parketnummer: 02/801411-07 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 mei 2008
[verdachte],
geboren op [datum en plaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring De Boschpoort te Breda
raadsman mr. B.J. Visser, advocaat te Breda
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 mei 2008, waarbij de officier van justitie, mr. Van Aken, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: heeft geprobeerd zijn ex-vrouw en kinderen te vermoorden/doden, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
Feit 2: opzettelijk brand heeft gesticht, waardoor goederen in gevaar werden gebracht;
Feit 3: zijn ex-vrouw heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Feit 4: zijn ex-schoonvader heeft belaagd door hem vele malen ongewenst telefonisch te benaderen, lid te maken van sekssites en anonieme brieven te sturen.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen. Alvorens zij nader ingaat op de feiten merkt zij op dat de feiten in samenhang moeten worden bezien.
Ten aanzien van feit 1 is de officier van justitie van mening dat uit de rapporten van het Nederlands Forensisch Instituut en de Unit Forensisch Technisch Onderzoek naar voren komt dat er opzettelijk brand is gesticht bij de woning aan [adres[adres] en dat er gebruik is gemaakt van motorbenzine. De officier van justitie acht het zeer wel mogelijk dat verdachte bij de brand aanwezig was, gezien zijn dienstrooster. Tevens vindt de officier van justitie het opmerkelijk dat verdachte kort voor het uitbreken van de brand van 7 november 2007 in een telefoongesprek met zijn ex-vrouw sprak over de eerdere brand. Het opzettelijk brand stichten in de woning waar zijn ex-vrouw en kinderen lagen te slapen, levert volgens de officier van justitie een poging tot moord op.
Tevens acht de officier van justitie feit 2 bewezen. Getuige van [getuige], een buurman van aangeefster, zag een man vreemd voorbij lopen. De man toonde volgens de getuige interesse in de woning aan de [adres]. Even later is er volgens hem brand ontstaan in die woning. [[voornaam]ex vrouw], zijnde verdachtes ex-vrouw heeft hiervan ook aangifte gedaan. De Unit Forensisch Technisch Onderzoek heeft ter plaatse geconstateerd dat er meerdere brandhaarden waren en dat de brand opzettelijk was gesticht. Het Nederlands Forensisch Instituut concludeert dat er gebruik is gemaakt van motorbenzine en lampenolie. Tijdens een doorzoeking in het huis van verdachte werd er een print van een internetsite aangetroffen waarop te lezen is hoe een molotovcocktail gemaakt moet worden. Verdachte verklaart op zitting dat hij niet weet hoe de print daar terecht is gekomen, maar dit acht de officier van justitie ongeloofwaardig. Op 1 november 2007 had verdachte dienst in Dordrecht tot 23.00 uur. De officier van justitie acht het mogelijk dat verdachte om 23.30 uur in Tilburg was. Op dat moment straalt zijn mobiele telefoon een telefoonmast aan, die in de buurt van de plaats delict staat. Het verhaal van verdachte op de zitting dat hij een blind date met ene Gaby had en dat hij dat niet eerder heeft verklaard, omdat hij zich daarvoor schaamde, acht de officier van justitie niet geloofwaardig.
