ECLI:NL:RBBRE:2008:BD6817

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
10 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02/801055-07
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Bakx
  • A. van Gameren
  • J. van de Wetering
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Moord met voorbedachten rade op slachtoffer met bijl in Roosendaal

In de strafzaak tegen de verdachte, die op 8 september 2007 in Roosendaal het slachtoffer met een bijl heeft vermoord, heeft de Rechtbank Breda op 10 juli 2008 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade het leven van het slachtoffer heeft beëindigd. De verdachte heeft het slachtoffer meermalen met een bijl op het hoofd geslagen, wat leidde tot de dood van het slachtoffer. De rechtbank achtte niet bewezen wat meer of anders was ten laste gelegd en sprak de verdachte daarvan vrij. De verdachte werd als strafbaar beschouwd, omdat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten.

De rechtbank legde een gevangenisstraf van 15 jaar op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit en de impact op de samenleving. De rechtbank oordeelde dat de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van 12 jaar niet voldeed aan de ernst van de daad. De verdachte had een psychotische stoornis, maar was in staat om zijn wil te bepalen, zij het in verminderde mate. De rechtbank volgde het advies van deskundigen om de verdachte ter beschikking te stellen met verpleging van overheidswege, gezien het gevaar voor recidive.

Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van € 3.891,22 aan de benadeelde partij voor de begrafeniskosten. De rechtbank oordeelde dat de schade een rechtstreeks gevolg was van het bewezen verklaarde feit. De beslissing berustte op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank sprak de verdachte vrij van wat meer of anders was ten laste gelegd. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 02/801055-07 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 juli 2008
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring de Boschpoort te Breda,
raadsman mr. Gremmen, advocaat te Etten-Leur.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 juni 2008, waarbij de officier van justitie, mr. Breman, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
[slachtoffer] heeft vermoord of gedood.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het slachtoffer heeft vermoord. Daarbij baseert zij zich in het bijzonder op de verklaring van verdachte, het proces-verbaal van bevindingen van de politie en het sectieverslag.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is met de officier van justitie van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring van moord kan komen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaringen van verdachte, afgelegd bij de politie ;
- het proces-verbaal van bevindingen ;
- het rapport van de Unit FTO ;
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 8 september 2007 te Roosendaal opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] meermalen met een bijl op het hoofd geslagen tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging en de oplegging van de maatregel
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen bewezen is gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 12 jaar, met aftrek van het voorarrest, en tbs met dwangverpleging.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd. Hij heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Moord wordt in ons strafrechtstelsel beschouwd als een van de ernstigste misdrijven. Verdachte heeft verklaard tot het plegen van die daad te zijn gekomen uit toenemende frustratie. In zijn visie wordt zijn volk, de Latijns-Amerikaanse bevolking van Amerika, stelselmatig onderdrukt. Op enig moment heeft bij verdachte het idee postgevat dat hij de Amerikaanse overheid wilde treffen door een daad. Zo richtte hij zijn plannen aanvankelijk op een vliegdekschip. Doordat hij in Nederland verbleef en hij Nederland als NATO-bondgenoot als mede-veroorzaker van het kwaad in de wereld zag, ging verdachte nadenken over een te plegen daad in Nederland, waarbij hij in eerste instantie dacht aan het vernielen van een Apache helicopter. Toen bleek dat dit niet te realiseren was, richtte hij zich op drie andere militaire doelen. Uiteindelijk koos hij voor de kazerne van de commandotroepen in Roosendaal. Hij heeft een bijl en een mes gekocht en is vervolgens op 6 september 2007 naar Roosendaal gereisd. Daar heeft hij een plattegrond van Roosendaal gekocht en daarop aantekeningen gemaakt voor plan A, plan B en plan C. Plan A was het aanvallen van een commando, plan B het aanvallen van een politieman en plan C het aanvallen van een man, die geschikt zou zijn om in militaire dienst te gaan. Verdachte is op de Rucphense heide commando’s gaan observeren, maar zijn plan om daar een commando aan te vallen bleek niet uitvoerbaar. Toen verdachte zich op 8 september 2007 bij het stationsgebouw te Roosendaal bevond, nog op zoek naar een commando, werd zijn frustratie steeds groter omdat het ook daar niet lukte om een door hem waargenomen commando te treffen. Als gevolg daarvan is hij overgestapt op zijn laatste plan. Verdachte is het stationsgebouw ingelopen waar hij een jongeman zag zitten die voldeed aan het profiel van een man die geschikt zou zijn om in militaire dienst te gaan. Hij zat voorover op een bank in een wachtruimte een frietje te eten, voor verdachte in de juiste positie om te kunnen aanvallen. Verdachte heeft deze jongeman langs achteren benaderd, heeft de bijl gepakt en daarmee verschillende malen op het hoofd geslagen van het niets vermoedende slachtoffer. Op deze onschuldige jongeman, [slachtoffer], 22 jaar oud, een totale onbekende van verdachte, heeft verdachte zich willen wreken voor het in zijn ogen door de V.S. en zijn NATO-bondgenoten veroorzaakte kwaad in de wereld.
