RECHTBANK BREDA
Sector civiel recht
insolventienummer: 189272 FT RK 08-595 en 189273 FT RK 08-596
nummer verklaring: TIL0120800519 en TIL0120800535
uitspraakdatum: 17 juni 2008
[verzoeker] en [verzoekster],
beiden wonende te Tilburg,
verzoekers,
1. DSB Bank N.V. en The Angelo Dutch Assurance Society B.V.,
beide gevestigd te Wognum, waarvoor
Incassobureau Inspectrum,
gevestigd te Heerhugowaard, als gemachtigde optreedt,
2. LaSer Services
gevestigd te ’s-Hertogenbosch,
verweerders.
Partijen worden hierna verzoekers, DSB, Angelo Dutch, Inspectrum en LaSer genoemd.
1. Het verloop van de procedure.
Dit blijkt uit de navolgende processtukken:
- de op 13 mei 2008 ter griffie ingekomen verzoekschriften met bijlagen;
- de op 23 mei 2008 ter griffie ingekomen aanvullingen op de verzoekschriften met bijlagen;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de verzoekschriften op 3 juni 2008.
Die strekken primair tot vaststelling van een dwangakkoord als bedoeld in art. 287a Fw en subsidiair tot toelating tot de schuldsaneringsregeling.
3.1 Bij de beoordeling van de onderhavige verzoeken gaat de rechtbank uit van de navolgende vaststaande feiten.
- verzoekers zijn gehuwd in gemeenschap van goederen;
- verzoekers hebben 1 preferente en 14 concurrente schuldeisers, die in totaal een bedrag van euro 128.108,67 van hen te vorderen hebben. Tot deze schuldeisers behoort DSB en Angelo Dutch, met een vordering tesamen van euro 33.257,71 en LaSer, met een vordering van euro 51.878,79.
- verzoekers hebben op of omstreeks 7 december 2007 een schuldregeling aangeboden aan hun schuldeisers, inhoudende een betaling van 51,8 % tegen finale kwijting aan de preferente schuldeiser en betaling van 25,9 % tegen finale kwijting aan de concurrente schuldeisers.
- DSB, Angelo Dutch en LaSer zijn de enige schuldeisers die geweigerd hebben in te stemmen met de aangeboden schuldregeling, met als reden dat DSB en Angelo Dutch de voorkeur geven aan een langere betalingsregeling, omdat er sprake is geweest van overbesteding en een verwijtbare schuldenstituatie en dat verzoekers een reeds bestaande schuld met een limiet van euro 45.000,00 hebben verzwegen bij de aanvraag. LaSer heeft geweigerd met als reden dat het gedane voorstel te laag is, waardoor een te hoog percentage van de vordering moet worden afgeboekt.
3.2 Verzoekers hebben ter onderbouwing van het verzoek aangevoerd dat zij beiden een goed inkomen genoten en hun maandelijkse aflossingsverplichtingen konden nakomen, echter na de ontdekking van de ziekte van de vrouw, kon de man geen ploegendiensten meer draaien en is het inkomen, mede gezien het feit dat de vrouw sinds januari 2008 80-100% is afgekeurd, drastisch verminderd. Verzoekers hebben reeds een bedrag van euro 8.800,= gereserveerd voor de schuldeisers en kunnen gedurende een periode van drie jaar maandelijks al hetgeen boven het vrij te laten inkomen, een bedrag van ongeveer euro 700,= à euro 800,=, afdragen aan de schuldeisers.
3.3 Namens DSB en Angelo Dutch is Inspectrum, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Uit het telefoongesprek tussen Inspectrum en de schuldhulpverlener heeft de schuldhulpverlener begrepen dat DSB en Angelo Dutch zich berusten in het verzoek. De rechtbank zal, nu Inspectrum ter zitting geen verweer heeft gevoerd en het verzoek ten aanzien van DSB en Angelo Dutch de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, het verzoek tot vaststelling van een dwangakkoord ten aanzien van DSB en Angelo Dutch toewijzen.
3.4 LaSer heeft ter zitting als verweer aangevoerd dat door in te stemmen met de schuldregeling een te hoog percentage van de vordering moet worden afgeboekt en dat zij een langere periode voor aflossing wenst, zodat een hoger bedrag uitgekeerd kan worden.
3.5 Ingevolge art. 287a Fw kan een verzoek tot vaststelling van een dwangakkoord worden toegewezen, indien de schuldeiser in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat hij heeft bij de uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van de schuldenaar of van de overige schuldeisers die door die weigering worden geschaad.
3.6 De wetgever heeft met de invoering van deze bepaling beoogd het minnelijk traject te versterken met een belangrijk rechtsmiddel. De wetgever acht het van belang dat alleen die personen tot de schuldsaneringsregeling worden toegelaten, die te goeder trouw zijn, oprecht en actief (maar tevergeefs) hebben geprobeerd om met hun schuldeisers tot een schikking te komen en voor wie aldus in een benarde schuldenpositie geen andere keuze overblijft dan een beroep op de rechter te doen.
Door de gedwongen schuldregeling wordt voorkomen dat personen in de schuldsaneringsregeling terecht komen die in het minnelijk traject op eigen kracht in samenspraak met hun schuldeisers een regeling hadden kunnen treffen waarmee alle partijen hadden kunnen leven, ware het niet dat een schuldeiser wellicht zonder valide redenen zijn medewerking had geweigerd.
3.7 Vooropgesteld wordt dat een schuldeiser het recht heeft om te verlangen dat al het mogelijke wordt gedaan om zijn vordering voldaan te krijgen. Als hij van mening is dat de kans op (een gedeeltelijke) voldoening groter is wanneer de schuldenaar onder intensief, streng en onafhankelijk toezicht komt te staan van een bewindvoerder en een rechter-commissaris, dan is daarin een belang gelegen voor de schuldeiser om zijn instemming met een schuldregeling te weigeren. Een schuldeiser zal echter bij de (geringe) kans op een hoger uitkeringspercentage in het wettelijk traject dan in het minnelijk traject, ook in beschouwing moeten nemen het feit dat de kosten van wettelijke publicaties en van het jaarlijks te verhogen maandelijkse bewindvoerdersalaris in mindering worden gebracht op hetgeen uiteindelijk na drie jaar zal kunnen worden uitgekeerd.
3.8 LaSer stelt dat zij door aanvaarding van het akkoord slechts een gedeeltelijke betaling van haar vordering kan verkrijgen, dat zij daarmee geen genoegen hoeft te nemen en dat het haar geheel vrij staat de aangeboden schuldregeling te verwerpen. De rechtbank is van oordeel dat LaSer als schuldeiseres niet een volledige vrijheid heeft om naar believen het aangeboden akkoord te aanvaarden of te verwerpen. Uitgangspunt is immers de beoordeling van de over en weer betrokken belangen. Nu de schuldenaren in het onderhavige geval bij het niet tot stand komen van een akkoord toelating tot de schuldsaneringsregeling hebben gevraagd, moet met elkaar worden vergeleken de aanvaarding van het akkoord en de afwijzing daarvan, met als gevolg de toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Daarbij dient LaSer op grond van ervaringsregels ervan uit te gaan dat de schuldsaneringsregeling in een ruime meerderheid van de gevallen uitmondt in de ‘schone lei’.
3.9 Bij de vraag of de schuldeiseres in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen zal er dus vanuit moeten worden gegaan dat het belang van de schuldeiseres er slechts in kan zijn gelegen dat zij een redelijke grond heeft om te veronderstellen dat de schuldenaren niet zoals verzocht tot de schuldsaneringsregeling zullen worden toegelaten dan wel dat er reeds thans redenen zijn om aan te nemen dat de schuldenaren de schuldsanering niet met succes zullen kunnen voltooien. Hiertoe heeft LaSer echter geen gronden aangevoerd. Wel heeft LaSer aangevoerd dat de termijn van de schuldsaneringregeling voor schuldenaren op voorhand met twee jaar dient te worden verlengd, zodat na vijf jaar een hogere uitdeling aan de schuldeisers zal plaatsvinden, zonder hiertoe echter aanvullende gronden voor aan te voeren. Voor het overige is de rechtbank niet gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de termijn, op voorhand, zou moeten worden verlengd, zodat de rechtbank dit verweer verwerpt.
3.10 De rechtbank is op grond van het vorenoverwogene van oordeel dat LaSer in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de aangeboden schuldregeling goed en betrouwbaar gedocumenteerd en voldoende onderbouwd is en het uiterste is waartoe verzoekers financieel in staat moeten worden geacht, terwijl het alternatief van een schuldsaneringsregeling LaSer als schuldeiseres geen gunstiger vooruitzicht biedt dan de aangeboden schuldregeling. LaSer heeft dan ook geen belang bij de weigering van de aangeboden schuldregeling, terwijl verzoekers en de overige schuldeisers wel belang hebben bij aanvaarding van de schuldregeling. Het belang van de overige schuldeisers is, evenals het belang van LaSer, gelegen in de betere vooruitzichten bij de aanvaarding van de aangeboden schuldregeling dan bij verwerping daarvan en het belang van verzoekers is gelegen in het feit dat zij buiten het wettelijk traject hun schulden kunnen regelen, hetgeen in overeenstemming is met hetgeen de wetgever met de gedwongen schuldregeling heeft beoogd.
3.11 Aangezien het verzoek tot vaststelling van een dwangakkoord ten aanzien van LaSer eveneens wordt toegewezen, behoeft het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling geen bespreking meer.
3.12 DSB, Angelo Dutch en LaSer zullen als de in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekers niet zijn bijgestaan door een procureur, worden de kosten begroot op nihil.
beveelt DSB Bank N.V., The Angelo Dutch Assurance Society B.V. en LaSer Services in te stemmen met de door [verzoekers] aan de gezamenlijke crediteuren aangeboden schuldregeling;
veroordeelt DSB Bank N.V., The Angelo Dutch Assurance Society B.V. en LaSer Services in de kosten van dit geding, tot op heden begroot op nihil;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. De Kroon-Biewenga en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 juni 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.