Ten aanzien van de feiten 3 en 4 wijst de officier van justitie er op dat verdachte de bedreigingen en de stalking heeft bekend. Tevens hebben [naam ex vrouw] en [ex schoonvader], zijnde verdachtes ex-schoonvader, aangifte gedaan. Verdachte heeft verklaard dat hij de mededelingen slechts heeft gedaan, omdat hij zijn ex-vrouw wilde waarschuwen voor een eventuele volgende brand. Deze verklaring acht de officier van justitie ongeloofwaardig.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 1. Volgens de verdediging zit er in het dossier geen direct bewijs waaruit blijkt dat verdachte betrokkenheid heeft bij het feit. Er zijn een aantal omstandigheden te noemen die afbreuk doen aan betrokkenheid van verdachte bij het feit. Zo heeft niemand verdachte op of omstreeks het tijdstip van de brand gezien bij het huis van aangeefster, laat staan dat er getuigen zijn die hebben gezien dat verdachte de brand in de woning heeft veroorzaakt. Bovendien heeft verdachte geen motief om een dergelijke brand te stichten. Zijn kinderen waren op het moment van de brandstichting immers in het huis van aangeefster aanwezig. Verdachte heeft zelf diverse malen verklaard dat zijn kinderen zijn alles zijn en dat hij ze nooit iets aan zou doen of bewust in levensgevaar zou brengen. Ook het onderzoek van de telefoongegevens leert volgens de verdediging dat verdachte in de nacht van 7 november 2008 niet in de buurt van de woning van aangeefster is geweest. Verdachte heeft rond middernacht nog naar aangeefster gebeld om te vragen of alles goed met haar en de kinderen ging. Dit omdat hij zich naar aanleiding van de brandstichting op 1 november 2007 zorgen maakte om hen. De verdediging stelt zich dan ook op het standpunt dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het feit heeft gepleegd. De verdediging verzoekt de rechtbank verdachte daarom vrij te spreken van feit 1.
Tevens is de verdediging van mening dat feit 2 niet bewezen kan worden verklaard. De verdediging stelt ten aanzien van dit feit eveneens vast dat in het dossier geen direct bewijs zit waaruit de betrokkenheid van verdachte blijkt. Er zijn wederom een aantal omstandigheden te noemen die afbreuk doen aan betrokkenheid van verdachte bij feit 2. Niemand heeft verdachte op of omstreeks het tijdstip van de brand gezien bij het huis van aangeefster. Ook zijn er geen getuigen die hebben gezien dat verdachte de brand in de tuin van aangeefster heeft veroorzaakt. Een getuige, een buurman van aangeefster, heeft verklaard dat hij op 1 november 2007 rond 23.00 uur voor zijn woning een manspersoon zag lopen die interesse toonde voor de woning van aangeefster. Daarna zag diezelfde getuige dat er brand woedde in de achtertuin van de woning van aangeefster. Uit de printgegevens van de mobiele telefoon van verdachte blijkt dat hij zich rond 23.00 uur bevond in Dordrecht, alwaar hij werkt. De verdediging stelt zich dan ook op het standpunt dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het feit heeft gepleegd. De verdediging verzoekt de rechtbank dan ook verdachte vrij te spreken van feit 2.
Over de feiten 3 en 4 heeft de verdediging opgemerkt dat, gelet op de stukken in het dossier, deze feiten bewezen kunnen worden verklaard. Verdachte heeft nog wel opgemerkt dat de sms-jes en telefoontjes niet bedreigend bedoeld waren.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat zij – met de officier van justitie – aanleiding ziet de tenlastegelegde feiten 1 en 2 in onderlinge samenhang te bezien. Bovendien beziet de rechtbank deze feiten tegen de achtergrond van de feiten 3 en 4 op de dagvaarding. Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier ten aanzien van de feiten 1 en 2 bewijsmiddelen die wijzen op de betrokkenheid van verdachte. De rechtbank zal deze bewijsmiddelen, in chronologische volgorde, bespreken.
Ten aanzien van feit 2:
Op 1 november 2007 is er brand gesticht bij de woning van aangeefster aan de [adres].
[ex schoonvader] verklaart dat de woning aan de [adres] wordt gehuurd door zijn [naam[dochter]] Op 2 november 2007 kreeg hij het bericht dat er gepoogd was brand te stichten aan de achterzijde van de woning [adres]. Hij trof aan de achterzijde van de woning flinke brandschade aan. Onder de brandhaard lagen een kapotte groene en een bruine fles. Verder was er bij het kozijn aan de keukenzijde een stuk laminaat geklemd tussen het keukenraam. Er waren volgens hem meerdere brandhaarden.