Verdachte heeft geen enkel respect voor andermans leven getoond. Het plegen van die weerzinwekkende daad heeft voor de nabestaanden van het slachtoffer onherstelbaar leed en verdriet gebracht. Voor de ouders, zijn broers en zusje is de leegte die [slachtoffer] heeft achtergelaten onpeilbaar. Zij hebben dit verwoord in een schriftelijke verklaring en ter zitting heeft de vader van [slachtoffer] nogmaals benadrukt hoe schrijnend het verlies van [slachtoffer], als waardevol lid van onze samenleving, voor velen is.
Een dergelijk gewelddadig optreden in een publieke gelegenheid is bovendien ook zeer schokkend geweest voor de ooggetuigen en dit versterkt de in de maatschappij levende gevoelens van onveiligheid. Gezegd kan worden dat de rechtsorde door deze daad dan ook zeer ernstig is geschokt.
Verdachte, die geen strafblad heeft, is onderzocht in het Pieter Baan Centrum. Uit dat onderzoek is gebleken dat er bij verdachte ten tijde van het plegen van het feit sprake was van een psychotische stoornis in de vorm van een grootheidswaanzin. Binnen het kader van die grootheidswaanzin had verdachte de overtuiging dat hij als wreker van het kwaad een daad diende te stellen tegen het kapitalisme en wel door een mannelijk lid van onze maatschappij iets aan te doen. De drang om een dergelijke daad te begaan, is een direct uitvloeisel geweest van zijn psychotische stoornis. Er is een beeld ontstaan van een toenemende psychische ontregeling in de loop van de tijd die voorafging aan het tenlastegelegde feit. Volgens de psycholoog was verdachte niet volledig in beslag genomen door zijn psychose en beschikte hij bij het maken van zijn keuzes nog over een zekere mate van realiteitszin. Verdachte heeft weliswaar de ongeoorloofdheid van zijn daad kunnen inzien, maar is in mindere mate dan de gemiddelde mens in staat geweest zijn wil in vrijheid, overeenkomstig een dergelijk besef te bepalen. De deskundigen zijn tot de conclusie gekomen dat op grond van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens het feit aan verdachte slechts in verminderde mate kan worden toegerekend. Een verdergaande doorwerking van de stoornis kan niet met zekerheid worden uitgesloten. Op basis van de psychotische stoornis en te meer door de bestendigheid daarvan, is het gevaar voor recidive groot te achten. Geadviseerd wordt verdachte terbeschikking te stellen met bevel tot verpleging van overheidswege.
De rechtbank neemt de conclusie en het advies van de deskundigen over. Zij neemt daarbij in aanmerking dat ook overigens voldaan wordt aan de eisen voor het opleggen van een terbeschikkingstelling met dwangverpleging, te weten:
-op het gepleegde misdrijf is een gevangenisstraf van vier jaar of meer gesteld en
-de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist het opleggen van de maatregel.
Gezien de ernst van het feit dient naar het oordeel van de rechtbank naast het opleggen van de maatregel een gevangenisstraf te worden opgelegd. Zij is van oordeel dat daarbij niet kan worden volstaan met de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van 12 jaar. Bij de bepaling van de hoogte van de gevangenisstraf moet rekening worden gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, echter ook met het beestachtige en zeer gruwelijke karakter van zijn daad en de enorme impact van die daad op de samenleving. Naar het oordeel van de rechtbank komt dit onvoldoende tot uitdrukking, indien de eis van de officier van justitie zou worden gevolgd. Gelet hierop komt de rechtbank tot het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaar. Zij zal daarbij als advies opnemen dat geen aanvang zal worden genomen met de tenuitvoerlegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging, voordat verdachte tweederde deel van de gevangenisstraf heeft ondergaan.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert een schadevergoeding van € 3.891,22 in verband met de begrafeniskosten.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 37a, 37b en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert: moord;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 15 jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- gelast de terbeschikkingstelling van verdachte, met verpleging van overheidswege;
- adviseert dat pas met verpleging van overheidswege zal worden aangevangen nadat tweederde van de opgelegde gevangenisstraf is verstreken.
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling van € 3.891,22 aan de benadeelde partij [[benadeelde partij], wonende te [adres] , ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil; (BP.06)
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [[benadeelde partij], wonende [adres], € 3.891,22 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 48 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; (BP.04)
Dit vonnis is gewezen door mr. Bakx, voorzitter, mrs. Van Gameren en Van de Wetering, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Oostlander-Vink, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 10 juli 2008.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 08 september 2007 te Roosendaal opzettelijk en al dan niet
met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft
verdachte met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die
[slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een bijl op het hoofd geslagen en/of het
hoofd van die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een bijl ingeslagen,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
art 289 Wetboek van Strafrecht