3.7 Bij vonnis d.d. 11 mei 2005 heeft de kantonrechter te Bergen op Zoom [gedaagde] onder meer veroordeeld om aan Pierre de Jonge te betalen 80% van de vanaf 15 november 2001 tot 11 mei 2005 verschuldigde huurpenningen. In een eerder gewezen tussenvonnis in die zaak d.d. 28 april 2004, is onder meer overwogen dat de kantonrechter voor de toekomst het beroep op opschorting van de betalingsverplichting van 20% van de huur, redelijk acht. Op dat moment stond vast dat de bedrijfsruimte niet over de in de betreffende huurovereenkomst overeengekomen geluidsisolatie voor 85 dB beschikte.
In de onderhavige procedure verschillen partijen van mening over het antwoord op de vraag of de betreffende geluidsisolatie thans wel aan de overeengekomen 85 dB voldoet. Dit aspect vormt een onderdeel van de inmiddels tussen partijen aanhangig gemaakte bodemprocedure en behoeft derhalve in deze procedure geen nadere bespreking. Er veronderstellende wijze van uitgaande dat de isolatie nog niet aan de overeengekomen 85 dB voldoet, dan vormt dit, naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter, nog geen rechtvaardiging voor de volledige opschorting van de betaling van de toekomstige huurpenningen door [gedaagde]. [gedaagde] heeft immers het genot van het gehuurde en exploiteert er een cafébedrijf.
Uit de overgelegde correspondentie uit het jaar 2007, met betrekking tot de tussen partijen gemaakte afspraken ter zake van het gehuurde, blijkt dat er een aantal andere gebreken (dan de geluidsisolatie) aan het gehuurde zijn, zoals een verzakte vloer. Partijen zijn het er niet over eens of en zo ja, welke gebreken inmiddels zijn verholpen. Doch, het aanwezig zijn van andere gebreken (dan het gebrek betreffende de geluidsisolatie) rechtvaardigt - naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter - evenmin dat [gedaagde] de betaling van de huurpenningen voor de toekomst volledig zou kunnen (blijven) opschorten. Indien de gebreken aan het gehuurde zo ernstig zijn als thans door [gedaagde] geschetst, dan had het op zijn weg gelegen om bijvoorbeeld een vordering tot huurprijsvermindering of schadevergoeding in te stellen, hetgeen hij heeft nagelaten.
Ook het feit dat er een bedrag van € 40.000,00 op de derdenrekening van mr. Wortel staat en de mogelijkheid dat [gedaagde] aanspraak kan maken op een (maximum)bedrag van € 50.000,00 ter zake door Pierre de Jonge verbeurde dwangsommen, rechtvaardigt, naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter, ook niet dat [gedaagde] de betaling van de huurpenningen voor de toekomst volledig zou kunnen (blijven) opschorten. Immers Pierre de Jonge heeft de huurachterstand per 1 juni 2008, onweersproken becijferd op een bedrag van € 193.673,02. Indien [gedaagde] voornoemd totaalbedrag van
€ 90.000,00 zou mogen verrekenen met het genoemde bedrag aan huurachterstand, dan nog blijft er een bedrag van ruim
€ 100.000,00 aan huurachterstand over. Het voorgaande laat de verplichting tot (gedeeltelijke) betaling van de toekomstige huurpenningen, onverlet.
Nu [gedaagde] in de vorige bodemprocedure – gelet op de gebreken met betrekking tot de geluidsisolatie - is veroordeeld tot betaling van 80% van de verschuldigde huurpenningen en ervan uitgaande dat er thans mogelijk sprake is van meerdere gebreken aan het gehuurde, is - gelet op al het vooroverwogene - het voorlopige oordeel van de kantonrechter dat in de hoofdzaak met rolnummer CV 08-4776, geoordeeld zal worden dat een opschorting van de toekomstige huurbetalingsverplichting door [gedaagde] tot hoogstens 30% redelijk is. Derhalve zal [gedaagde] thans worden veroordeeld om gedurende de periode waarin in de hoofdzaak met rolnummer CV 08-4776 tussen partijen door de Rechtbank nog niet is beslist, 70% van de maandelijks verschuldigde huurpenningen – groot € 3.798,48 per maand – te voldoen aan Pierre de Jonge, en wel met ingang van heden totdat in de bodemprocedure onherroepelijk is geoordeeld.