Getuige [getuige] zag op 1 november 2007 omstreeks 23.00 uur een man vreemd voorbij het huis lopen. Wat later op de avond zag hij in zijn achtertuin flinke licht schijnsels. Hij zag dat er vlammen vanuit de achtergevel van de buren van huisnummer 19 kwamen.
Er werd door de Unit Forensisch Technisch Onderzoek een onderzoek ingesteld naar de oorzaak van de brand op het perceel [adres], welke plaatsvond op 1 november 2007, omstreeks 23.50 uur. Als gevolg van de brand was een gedeelte van het kunststof kozijn van de woonkamer aan de buitenzijde door het vuur aangetast. Op de grond voor het kozijn werden onder andere groenkleurige glasscherven aangetroffen. Deze glasscherven waren beroet. Tevens werd daar de hals van een groenkleurige glazen fles aangetroffen. Ook deze hals was beroet en in de opening stak een stuk gedeeltelijk verbrand textiel. Een gedeelte van het bovenlicht van de keuken was aan de buitenzijde door vuur aangetast. Bij onderzoek bleek dat op twee plaatsen tussen het glas en de sponning een stuk laminaat was gestoken. Een van deze stukken was gedeeltelijk verbrand. Hierdoor was schade ontstaan aan het kozijn. Bij het onderzoek werd gebruik gemaakt van een gasdetector voor het detecteren van brandversnellende middelen. Hierbij werd bij de resten van de glazen fles een indicatie gekregen op de aanwezigheid van vluchtige brandbare stoffen.
Gezien het totaalbeeld van de brand werd geconcludeerd dat de brand opzettelijk is gesticht.
Het Nederlands Forensisch Instituut heeft naar aanleiding van bovenvermelde brand een stuk van overtuiging ontvangen voor onderzoek naar de aanwezigheid van brandversnellende middelen. In dit stuk is een mengsel van motorbenzine en paraffinische lampenolie aangetroffen.
Tijdens een doorzoeking in de woning van verdachte hebben verbalisanten boven op de printer een print aangetroffen van de internetpagina www.freewebs.com/ruben111/vuurwerkmakennieuw.htm. Op deze pagina staat wat de benodigdheden zijn om een molotovcocktail te maken. Op de print staat vermeld dat deze is geprint op 18 oktober 2007.
Uit de mastgegevens komt naar voren dat op 1 november 2007 om 23:34:20 uur de mobiele telefoon van verdachte een telefoonmast aanstraalt die staat op de locatie Bredaseweg te Tilburg. Op 2 november 2007 omstreeks 00:02:34 uur straalt zijn mobiele telefoon een telefoonmast aan die staat op de locatie [straatnaam]. Dit betreft de zeer nabije omgeving [adres brandstichting]. Omstreeks 00:06:56 uur straalt zijn mobiele telefoon een telefoonmast aan die staat op de locatie Bredaseweg te Tilburg. In het proces-verbaal wordt vastgesteld dat verdachte op 1 november 2007 omstreeks 23.00 uur vanuit Dordrecht naar Tilburg rijdt en daar omstreeks 00.00 uur in de zeer directe omgeving [adres brandstichting] te Tilburg aanwezig is.
Ten aanzien van feit 1:
Op 7 november 2007 is er wederom brand gesticht in de woning van [naam ex vrouw] aan de [adres].
[naam ex vrouw] verklaart hierover dat er op 7 november 2007 tussen 01.30 uur en 01.45 uur brand is gesticht in haar woning op de [adres]. Omstreeks 01.40 uur hoorde zij de brievenbus kletteren. Zij zag dat er veel vlammen in de hal beneden waren. Er was veel rook en de voordeur stond in brand. Vervolgens heeft ze haar kinderen meegenomen naar de achtertuin.
In een latere verklaring geeft aangeefster aan dat zij zich op 6 november 2007 met haar twee kinderen bevond in haar woning. Verdachte belde haar op 7 november 2007 omstreeks 00.15 uur op haar mobieltje. Verdachte vertelde aangeefster dat hij op internet gezien had dat er op 1 november 2007 in haar woning brand was geweest. Toen aangeefster later die nacht zag dat de voordeur en de voor de voordeur liggende deurmat in brand stonden, heeft zij haar zoontjes Nick en Stijn uit bed gehaald en is zij samen met hen via de achterdeur naar buiten gevlucht. Om de achterdeur te bereiken, moesten zij wel vlak langs de brandende voordeur lopen.
De Unit Forensisch Technisch Onderzoek heeft op 7 november 2007 een onderzoek ingesteld op het perceel [adres] naar aanleiding van een brandstichting, gepleegd tussen 01.30 uur en 01.45 uur. De voordeur van de woning was gedeeltelijk zwart geblakerd door het papier dat uit de brievenbus hing en in brand stond. De mat achter de voordeur smeulde en was gedeeltelijk doordrenkt van een vloeistof. Op basis van het onderzoek werd geconcludeerd dat gelet op de aangetroffen situatie, het brandbeeld op de kokosmat en het feit dat er geen andere ontstekingsbronnen aanwezig waren, er gesteld kon worden dat men opzettelijk brand heeft gesticht door een brandbare vloeistof door de brievenbus naar binnen, in de woning te gieten en deze daarna te ontsteken met een brandend voorwerp en dat hierbij gemeen gevaar ontstond voor levens en goederen.
Naar aanleiding van bovenvermelde brand heeft het Nederlands Forensisch Instituut een stuk van overtuiging ontvangen voor onderzoek naar de aanwezigheid van brandversnellende middelen. In het stuk van overtuiging is de aanwezigheid van motorbenzine aangetoond.
Ook is er een onderzoek ingesteld naar de telefoongegevens van verdachte. Hieruit werd vastgesteld dat verdachte op 7 november 2007 omstreeks 0:06:01 uur en 0:09:49 uur telefonisch contact heeft gehad met aangeefster en dat hij vanaf dat moment met zijn auto naar Tilburg rijdt. Tevens wordt vastgesteld dat verdachte omstreeks 01:26:51 uur in de buurt van Tilburg rijdt.
Conclusie rechtbank
Op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte de branden heeft gesticht. De rechtbank is van oordeel dat deze bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bekeken moeten worden. De branden hebben immers niet alleen in het korte tijdsbestek van één week plaatsgehad, maar zijn ook ten aanzien van dezelfde doelwitten gepleegd ([naam ex vrouw], haar zoons en hun - op 2 november 2007 nog toekomstige - woning). Bovendien betreft het – waar het gaat om de feitelijke handelingen – in beide gevallen een brandstichting, waarbij – onder meer – gebruik is gemaakt van motorbenzine. De rechtbank wijst in dit verband op de rapporten van de Unit Forensisch Technisch Onderzoek en van het Nederlands Forensisch Instituut. Voorts wijst de rechtbank erop dat de brand op 2 november 2007 is aangestoken met behulp van een molotovcocktail en bij verdachte thuis een print over dit onderwerp is aangetroffen.
De rechtbank hecht geen belang aan de verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij niet bekend is met deze print. De print lag ten tijde van de doorzoeking immers boven op verdachtes printer.
Volgens de mastgegevens was verdachte zowel op 1 november als op 7 november 2007 nabij [adres brandstichting] toen daar de branden ontstonden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte geen afdoende verklaring gegeven voor het feit dat hij zich ten tijde van het ontstaan van beide branden in de omgeving [adr[adres branstichting] 19 bevond. Wat betreft de brand op 2 november 2007 heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij die avond/nacht een blind date had met ene Gaby te Eindhoven, dat hij hoorde dat de afspraak niet door zou gaan en dat hij toen ter hoogte van Tilburg weer huiswaarts is gegaan. Niet alleen heeft verdachte deze verklaring pas ter zitting gegeven, hij heeft ook geen enkel detail over de vermeende afspraak verstrekt. De rechtbank acht deze verklaring dan ook ongeloofwaardig, en neemt daarom aan dat verdachte de verklaring slechts heeft gegeven om zich een alibi voor de eerste brandstichting te verschaffen. Over 7 november verklaart verdachte eerst dat hij het adres niet kon vinden, daarna verklaart hij dat hij niet wist wat hij daar deed. Dit maakt zijn verklaring evenmin geloofwaardig. Er waren de nodige problemen tussen verdachte en aangeefster. Verdachte wilde dat aangeefster bij hem terug kwam en was wanhopig. Dit kan een motief opleveren voor het stichten van de branden.
Met betrekking tot feit 1 overweegt de rechtbank dat doordat verdachte de woning waarin aangeefster met haar kinderen lag te slapen in brand heeft gestoken, verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zij kwamen te overlijden. Gelet op het feit dat verdachte vanuit Roosendaal naar de woning in Tilburg is gereden en dus voldoende mogelijkheid heeft gehad om over zijn plan na te denken, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van kalm beraad en rustig overleg. Op grond hiervan acht de rechtbank de poging tot moord bewezen.
Over feit 2 merkt de rechtbank op dat doordat verdachte met een molotovcocktail en een stuk laminaat bij de woning van aangeefster opzettelijk brand heeft gesticht, er gemeen gevaar voor die woning te duchten was.
Feit 3:
De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 16 mei 2008 ;
- de aangifte van [ex vrouw] ;
- het proces-verbaal van onderzoek naar de telefoongegevens .
Ten aanzien van het verweer van verdachte dat de sms-jes en telefoontjes niet als bedreigend bedoeld waren, overweegt de rechtbank dat zij dit niet aannemelijk acht. Gelet op de woorden die verdachte gebruikt heeft, kunnen deze niet anders worden opgevat dan als een opzettelijke bedreiging.
Feit 4:
De rechtbank acht feit 4 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 16 mei 2008 ;
- de aangifte van [ex schoonvader]
De rechtbank spreekt verdachte vrij ter zake van de sekssites, nu verdachte ontkent zijn ex-schoonvader als lid te hebben opgegeven, terwijl er ook geen andere bewijsmiddelen zijn die er op duiden dat verdachte dit heeft gedaan.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 07 november 2007 te Tilburg ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [exvrouw en kinderen] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, terwijl voornoemde personen lagen te slapen, de voordeur en de deurmat van de woning van die personen in brand heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
op 01 november 2007 te Tilburg opzettelijk brand heeft
gesticht bij de woning van [naam ex vrouw], immers heeft
verdachte toen aldaar opzettelijk bij de woning [ex vrouw] brandbare stoffen aangestoken,
(een molotovcocktail en een stuk laminaat), ten gevolge waarvan een
kozijn van die woning gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning, te duchten was;
in de periode van 07 november 2007 tot en met 4 december 2007
te Tilburg [naam ex vrouw] meermalen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht, immers heeft verdachte telkens opzettelijk dreigend
- een sms-bericht aan [ex vrouw] verzonden op 13 november 2007 met als inhoud
"Je zult nooit veilig wonen op [adres brandstichting] Ik weet je
overal te vinden afzender Fikkie" en op 14 november telefonisch gezegd: "Ik weet je overal te vinden. Voor je het weet heb je een derde brand" en
op 16 november telefonisch gezegd: "Ga weg uit Tilburg. Breng je zelf en de
kinderen in veiligheid. Vind je twee keer brand niet genoeg" en op 19 november de voice-mail ingesproken van [ex vrouw] en gezegd: "Breng jezelf in veiligheid of sterf" en op 29 november telefonisch gezegd: "Ik had je gewaarschuwd. Ik weet je overal
te vinden. Zelfs het veranderen van je telefoonnummer helpt niet. Vlucht nu
het nog kan".
in de periode van 15 oktober tot en met 30 oktober 2007 te Tilburg, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer [ex schoonvader] met het oogmerk [ex vrouw], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte [ex vrouw] vele malen ('s nachts) ongewenst telefonisch benaderd en heeft hij [ex vrouw] een anonieme
brief gestuurd [ex schoonvader] werd gemaand zich niet met het huwelijk van
zijn [dochter] te bemoeien.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 4 jaar waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarden: reclasseringstoezicht en een contactverbod met aangeefster. Zij heeft hierbij in aanmerking genomen dat uit het rapport van de psycholoog naar voren komt dat verdachte toerekeningsvatbaar is. Het zijn zeer ernstige feiten en de officier van justitie acht een hoge gevangenisstraf met een voorwaardelijk gedeelte de enige passende straf.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging merkt allereerst op dat verdachte zich geheel kan vinden in de conclusies van de psycholoog met betrekking tot het strafadvies. Ook verzoekt de verdediging bij de strafoplegging rekening te houden met het zeer beperkte strafblad van verdachte en het feit dat verdachte al ruim 5 maanden in voorlopige hechtenis zit. Verdachte heeft aangegeven dat hij graag wil werken aan zijn psychische problemen en hij heeft zijn excuses gemaakt aan de betrokkenen. Deze situatie heeft de nodige impact gehad op het leven van verdachte. Hij is zijn baan kwijtgeraakt, heeft geen omgang met zijn kinderen en dit zal in de toekomst, zoals het zich nu laat aanzien, zeer beperkt mogelijk zijn. Ook heeft hij een enorme schuldenlast. De verdediging verzoekt voor wat betreft de op te leggen straf het zwaartepunt te leggen bij een persoonsgerichte aanpak, bestaande uit een behandeling. Daarnaast acht de verdediging een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis passend. Om de kans op recidive te minimaliseren verzoekt de verdediging als stok achter de deur een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen in combinatie met reclasseringstoezicht. Wanneer deze straf volgens de rechtbank geen recht doet aan de situatie, verzoekt de verdediging als aanvullende straf een werkstraf op te leggen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft geprobeerd zijn ex-vrouw en kinderen om het leven te brengen doordat hij brand heeft gesticht in het huis van zijn ex-vrouw, terwijl zij met haar kinderen in die woning lag te slapen. Verdachte mag van geluk spreken dat zijn ex-vrouw tijdig wakker is geworden en zichzelf en de kinderen tijdig in veiligheid heeft weten te brengen. Een week daarvoor heeft verdachte ook al brand gesticht bij deze woning. Daarnaast heeft hij zijn ex-vrouw vele malen bedreigd en heeft hij zijn ex-schoonvader gedurende een periode gestalkt.
Dit zijn schokkende feiten. Niet alleen voor aangeefster maar ook voor haar kinderen moet dit zeer angstig zijn geweest. Dit blijkt ook uit de slachtofferverklaring van aangeefster. Zij verklaart daarin dat zij een bange vrouw is geworden. Zij kan niet meer slapen en durft niet alleen thuis te blijven. Stijn is van een drukke, enthousiaste jongen veranderd in een stil, teruggetrokken kind. Nick is een binnenvetter. De kinderen durven niet meer alleen naar het toilet en hun schoolresultaten zijn achteruit gegaan. Verdachte heeft totaal niet stilgestaan bij deze gevolgen voor zijn ex-vrouw en kinderen.
In het voordeel van verdachte zal rekening worden gehouden met zijn nagenoeg blanco strafblad.
De rechtbank acht een gevangenisstraf van 36 maanden, gezien de ernst van de feiten, de enige passende straf. Wel zal zij, gelet op het feit dat verdachte nauwelijks een strafblad heeft, een gedeelte van de straf, te weten 6 maanden, voorwaardelijk opleggen. De rechtbank acht het van belang dat verdachte gedurende de proeftijd begeleid zal worden door de reclassering, om te voorkomen dat hij opnieuw in de fout gaat. Tevens zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde een contactverbod met aangeefster gedurende het eerste jaar van de proeftijd opleggen.
7 Het beslag
7.1 De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat het voorwerp, genummerd 4 op de beslaglijst, bij het onderzoek naar de tenlastegelegde feiten, is aangetroffen, terwijl dat voorwerp dient tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, te weten het plegen van bedreigingen. Het voorwerp behoorde aan verdachte toe en is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.
Gebleken is dat feit 2 is voorbereid met behulp van het voorwerp, genummerd 24 op de beslaglijst. Verder is dit voorwerp van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.
Deze voorwerpen zullen dan ook aan het verkeer worden onttrokken.
7.2 De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de op de beslaglijst genoemde voorwerpen 7, 8 9, 37 en 40 aan verdachte, aangezien de voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36c, 36d, 45, 57, 157, 285, 285b en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: Poging tot moord, meermalen gepleegd;
feit 2: Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
feit 3: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 4: Belaging;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich gedurende het eerste jaar van de proeftijd zal onthouden van contact met [ex vrouw];
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan [verdachte] van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd: 7, 8, 9, 37 en 40;
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd: 4 en 24.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kok, voorzitter, mr. De Graaf en mr. Van der Borst, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Veen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 29 mei 2008.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 07 november 2007 te Tilburg ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [exvrouw en kinderen] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, terwijl voornoemde personen lagen te slapen, de voordeur en de deurmat van de woning van die personen in brand heeft gestoken, althans met brandbare stoffen en vuur in aanraking
gebracht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 01 november 2007 te Tilburg opzettelijk brand heeft
gesticht in de tuin of bij de woning van [naam ex vrouw], immers heeft
verdachte toen aldaar opzettelijk in de tuin of bij de woning [ex vrouw] brandbare stoffen aangestoken, althans met vuur in aanraking gebracht,
(door het gooien van (een) molotovcocktail(s)) en/of een stuk laminaat
aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met
zulke stoffen, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan een
kozijn van die woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval
brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning, in elk geval
gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks de periode van 07 november 2007 tot en met 4 december 2007
te Tilburg [naam ex vrouw] meermalen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte telkens
opzettelijk dreigend
- een sms-bericht aan [ex vrouw] verzonden op 13 november 2007 met als inhoud
"Je zult nooit veilig wonen op [ad[adres brandstichting] Ik weet je
overal te vinden afzender Fikkie" en/of
op 14 november telefonisch gezegd: "Ik weet je overal te vinden. Voor je het
weet heb je een derde brand" en/of
op 16 november telefonisch gezegd: "Ga weg uit Tilburg. Breng je zelf en de
kinderen in veiligheid. Vind je twee keer brand niet genoeg" en/of
op 19 november de voice-mail ingesproken van [ex vrouw] en gezegd: "Breng
jezelf in veiligheid of sterf" en/of
op 29 november telefonisch gezegd: "Ik had je gewaarschuwd. Ik weet je overal
te vinden. Zelfs het veranderen van je telefoonnummer helpt niet. Vlucht nu
het nog kan".
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de periode van 15 oktober tot en met 30 oktober 2007 te
Tilburg, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer [ex schoonvader] in
elk geval van een ander, met het oogmerk [ex vrouw], in elk geval die ander
te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen,
immers heeft verdachte [ex vrouw] vele malen ('s nachts) ongewenst
telefonisch benaderd en/of heeft hij [ex vrouw] als abonnee/lid van
verschillende sekssites opgegeven en/of heeft hij [ex vrouw] anonieme
brieven gestuurd [ex schoonvader] werd gemaand zich niet met het huwelijk van
zijn [dochter] te bemoeien;
art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht