ECLI:NL:RBBRE:2008:BD3787

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
15 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
186959 JE RK 08-437
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Van Oijen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige met complexe gezinsproblematiek

In deze zaak heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om de minderjarige onder toezicht te stellen van de stichting en deze te machtigen de minderjarige uit huis te plaatsen. De kinderrechter heeft op 15 april 2008 uitspraak gedaan in de Rechtbank Breda. De ouders van de minderjarige, bijgestaan door hun advocaat, hebben bezwaar gemaakt tegen het verzoek van de raad. Zij zijn van mening dat hulpverlening in het gezin noodzakelijk is, maar dat dit niet in een gedwongen kader hoeft te gebeuren. De ouders hebben zelf al stappen ondernomen om geschikte hulpverlening in te schakelen en zijn van mening dat een ondertoezichtstelling een diskwalificatie van hun inzet zou zijn.

De kinderrechter heeft de situatie van het gezin beoordeeld en vastgesteld dat de ouders goede intenties hebben, maar dat zij worstelen met de regie over de hulpverlening. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er een gebrek aan regie is in de hulpverlening en dat dit een risico vormt voor de ontwikkeling van de minderjarige. De kinderrechter heeft daarom besloten dat het in het belang van de minderjarige is om onder toezicht te worden gesteld, zodat de hulpverlening beter gecoördineerd kan worden. De rechtbank heeft de minderjarige met ingang van heden tot uiterlijk 15 april 2009 onder toezicht gesteld van de stichting en het verzoek tot uithuisplaatsing afgewezen, omdat de ouders bereid zijn mee te werken aan de benodigde begeleiding voor hun kind.

De beschikking is gegeven door mr. Van Oijen, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld door de verzoeker en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector civiel recht
Team familierecht
Enkelvoudige Kamer
Zaaknummer: 186959 JE RK 08-437
15 april 2008
beschikking betreffende ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing,
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Midden- en West-Brabant,
gevestigd Meerten Verhoffstraat 18, 4811 AS Breda,
hierna te noemen de raad,
en
de minderjarige [naam minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum].
1. Het verloop van het geding
Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 13 maart 2008 ingekomen verzoekschrift met bijlagen;
- het op 19 maart 2008 door de Stichting Bureau Jeugdzorg genomen indicatiebesluit;
- het op 2 april 2008 ingekomen verweerschrift van de hierna onder 1 en 2 te noemen belanghebbenden;
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 3 april 2008.
Als belanghebbenden in deze zaak zijn aangemerkt:
1. [naam moeder], moeder van de minderjarige en gezagdragende ouder,
2. [naam vader], vader van de minderjarige en gezagdragende ouder,
beiden bijgestaan door mr. W.J.G. Schröder,
3 de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, gevestigd Bergrand 230, 4707 AT Roosendaal, hierna te noemen de stichting.
2. Het verzoek
De raad verzoekt de minderjarige onder toezicht te stellen van de stichting en deze te machtigen de minderjarige uit huis te plaatsen.
3. De beoordeling
3.1 Voornoemde minderjarige is een kind van de onder 1 genoemde belanghebbende en is erkend door de onder 2 genoemde belanghebbende.
3.2 Door de raad wordt ter toelichting op het verzoek aangevoerd dat het hier een gezin betreft met kwetsbare gezinsleden. Ouders hebben daar een lastige taak aan, zo ook om de juiste hulpverlening in te schakelen. Ouders tonen zich betrokken, hebben zicht op de problematiek en boeken ook resultaten, maar ontberen zicht op de regie. Verder verschillen de ouders van mening met de hulpverlening over de hulpvraag. Vanuit de hulpverlening komt naar voren dat ook in het gezinssysteem hulp ingezet zou moeten worden, maar dat het daar steeds niet van komt. De raad handhaaft zijn verzoek.
3.3 Door en namens ouders, bijgestaan door hun advocaat, is ter zitting bezwaar gemaakt tegen het verzoek. Met de stichting zijn de ouders van mening dat hulpverlening in het gezin noodzakelijk is. Volgens hen hoeft deze echter niet in een gedwongen kader plaats te vinden. Ouders spannen zich zelf flink in om geschikte hulpverlening in te schakelen. Zij lopen daarbij echter soms op tegen de muren van de hulpverlening. Dat de ouders het niet altijd eens zijn met de hulpverleners hoeft niet te betekenen dat een gedwongen kader aangewezen is. Met betrekking tot de depressie en angststoornissen van moeder stellen ouders dat moeder niet meer als patiënt te boek staat. Uit het feit dat moeder weer aan het werk is blijkt dat zij die fase achter zich heeft liggen. De zorgen van de raad op dit vlak worden dan ook niet gedeeld door de ouders. De vragen of sprake is van een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van de minderjarigen en zoja, of deze alleen door een ondertoezichtstelling kan worden afgewend moeten volgens ouders beiden ontkennend worden beantwoord. Zijn zien een ondertoezichtstelling als een diskwalificatie van hun inzet en betrokkenheid. De verzochte uithuisplaatsing is volgens de ouders niet noodzakelijk. In samenspraak met GGZ(de Mark) is een traject uitgezet waarin zowel GGZ als ouders vertrouwen hebben. Uit de thuisplaatsing van [naam minderjarige] blijkt dat dit traject goed loopt. Het zou niet in het belang van [naam minderjarige] zijn dit te doorkruisen met een geforceerde uithuisplaatsing. Ouders concluderen tot afwijzing van het verzoek.
3.4 Namens de stichting wordt naar voren gebracht dat de door de minister aangekondigde gezinscoaches in deze provincie nog niet voorhanden zijn. Daardoor is het niet mogelijk om in een vrijwillig kader de regiefunctie uit te voeren waaraan binnen dit gezin zo sterk behoefte is. Volgens de stichting is de aanpak binnen het gezinssysteem van belang, daar gaat het steeds mis.
3.5 Op grond van de overgelegde stukken en de behandeling ter terechtzitting overweegt de kinderrechter met betrekking tot het verzoek tot ondertoezichtstelling als volgt. De ouders zijn van zeer goede wil en handelen in het belang van hun kinderen. Ook is duidelijk dat het voor de ouders een zeer zware last is de opvoeding van hun vier kinderen met een complexe achtergrond in goede banen te leiden. Ook door de ouders wordt dit in zekere mate onderkend. Door hen is immers aangegeven dat zij zelf in het verleden hulp hebben gevraagd. Uit de rapportage blijkt dat er nu en in het verleden veel instanties bij het gezin zijn betrokken. Telkenmale komt naar voren dat de hulpverlening niet naar wens verloopt doordat de regiefunctie ontbreekt. In dat licht zou wenselijk zijn geweest dat de door de minister voor de toekomst beoogde gezinscoach vanuit het centrum jeugd en gezin die regie ter hand had kunnen nemen. Te betreuren is dat dat instituut nog onvoldoende vorm heeft gekregen. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of bij het ontbreken daarvan de regiefunctie gestalte moet krijgen in de vorm van een ondertoezichtstelling of dat de regie bij de goedwillende ouders moet worden gelegd. Gezien de complexe problematiek van de kinderen acht de kinderrechter het in het belang van hun opvoeding en ontwikkeling dat de hulpverlening goed gecoördineerd geboden kan worden middels een ondertoezichtstelling. Daarmee kan ook de zware taak van de ouders worden verlicht. Op grond van het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat voldaan is aan de wettelijke voorwaarden voor ondertoezichtstelling en dat deze maatregel in het belang van de minderjarige is.
3.6 Met betrekking tot het verzoek tot uithuisplaatsing overweegt de kinderrechter dat op de Mark onmiskenbaar gebleken is dat [naam minderjarige] bijzondere begeleiding nodig heeft. Tevens is gebleken dat dit door ouders wordt onderkend en dat zij bereid zijn mee te werken aan de voor hun zoon geschikte begeleidingsvorm. Met het oog hierop en op de te verlenen ondertoezichtstelling is de kinderrechter van oordeel dat een gedwongen uithuisplaatsing te ver zou strekken.
3.7 Op grond van het voorgaande zal als volgt worden beslist.
4. De beslissing
De rechtbank
stelt de minderjarige met ingang van heden tot uiterlijk 15 april 2009 onder toezicht van de stichting;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Oijen, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 april 2008 in tegenwoordigheid van mr. Van de Kar, griffier.
Mededeling van de griffier:
Tegen deze beschikking kan voor zover het een eindbeschikking betreft hoger beroep worden ingesteld
a. door de verzoeker en degene aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een procureur worden ingediend bij het gerechtshof te
's-Hertogenbosch.
verzonden op: