[verdachte]
geboren te [plaats en datum]
wonende te [adres]
raadsman mr. J.Y. Taekema, advocaat te Den Haag.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 4 augustus 2008, waarbij de officier van justitie, mr. Janssen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
met anderen heeft geprobeerd [slacht[slachtoffer] en [slachtoffer] in hun woning te vermoorden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, althans hen heeft bedreigd, door met een vuurwapen meermalen door de ruit van hun woning te schieten.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met anderen de be[adres] heeft bedreigd met de dood. Zij baseert zich daarbij op het volgende.
Verdachte gaf, aldus de officier van justitie, ter zitting van 4 augustus 2008 toe dat hij op
30 april 2005 een van de drie mannen bij de woning aan [adres] was. Er was geen sprake van voorbedachten rade, dus een poging tot moord kan volgens de officier van justitie niet bewezen worden. En alhoewel de geschoten kogels in een min of meer vlakke baan zijn geschoten en er dus een wezenlijke kans was om iemand te raken is volgens de officier van justitie evenmin sprake van een poging tot doodslag. Zij baseert dit op het feit dat er niet is gericht op het midden van het raam. Maar het levert wel een zeer ernstige vorm van bedreiging op, aldus de officier van justitie.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het volgende.
Het kan niet bewezen worden dat verdachte de schutter was, nu de getuigenverklaringen in onderling verband gezien tegenstrijdig zijn. Getuige [getuige 1] heeft, hoewel zij verdachte goed kent, hem niet herkend. De verklaring van [getuige 2] is niet bruikbaar voor het bewijs omdat hij door zijn overlijden niet meer door de verdediging kon worden ondervraagd. Bovendien is zijn verklaring onduidelijk en op onderdelen onjuist.
Ook kan er niet zonder meer van worden uitgegaan dat de opgefokte van de drie mannen ook de schutter is.
De raadsman stelt vervolgens dat de drie mannen voor de woning weliswaar een onenigheid hadden met [slachtoffer] en zijn moeder, maar dit is niet te beschouwen als een bedreiging. Zij zijn vervolgens alle drie weg gegaan en er is één man teruggekomen, niet zijnde verdachte, die heeft geschoten. Er was dus geen nauwe, bewuste samenwerking, zodat niet gesproken kan worden van medeplegen.
En tot slot levert het op deze manier schieten door de ruit van een kamer waarin zich op dat moment niemand bevond geen poging tot doodslag, laat staan poging tot moord, op.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
In de nacht van 29 op 30 april 2005 is met een vuurwapen geschoten op een ruit van een woning [adres]. In die woning waren aanwezig mevrouw [slachtoffer], haar zoon [slachtoffer] en nog 2 kinderen. Er zijn twee kogels door de ruit in de woonkamer gekomen. Daarbij is niemand geraakt, omdat er op het moment van het schieten niemand in de woonkamer was.
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte de schutter is. Daarbij zijn de verklaringen van [slachtoffer], zijn moeder en de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] van belang.
Voorafgaand aan hetgeen voor de deur van [adres] gebeurde had [slachtoffer] , ruzie met ene [naam ruziezoeker]. Later raakte een negroïde man bij een volgende ruzie met die [naam ruziezoeker] betrokken, welke man [slachtoffer] kent als [bijnaam], die bij hem in de buurt woont en in een Audi rijdt. [slachtoffer] omschrijft deze [bijnaam] als een Surinaams/Antilliaanse man met een fors, breed, stevig postuur en een bril. Weer later die dag ontstond er een gevecht tussen die [bijnaam] en [slachtoffer] en vervolgens later die avond verscheen die [bijnaam] met twee negroïde mannen bij de woning van [slachtoffer]. Zijn moeder voorkwam dat [slachtoffer] het buiten ging uitvechten, en zij gingen de woonkamer in.
[slachtoffer] verklaart hierover bij de rechter-commissaris dat [bijnaam] van de drie mannen die ’s avonds voor zijn deur verschenen degene was die zich het meest agressief gedroeg. Nadat zij de woonkamer ingegaan waren hoorde [slachtoffer] enkele knallen. Zijn moeder deed het licht in de kamer uit, maar [slachtoffer] deed het licht weer aan. Kort daarna zijn zij naar boven gegaan en boven hoorde [slachtoffer] weer schoten en hoorde hij glasgerinkel.