ECLI:NL:RBBRE:2008:BD0163

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
21 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
800005-08 en 615456-07 (TUL) [P]
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Kooijman
  • A. Schoenmakers
  • J. Woudstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met vuurwapen en geweld in woning te Bergen op Zoom

Op 21 april 2008 heeft de Rechtbank Breda uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte op 26 december 2007 te Bergen op Zoom een woning is binnengedrongen. De verdachte en zijn medeverdachte hebben daarbij een drietal personen bedreigd met een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanwezig was tijdens de bedreigingen en dat hij het vuurwapen heeft gezien, ondanks zijn ontkenning. De bedreigingen waren gericht aan [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], waarbij de medeverdachte het vuurwapen op hen richtte en dreigende woorden uitsprak. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte, wat leidde tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een tweede tenlastegelegde feit, namelijk mishandeling van [slachtoffer 3], wegens gebrek aan bewijs. De verdachte is eerder veroordeeld voor geweldsmisdrijven en de reclassering adviseerde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. Tevens werd het in beslag genomen vuurwapen onttrokken aan het verkeer. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is geregistreerd onder ECLI:NL:RBBRE:2008:BD0163.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 800005-08 en 615456-07 (TUL) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 april 2008
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren [adres]en plaats]
wonende te [adres]
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring De Boschpoort, Nassausingel 26 te Breda
raadsman mr. A.M.C. Verheul, advocaat te Lelystad
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 april 2008, waarbij de officier van justitie, mr. Breman, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: samen met iemand anders [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] met onder andere een pistool heeft bedreigd;
Feit 2: in een periode van drie jaar [slachtoffer 3] een aantal malen heeft mishandeld.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd feit 1 bewezen te verklaren gelet op de voorhanden zijnde bewijsmiddelen. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte van feit 2 vrij te spreken, nu naar haar mening het overtuigend bewijs ontbreekt.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de bedreigingen onder feit 1 bewezen kunnen worden, met uitzondering van de handelingen die de medeverdachte van verdachte zou hebben verricht, namelijk het bedreigen met het pistool en de uitspraak: “Ik schiet jullie allemaal dood en daarna mezelf”. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat er ten aanzien van deze feitelijkheden geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte, zodat niet van medeplegen gesproken kan worden. Verdachte was namelijk naar de opvatting van de verdediging, niet op de hoogte van het feit dat de medeverdachte een pistool bij zich droeg en had er voorafgaande aan het voorval geen overleg tussen verdachte en de medeverdachte plaatsgevonden.
Ten aanzien van feit 2 is de verdediging van mening dat er geen sprake is van wettig en overtuigend bewijs, zodat verdachte van dit feit vrijgesproken dient te worden.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op 26 december 2007 te Bergen op Zoom de ruit van de achterdeur van de woning van [slachtoffer 1] kapot heeft gemaakt en vervolgens samen met zijn medeverdachte het huis van die [slachtoffer 1] is binnengedrongen. De reden hiervoor was volgens verdachte om met [slachtoffer 3] te praten over haar vermeende zwangerschap.
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij zag dat een persoon een pistool op het achterraam zette. Zij zag dat het pistool in hun richting gericht was. Deze persoon zei hierbij: “ik maak jullie dood, ik maak jullie dood”. [slachtoffer 1] verklaart vervolgens dat verdachte het raam van de achterdeur insloeg en dat hij samen met de andere jongen binnen kwam. Dit laatste wordt bevestigd door de aangifte van [slachtoffer 2]. [slachtoffer 3] heeft in haar aangifte verklaard dat ze zag dat de een manspersoon in de woonkamer stond en dat deze met een soort vuurwapen zwaaide. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verklaren beide dat [slachtoffer 2] een pistool op zich gericht kreeg. Het wapen werd ter hoogte van het hoofd van [slachtoffer 2] gehouden, aldus [slachtoffer 2]. [slachtoffer 2] heeft voorts verklaard dat hij op een later moment zag dat de man met het vuurwapen het wapen wederom op hem richtte en vervolgens de slede naar achter haalde en het vuurwapen door laadde.
In haar aanvullende verklaring heeft [slachtoffer 1] verklaard dat zowel verdachte als de andere man bleven roepen dat ze hen dood gingen maken als zij de politie hadden gebeld. [slachtoffer 2] heeft in zijn aangifte verklaard dat de man met het pistool tegen [slachtoffer 2] heeft gezegd dat als hij de politie had gebeld, dat hij hem dood zou schieten. Dit wordt tevens bevestigd door de aangifte van [slachtoffer 3]. Zij heeft immers verklaard die persoon vroeg of er politie was gewaarschuwd en hij zei dat als ze dat niet hadden gedaan er niets aan de hand was, maar als we dat wel hadden gedaan zou hij hen allemaal kapot schieten. Daarnaast heeft [slachtoffer 3] verklaard dat het pistool ook op haar gericht werd.
Op een gegeven moment is [slachtoffer 1] naar boven gegaan. Verdachte is haar achterna gelopen. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat op het moment dat zij naar boven ging, naar haar moeder, zij verdachte heeft horen zeggen: “ik heb een handgranaat in de auto”. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat toen [slachtoffer 1] boven was met verdachte, die andere man met het vuurwapen begon te zwaaien. Hij heeft daarbij het vuurwapen op iedereen een keer gericht gehouden. De man met het vuurwapen wilde nog steeds weten of [slachtoffer 2] de politie had gebeld. Hierbij zei de man dat het hem allemaal niet interesseerde of [slachtoffer 2] de politie had gebeld. Hij zou hen allemaal dood maken en daarna zou hij zichzelf dood maken of woorden van gelijke strekking volgens [slachtoffer 2]. Ook hoorde [slachtoffer 2] hem zeggen dat ze een vijftiental vrienden hadden meegenomen. Deze zouden buiten staan en zouden een handgranaat bij zich hebben. Telkens wanneer de man [slachtoffer 2] aansprak richtte hij het vuurwapen op hem om zo zijn woorden kracht bij te zetten. Nadat [slachtoffer 1] weer beneden kwam hoorde ze de dat de andere jongen steeds weer riep: “Ik schiet jullie dood en daarna mezelf. Ik heb toch geen zin meer om te leven”. Zij hoorde voorts dat verdachte tegen haar zei: “Je kent mij, ik heb vijftien man van de Kroeven bij me en ik heb een handgranaat”.
In haar latere verklaring heeft [slachtoffer 3] nog verklaard dat die avond die vriend van verdachte, [naam vriend van verdachte], dat vuurwapen ook nagenoeg tegen haar voorhoofd heeft gehouden. Zij schat dat het vuurwapen ongeveer 10 centimeter van haar hoofd was verwijderd. [naam vriend van verdachte] vroeg haar daarbij: “Ben jij zwanger?”, aldus [slachtoffer 3]. Ze zei daarop dat zij dat niet was. Hierop haalde [naam vriend van verdachte] dat vuurwapen weer weg van haar hoofd. Hij hield het wel in zijn handen maar richtte het nu naar beneden. Volgens [slachtoffer 3] zag verdachte dat [naam vriend van verdachte] dat vuurwapen op haar hoofd richtte. Verdachte stond hier ongeveer anderhalve meter vandaan, bij de deur. Op het moment dat [naam vriend van verdachte] dat pistool weer naar haar hoofd richtte, hoorde zij dat verdachte tegen [naam vriend van verdachte] zei: “Laat maar zitten, ik ga met haar praten”.
Naast de aangevers hebben de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] verklaard dat de persoon die bij verdachte was, een vuurwapen in zijn hand had. Zij hebben voorts verklaard dat zij dat wapen reeds zagen door het raam heen, dus toen verdachte en zijn medeverdachte nog buiten stonden. Ten slotte hebben [getuige 1] en [getuige 2] verklaard dat het wapen door de medeverdachte van verdachte werd doorgeladen.
In het proces-verbaal d.d. 23 januari 2008 is gerelateerd door de verbalisant [naam verbalisant] dat er in de bosschages aan de Rheastraat te Bergen op Zoom, daar waar de beide achtervolgde mannen uit het zicht waren verdwenen, een pistool werd aangetroffen. In het onderzoek met betrekking tot dit vuurwapen staat beschreven dat dit een vuurwapen betrof in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie.
De rechtbank komt op grond van vorengenoemde bewijsmiddelen tot het oordeel dat verdachte het vuurwapen, waarvan uit onderzoek is gebleken dat het echt was, gezien moet hebben. Uit de aangiftes en de getuigenverklaringen volgt namelijk dat het vuurwapen op verschillende momenten is getoond waar verdachte bij was. De verklaring van verdachte dat hij het vuurwapen niet heeft gezien is niet aannemelijk geworden, temeer nu verdachte samen met zijn medeverdachte een groep van zeven personen in bedwang heeft weten te houden, hetgeen zonder het gebruik van een wapen moeilijk voor is te stellen. Verdachte moet daar dan ook aandacht aan hebben besteed. Ten slotte was de medeverdachte van verdachte op de hoogte van de reden van het bezoek aan de woning, namelijk [slachtoffer 3] dwingen tot het doen van uitlatingen met betrekking tot de vermeende zwangerschap. Zij zijn beiden met geweld de woning binnengedrongen en hebben beide bedreigingen jegens de aldaar aanwezigen geuit. Naar het oordeel van de rechtbank is er derhalve sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte dat van medeplegen gesproken kan worden. De rechtbank acht feit 1 dan ook integraal wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2 is de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat verdachte hiervan vrijgesproken dient te worden wegens het ontbreken van wettig bewijs.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 26 december 2007 te Bergen op Zoom, tezamen en in vereniging met een ander [initialen]. [slachtoffer 1] en
[initialen] [slachtoffer 2] en [initialen]. [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht, immers hebben verdachte en zijn mededader opzettelijk dreigend
- een pistool, zichtbaar voor die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in zijn hand gehouden en
gericht gehouden op die [slachtoffer 1] enhet hoofd van die, [slachtoffer 2] en van
[slachtoffer 3] en de slede van dat pistool, naar achteren getrokken en zwaaiende bewegingen gemaakt
met het pistool, zichtbaar voor die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]
en
- de ruit van de achterdeur van de woning van die [slachtoffer 1] vernield en wederrechtelijk door de achterdeur van
de woning van die [slachtoffer 1] naar binnen gekomen en daarbij deze [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] dreigend
- zakelijk weergegeven- de woorden toegevoegd: "Ik maak je jullie dood" en"Als jullie de politie bellen/erbij halen, dan maken we/maak ik jullie dood" "Ik schiet jullie allemaal dood en daarna mezelf" en "Ik heb vijftien man van de Kroeven bij me en ik heb een handgranaat".
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangegeven dat er ruimte is voor een forse voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld reclasseringstoezicht.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met iemand anders schuldig gemaakt aan bedreiging van een drietal personen. Hij is daarbij samen met zijn medeverdachte op kerstnacht een woning binnengedrongen. Hij deed dat omdat hij in zijn ogen geen duidelijk antwoord kreeg van zijn (ex-)vriendin op de vraag of zij zwanger was. Hij heeft in de woning ernstige bedreigingen geuit. De medeverdachte heeft een pistool gebruikt bij de bedreigingen. Dit is een zeer ernstig feit. Juist in hun woning zouden mensen zich veilig moeten voelen. Verdachte en zijn medeverdachte hebben geen enkel respect getoond voor de aanwezigen in de woning.
Blijkens zijn strafblad heeft verdachte zich eerder schuldig gemaakt aan geweldsmisdrijven.
De reclassering heeft over verdachte een rapport opgesteld. Hieruit komt naar voren dat verdachte geen hulpvraag heeft. Nu verdachte geen motivatie vertoont om aan zijn problemen te werken, wordt door de reclassering een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geadviseerd. Ter zitting heeft verdachte aangegeven wel gemotiveerd te zijn om zich door de reclassering te laten begeleiden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 12 maanden passend is. Zij zal een gedeelte daarvan voorwaardelijk opleggen en in zoverre afwijken van de eis van de officier van justitie omdat deze voorwaardelijke straf nodig is om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan strafbare feiten. Daarnaast maakt deze voorwaardelijke straf het mogelijk dat als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht door Novadic-Kentron kan worden opgelegd. Dat laatste is naar het oordeel van de rechtbank noodzakelijk, nu verdachte op die manier aan zijn alcoholprobleem kan gaan werken.
7 Het beslag
7.1 De onttrekking aan het verkeer
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat het feit is begaan met betrekking tot dit voorwerp.
Verder is het voorwerp van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan
in strijd is met de wet en het algemeen belang.
8 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter d.d. 2 november 2007 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 36b, 36c, 47, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 2 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Novadic-Kentron;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
1.00 STK Pistool Kl: Zwart;
Woltra 85 Combat
Is een gaspistool, kaliber 9mm knal (alarmpistool)
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 2 november 2007 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 615456-07 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken;
Dit vonnis is gewezen door mr. Kooijman, voorzitter, mr. Schoenmakers en mr. Woudstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van de Weijgert, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 21 april 2008.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 26 december 2007 te Bergen op Zoom, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [initialen]. [slachtoffer 1] en/of
[initialen] [slachtoffer 2] en/of [initialen]. [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben en/of
is/zijn verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk
dreigend meermalen, althans eenmaal,
- een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, zichtbaar voor
die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] in zijn hand(en) gehouden en/of
gericht (gehouden) op die [slachtoffer 1] en/of (het hoofd van die) [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 3] en/of de slede van dat pistool, althans dat op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, naar achteren getrokken en/of dat pistool, althans dat op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, doorgeladen en/of zwaaiende bewegingen gemaakt
met het pistool, althans het op een vuurwapen gelijkend voorwerp, zichtbaar
voor die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
en/of
- de ruit van de achterdeur van de woning van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 3] vernield en/of (wederrrechtelijk) door die ruit of de achterdeur van
de woning van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] naar binnen
geklommen/gekomen en/of
(daarbij) deze [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] dreigend, meermalen,
althans eenmaal, - zakelijk weergegeven- de woorden toegevoegd: "Ik maak je
jullie dood" en/of "Als jullie de politie bellen/erbij halen, dan maken
we/maak ik jullie dood" en/of "Ik schiet jullie (allemaal) dood en daarna
mezelf" en/of "Ik heb vijftien man van de Kroeven bij me en ik heb een
handgranaat", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december
2004 tot en met 26 december 2007 te Bergen op Zoom, in elk geval (telkens) in
Nederland, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [initialen]. [slachtoffer 3]),
(telkens) (met kracht en/of met gebalde vuist) in en/of tegen en/of op het
gezicht en/of hoofd, althans het lichaam, heeft geslagen en/of gestompt en/of
gestoten en/of aan haar haren heeft getrokken, waardoor deze (telkens) letsel
heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht