ECLI:NL:RBBRE:2008:BD5189

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
23 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
463273 cv 07-7106
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Schnitzler-Strijbos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over hennepkwekerij en boeteclausule in huurovereenkomst

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 23 april 2008, staat de verhuur van een woning centraal, waarbij de eisende partij, Stichting WonenBreburg, de gedaagden beschuldigt van het exploiteren van een hennepkwekerij in de gehuurde woning. De zaak begint met een dagvaarding van 23 oktober 2007, waarin WonenBreburg vordert dat de gedaagden hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van diverse bedragen, waaronder huurachterstand en een contractuele boete. De gedaagden betwisten de beschuldigingen en stellen dat er geen sprake was van een hennepkwekerij, maar enkel van het aanwezig zijn van materialen die daarvoor gebruikt kunnen worden.

De kantonrechter onderzoekt de feiten en komt tot de conclusie dat er voldoende bewijs is voor de aanwezigheid van een hennepkwekerij, gebaseerd op een politie-inval en een aangifte van diefstal van elektriciteit door het energiebedrijf Essent. De rechter oordeelt dat de gedaagden tekort zijn geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, wat leidt tot de toewijzing van de vorderingen van WonenBreburg, met uitzondering van de contractuele boete. De rechter past zijn matigingsbevoegdheid toe en vermindert de boete tot een bedrag van € 1.000,00, rekening houdend met de omstandigheden van het geval en de financiële situatie van de gedaagden.

De rechter concludeert dat de gedaagden, ondanks hun verweer, aansprakelijk zijn voor de schade die voortvloeit uit hun handelen en dat de boete, hoewel gematigd, gerechtvaardigd is gezien de ernst van de overtreding. De gedaagden worden veroordeeld in de proceskosten, en het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor huurders om zich aan de voorwaarden van de huurovereenkomst te houden, vooral in gevallen waar de wetgeving en de maatschappelijke belangen in het geding zijn.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector kanton
Locatie Tilburg
zaak/rolnr.: 463273 CV EXPL 07-7106
vonnis d.d. 23 april 2008
inzake
de rechtspersoonlijkheid bezittende stichting
STICHTING WONENBREBURG,
gevestigd te Tilburg,
eisende partij bij exploot van dagvaarding d.d. 23 oktober 2007,
gemachtigde: mr. F.J.G.M. de Hommel, advocaat te Tilburg,
tegen
[gedaagden],
beide wonende te [adres],
gedaagde partijen bij voormeld exploot,
gemachtigde: mr. T.M. ten Velde, advocaat in Tilburg.
1. Het verloop van het geding
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
1.1 het exploot van dagvaarding van 23 oktober 2007 met producties;
1.2 de conclusie van antwoord;
1.3 de conclusie van repliek met producties;
1.4 de conclusie van dupliek.
De inhoud van deze stukken geldt als hier ingelast.
Partijen worden hierna ook aangeduid als WonenBreburg en [gedaagden].
2. Het geschil
2.1
Eiseres vordert, na wijziging van eis, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
gedaagden, hoofdelijk, te veroordelen om binnen 8 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis te betalen:
- een bedrag van € 1.153,54 ter zake van “mutatieschade”, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2008;
- een bedrag van € 639,15 ter zake van huurachterstand;
- een bedrag van € 122,28 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten;
- een bedrag van € 9.309,30 ter zake van contractuele boete, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding;
alles met veroordeling van gedaagden in de proceskosten.
2.2. Gedaagden voerten gemotiveerd verweer.
3. De beoordeling
3.1
Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken en/of op grond van de onbestreden inhoud van overgelegde producties het volgende vast:
a. WonenBreburg heeft met ingang van 5 september 2006 de woning met toebehoren aan de [adres] te Tilburg, zijnde een flatwoning gelegen op de 2e etage van een flatgebouw, verder te noemen: de woning, verhuurd aan [gedaagden].
b. De overeengekomen huurprijs van de woning bedraagt € 286,08 per maand.
c. In de schriftelijke huurovereenkomst is onder meer opgenomen dat het gehuurde uitsluitend bestemd is om te worden gebruikt als woonruimte, enkel voor huurder en de leden van zijn huishouding (artikel 2.1) en dat de huurder de huurprijs bij vooruitbetaling vóór de eerste van de maand dient te voldoen (artikel 4.4).
d. In de Algemene Voorwaarden Woonruimte, verder te noemen: de Algemene Voorwaarden, is onder meer bepaald:
- dat huurder het gehuurde overeenkomstig de bestemming zal gebruiken en de bestemming niet zal wijzigen (artikel 6.2.2);
- dat het huurder niet is toegestaan in het gehuurde of in de gemeenschappelijke ruimten, hennep te kweken of te verhandelen of het gehuurde in te richten als hennepkwekerij (artikel 6.7.2);
- dat, in geval van verzuim in de nakoming van enige verplichting ingevolge huurovereenkomst of wet, de kosten van gerechtelijke of buitengerechtelijke maatregelen voor rekening van huurder komen (artikel 15.1);
- dat de buitengerechtelijke incassokosten tenminste 15% van de uit handen gegeven vordering bedragen (artikel 15.2).
e. Artikel 16 van de Algemene Voorwaarden luidt als volgt:
“Verschuldigdheid van boeten
16.1 Huurder is verplicht ten behoeve van verhuurder een onmiddellijk opeisbare boete van € 125,00 per kalenderdag te betalen, indien hij enige bepaling uit deze algemene voorwaarden overtreedt, onverminderd zijn verplichting om alsnog overeenkomstig deze algemene voorwaarden te handelen en onverminderd verhuurders overige rechten op schadevergoeding. De minimale boete zal jaarlijks telkens op 1 januari, zonder schriftelijke aanzegging, worden geïndexeerd volgens de CBS Consumentenprijsindex Alle Huishoudens met 2000 als basisjaar (2000 = 100).
16.2 Deze boete zal, zonder rechterlijke tussenkomst voor elke dag waarin de overtreding voortduurt, verschuldigd zijn.”.
Bedoeld geïndexeerd boetebedrag bedroeg per 1 januari 2007 € 132,79.
f. Op 1 september 2007 heeft de politie een inval gedaan in de woning van [gedaagden], zulks naar aanleiding van wateroverlast bij twee benedenburen van [gedaagden]
g. Van de inval in de woning is een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt (productie 5 bij conclusie van repliek), waarin onder meer is opgenomen:
“Na enkele malen luid politie te hebben geroepen ben ik de woning in gegaan. Ik rook in de woning meteen een sterke lucht welke ik herkende als de lucht van cannabisplanten. (…) In de woning trof ik een in mijn inziens half ontmantelde hennepkwekerij aan. (…) De deur hierlangs gaf toegang tot een ruimte van ongeveer 4 bij 2 meter. Ik zag dat deze ruimte ingericht was voor het kweken van hennep. Ik zag dat er een zeil op de grond lag met daarop potten met potgrond. Het zeil was ongeveer voor de helft gevuld met bloempotten. Ik zag op het zeil dat er wel meerdere potten hadden gestaan omdat er wel afdrukken van potten op het zeil stonden. Verder hingen er twee houten latten met daaraan lampen (…). Verder stond er een ventilator en een koolstoffilter. Na tellingbleek dat er 65 potten stonden en er 29 afdrukken waren waar potten hadden gestaan. Ik zag dat er op de vloer enkele blaadjes lagen welke ik ambtshalve herkende als blaadjes van een cannabisplant. Tevens hingen er 12 lampen van 400 watt per stuk. De ruimte rechts van deze kamer was ongeveer 5 bij 2 meter groot. In deze ruimte stond een grote groene waterton. Ik zag ook dat de vloer helemaal nat was. (…) In de ton zat een waterpomp Links aan de wand hingen transformators voor de lampen. (…) Na controle zag ik dat de zegels van de meterkast waren verbroken. Hierop heb ik het elektriciteitsbedrijf Essent laten komen. De monteur van dit bedrijf constateerde dat er een stroomkabel had gezeten voor de meter.”
h. Op 9 oktober 2007 heeft Essent aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit in de woning van [gedaagden], in welke aangifte is opgenomen dat door een technisch medewerker van Essent is geconstateerd dat de verzegeling van de Essent-installatie afwezig was en dat de kabel rechtstreeks was aangesloten voor de meter en voor de hoofdzekering(en). Door de aftakking van de hoofdzekering was de beveiliging van de binneninstallatie buiten bedrijf, aldus de aangifte van Essent.
i. Met ingang van 1 november 2007 hebben [gedaagden] de huur¬overeenkomst met WonenBreburg opgezegd. Zij hebben de woning ook ontruimd.
j. WonenBreburg heeft na de opzegging en ontruiming voor een bedrag van € 1.153,54 kosten gemaakt om de woning te herstellen.
k. [gedaagden] heeft een huurachterstand ter hoogte van € 639,15.
3.2
WonenBreburg stelt dat [gedaagden] toerekenbaar tekortgeschoten zijn in de nakoming van de huurovereenkomst en voert daartoe aan dat bij een inval in de huurwoning door de politie op 1 september 2007 is geconstateerd dat daarin een hennepkwekerij was ingericht en dat in dat kader de stroom illegaal was afgetapt en een watersysteem was aangelegd waarin een lekkage was ontstaan. WonenBreburg stelt dat de huurovereenkomst inmiddels is beëindigd en dat [gedaagden] de woning hebben ontruimd. Er is volgens WonenBreburg sprake van een huurachterstand en van “mutatieschade” omdat de woning niet correct is opgeleverd. WonenBreburg maakt voorts aanspraak op de contractuele boete, zoals bedoeld in artikel 16 van de Algemene Voorwaarden. Zij voert aan dat, gelet op de aangetroffen situatie, geconcludeerd kan worden dat in de woning een hennepkwekerij is geëxploiteerd en dat tenminste één volledige teeltperiode heeft plaatsgevonden. WonenBreburg stelt dat een volledige teeltperiode in totaal 10 weken (70 dagen) duurt en vordert daarom 70 maal de contractuele dagboete van € 132,99. Zij voert aan dat er geen reden is om de boete te matigen en dat aangenomen moet worden dat [gedaagden] de nodige inkomsten hebben gegenereerd uit de hennepkwekerij.
3.3
[gedaagden] stellen dat geen sprake was van een hennepkwekerij. Zij voeren aan dat het enkel in de woning aanwezig hebben van zaken waarmee een kwekerij kan worden opgestart, nog niet betekent dat een hennepkwekerij aanwezig was. Zij betwisten de Algemene Voorwaarden te hebben overtreden nu geen hennepkwekerij is aangetroffen. Ten aanzien van het boetebeding voeren [gedaagden] aan dat dit beding onredelijk bezwarend is, nu een huurder op de sociale woningmarkt geen vrije keus van wederpartij heeft,en het beding om die reden vernietigt dient te worden. Subsidiair doen [gedaagden] een beroep op matiging van het boetebeding, nu de tekortkoming van zeer beperkte aard is en hun inkomen dermate laag is dat de boete daarmee in wanverhouding zou komen te staan.
3.4
De kantonrechter overweegt nu als volgt.
De vorderingen van WonenBreburg met betrekking tot achterstallige huursom, herstelkosten en buitengerechtelijke incassokosten, worden niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist en liggen voor toewijzing gereed.
De discussie spitst zich toe op het boetebeding in artikel 16 van de Algemene Voorwaarden.
Allereerst moet de vraag worden beantwoord of dit beding onredelijk bezwarend is en voor vernietiging in aanmerking komt, zoals bedoeld in artikel 6:233, aanhef sub a BW.
Vastgesteld kan worden dat de EG-Richtlijn oneerlijke bedingen in consumenten¬overeenkomsten, verder te noemen: de Richtlijn, grotendeels is geïmplementeerd in de nationale wetgeving. De betreffende bepalingen zijn opgenomen in afdeling 6.5.3 BW. In de considerans van de Richtlijn is opgenomen dat de Lid-Staten de aan de Richtlijn gehechte indicatieve lijst in het kader van hun nationale wetgeving aangevuld of beperkter kunnen formuleren. Deze indicatieve lijst met bedingen die oneerlijk kunnen zijn, is niet in zijn geheel opgenomen in de Nederlandse wetgeving. Wel kent de Nederlandse wet de zogenaamde “zwarte lijst” van artikel 6:236 BW en de zogenaamde “grijze lijst” van artikel 6:237 BW. De bepalingen in Algemene Voorwaarden bij consumenten¬contracten die op de zwarte lijst staan, worden als onredelijk bezwarend aangemerkt. De bepalingen in Algemene Voorwaarden bij consumenten¬contracten die op de grijze lijst staan worden vermoed onredelijk bezwarend te zijn.
Het boetebeding van artikel 16 van de Algemene Voorwaarden valt niet onder de omschrijving van de op beide lijsten bedoelde bedingen.
Het boetebeding zou wel beschouwd kunnen worden als een beding, zoals bedoeld onder punt e van de indicatieve lijst, te weten een beding dat tot doel heeft de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen. Dat het boetebeding min of meer voorkomt op die indicatieve lijst van mogelijk oneerlijke bedingen, is wel relevant, maar niet doorslaggevend bij de beoordeling of het beding als onredelijk bezwarend kan worden aangemerkt. Immers, bij de beoordeling of een in de Algemene Voorwaarden opgenomen boetebeding onredelijk bezwarend is, moet rekening gehouden worden met de rechterlijke matigingsbevoegdheid ex artikel 6:94 BW en voorts met alle omstandigheden van het geval en met de aard en strekking van de overeenkomst. (vgl. HR 24-3-2006, NJ 2007,115 met annotatie van Prof. mr. H.J. Snijders)
In het onderhavige geval heeft WonenBreburg in haar Algemene Voorwaarden onder andere opgenomen dat het huurder niet is toegestaan in het gehuurde of in de gemeenschappelijke ruimten, hennep te kweken of te verhandelen of het gehuurde in te richten als hennepkwekerij. Op de overtreding van (onder andere) dit verbod heeft zij een boete gezet. Het boetebeding dient beschouwd te worden als een prikkel voor de huurder om in de gehuurde woning geen hennepkwekerij op te zetten of te exploiteren. Verhuurster heeft, mede gelet op de risico’s die een hennepkwekerij met zich mee kan brengen, waaronder brandgevaar, een gerechtvaardigd belang bij een dergelijke contractuele prikkel. Daaraan doet niet af, zoals [gedaagden] stellen, dat hier sprake is van een verhuurster op de sociale woningmarkt. De boete dient anderzijds wel in redelijke verhouding te staan tot de overtreding. De rechterlijke matigingsbevoegdheid is in dit kader van belang. Mede gelet op die matigings¬bevoegdheid is het beding niet aan te merken als onredelijk bezwarend en komt het niet voor vernietiging in aanmerking.
Nu het beding niet als onredelijk bezwarend wordt aangemerkt, dient zich de vraag aan of het beding in het onderhavige geval toegepast dient te worden vanwege overtreding van de Algemene Voorwaarden en, zo ja, of de billijkheid klaarblijkelijk eist dat de boete gematigd wordt.
[gedaagden] hebben betoogd dat WonenBreburg geen hennepkwekerij heeft aangetroffen, dat geen sprake was van hennepkweek en dat zij derhalve de Algemene Voorwaarden niet hebben overtreden. Gelet op hetgeen is opgenomen in het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt naar aanleiding van de inval in de woning op 1 september 2007, en de constatering van Essent dat -kort gezegd- sprake was van aftakking van de hoofdzekering, is genoegzaam gebleken dat het gehuurde was ingericht als hennepkwekerij en dat daarin ook sprake is geweest van hennepkweek. Daarmee staat de tekortkoming en dus de overtreding van de Algemene Voorwaarden vast.
Ten aanzien van de matiging van de boete merkt de kantonrechter op dat het boetebeding voorziet in een uniforme boete op velerlei mogelijke tekortkomingen. In een dergelijk geval, waarin het boetebeding één bedrag omvat voor vele en ook sterk uiteenlopende tekortkomingen, ligt het voor de hand dat in beginsel de billijkheid klaarblijkelijk eist dat de rechter van zijn bevoegdheid tot matiging gebruik maakt om te differentiëren naar gelang de ernst van de tekortkoming en de daardoor veroorzaakte schade. Van geval tot geval zal beoordeeld moeten worden tot hoeverre matiging vereist is, waarbij denkbaar is dat de boete in een concreet geval gematigd wordt tot nihil. (vgl. HR 13-2-1998, NJ 1998,725 en HR 26-10-2001, NJ 2002,595; de arresten Hauer/Monda I en II.)
In het onderhavige geval hebben [gedaagden] aangevoerd dat matiging van de boete in de rede ligt, nu de tekortkoming van zeer beperkte aard is en hun inkomen dermate laag is dat de boete daarmee in wanverhouding zou komen te staan.
WonenBreburg heeft in dat verband aangevoerd dat aangenomen moet worden dat [gedaagden] inkomsten hebben gegenereerd uit de hennepkwekerij. Dit laatste is echter slechts een aanname harerzijds en als stelling onvoldoende gemotiveerd onderbouwd.
WonenBreburg heeft haar vordering gebaseerd op een berekening, uitgaande van 70 dagen hennepkweek, doch niet is komen vast te staan dat daadwerkelijk gedurende dat aantal dagen hennep is gekweekt.
Anders dan [gedaagden] stellen, is de tekortkoming niet van zeer beperkte aard, nu de risico’s van een hennepkwekerij groot zijn en zo’n kwekerij ongewenste effecten voor de omgeving met zich mee kan brengen. Anderzijds dient acht geslagen te worden op de het feit dat bij ontdekking van een hennepkwekerij veelal ontbinding en ontruiming zullen volgen, althans een geforceerde opzegging van de huurovereenkomst, hetgeen in het algemeen als een verstrekkend gevolg en vaak ook als sanctie wordt ervaren. Aan de orde is bovendien het al dan niet opleggen van een boete en niet het toekennen van schadevergoeding. Wat betreft het inkomen van [gedaagden], hebben zij als productie 1 bij conclusie van dupliek een kopie overgelegd van een toevoegingbeslissing, waarop een verzamelinkomen van € 15.547,00 staat vermeld.
Alle omstandigheden overziend zal de kantonrechter, onder toepassing van artikel 6:94 BW, de contractuele boete matigen tot een totaalbedrag van € 1.000,--.
[gedaagden] hebben bij conclusie van antwoord nog aangevoerd dat uitvoerbaarheid bij voorraad niet de ontbinding en ontruiming kan betreffen. WonenBreburg heeft zich daartegen verweerd, doch nu de vordering tot ontbinding en ontruiming is ingetrokken, behoeft deze kwestie geen nadere bespreking.
4. De kosten
[gedaagden] zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van de procedure aan de zijde van WonenBreburg gevallen.
5. De beslissing
De kantonrechter
veroordeelt gedaagden, hoofdelijk, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting binnen 8 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis aan eiseres te betalen:
- een bedrag van € 1.153,54 ter zake van “mutatieschade”, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;
- een bedrag van € 639,15 ter zake van huurachterstand;
- een bedrag van € 122,28 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten;
- een bedrag van € 1.000,-- ter zake van contractuele boete, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
verwijst gedaagden in de kosten van het geding en veroordeelt hen derhalve tot betaling van deze kosten aan de zijde van de eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 593,64, waaronder begrepen € 350,-- voor salaris van de gemachtigde van de eisende partij;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af met meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Schnitzler-Strijbos en bij uitgesproken op de openbare terechtzitting van woensdag 23 april 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.