leraar hen naakt ziet en hen wast. Verdachte had dit anders kunnen en ook moeten regelen en organiseren en had zelf veel meer afstand moeten nemen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich hiervan, zeker gezien zijn positie als schooldirecteur, bewust had moeten zijn. Daarbij komt dat verdachte eerder was gewaarschuwd door getuige [getuige 1] dat sommige kinderen het niet prettig vonden om door verdachte onder de douche te worden gewassen.
De rechtbank stelt zich derhalve op het standpunt dat de vastgestelde handelingen van verdachte niet in overeenstemming zijn met de huidige sociaal-ethische normen. Dit is evenwel onvoldoende om te kunnen spreken van ontuchtige handelingen. Daarvoor is het tevens noodzakelijk dat er sprake is van seksuele handelingen. Op zichzelf is het wassen van de hals, het gezicht en incidenteel de rug van een kind met een washand onder douche niet aan te merken als een handeling van seksuele aard. Alleen onder bijzondere omstandigheden kan een dergelijke handeling als een handeling van seksuele aard worden gezien. Van zodanige omstandigheden is de rechtbank echter niet gebleken. Uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting is ook niet vastgesteld kunnen worden dat verdachte oneerbare en seksuele bedoelingen heeft gehad met het wassen van de kinderen. Concluderend is de rechtbank van oordeel dat de handelingen van verdachte de kwalificatie ontuchtig niet kunnen dragen. Zij zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit.
5 De beslissing
De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte;
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het primair en subsidiair tenlastegelegde feit;
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op;
Dit vonnis is gewezen door mr. Janssen, voorzitter, mr. Kok en mr. Van den Hombergh, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Fleskens, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 4 april 2008.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op een op meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2003
tot en met 05 december 2006 te Ossendrecht, gemeente Woensdrecht, (telkens)
ontucht heeft gepleegd met een of meer aan zijn zorg en/of opleiding en/of
waakzaamheid toevertrouwde minderjarige(n) te weten
- [slachtoffer 3] en bestaande die ontucht uit het
betasten (met een washand) van de rug en benen van die [slachtoffer 3] en/of
- [slachtoffer 2] en bestaande die ontucht uit het
betasten (met een washand) van de rug en/of billen en/of benen van die [slachtoffer 2]
en/of
- [slachtoffer 1] en bestaande die ontucht uit
het betasten (met een washand) van het gezicht en/of de rug en/of de billen
en/of de benen en/of de armen van die [slachtoffer 1] en/of
- [slachtoffer 5] en bestaande die ontucht uit het
betasten (met een washand) van de armen en/of buik en/of rug en/of gezicht van
die [slachtoffer 5] en/of
- [slachtoffer 6] en bestaande die ontucht uit het
betasten (met een washand) van de armen en/of rug en/of benen en/of de
halsstreek en/of borststreek van die [slachtoffer 6] en/of
- [slachtoffer 4], geboren op 31 maart 1995 en bestaande die ontucht uit
het betasten (met een washand) van de rug en/of het gezicht en/of de armen
en/of de buik van die [slachtoffer 7] en/of
- [slachtoffer 7], geboren in 1994 en/of 1995 en bestaande die ontucht uit het
betasten (met een washand) van het lichaam van die [slachtoffer 7];
art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op een op meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2003
tot en met 05 december 2006 te Ossendrecht, gemeente Woensdrecht, (telkens)
met een of meer perso(o)n(en) die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet
had(den) bereikt, buiten echt een of meer ontuchtige handeling(en) heeft
gepleegd te weten met:
- [slachtoffer 3] en bestaande die ontuchtige
handelingen uit het betasten (met een washand) van de rug en benen van die
[slachtoffer 3] en/of
- [slachtoffer 2] en bestaande die ontuchtige
handelingen uit het betasten (met een washand) van de rug en/of billen en/of
benen van die [slachtoffer 2] en/of
- [slachtoffer 1] en bestaande die ontuchtige
handelingen uit het betasten (met een washand) van het gezicht en/of de rug
en/of de billen en/of de benen en/of de armen van die [slachtoffer 1] en/of
- [slachtoffer 5] en bestaande die ontuchtige
handelingen uit het betasten (met een washand) van de armen en/of buik en/of
rug en/of gezicht van die [slachtoffer 5] en/of
- [slachtoffer 6] en bestaande die ontuchtige
handelingen uit het betasten (met een washand) van de armen en/of rug en/of
benen en/of de halsstreek en/of borststreek van die [slachtoffer 6] en/of
- [slachtoffer 4], geboren op 31 maart 1995 en bestaande die ontuchtige
handelingen uit het betasten (met een washand) van de rug en/of het gezicht
en/of de armen en/of de buik van die [slachtoffer 7] en/of
- [slachtoffer 7], geboren in 1994 en/of 1995 en bestaande die ontuchtige
handelingen uit het betasten (met een washand) van het lichaam van die [slachtoffer 7];
art 247 Wetboek van Strafrecht