parketnummer: 800541-07 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 november 2008
[verdachte],
geboren op [datum en plaats],
wonende te [adres],
raadsvrouw mr. Van den Toorn-Volkers, advocaat te Made.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 31 oktober 2008, waarbij de officier van justitie, mr. Reinders, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
samen met anderen [slachtoffer] met kracht van het bordes van discotheek Zalinaz te Etten-Leur heeft gegooid waardoor deze [slachtoffer] hersenletsel opliep en tengevolge daarvan is overleden.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling met de dood tot gevolg.
Volgens de officier van justitie kreeg verdachte de indruk dat zijn vriend [[vriend 2 verdachte] werd lastiggevallen door het latere slachtoffer [voornaam] [slachtoffer]. Verdachte heeft geprobeerd daaraan een eind te maken door het slachtoffer weg te trekken en hem achteruit te duwen. Uit de videobeelden die zijn bekeken tijdens de schouw op 30 oktober 2008 blijkt dat ook [vriend v[vriend van verdachte] en genoemde [vriend 2 verdachte] het slachtoffer hebben vastgepakt. Vervolgens hebben [vriend van verdachte], [vriend 2 verdachte] en verdachte een beweging gemaakt in de richting van de trap van het bordes, waarna het slachtoffer boven de treden werd losgelaten.
Uit het sectierapport blijkt dat er sprake was van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer, namelijk hersenletsel.
De officier van justitie meent dat er geen sprake is van medeplegen. Gelet op de videobeelden lijkt er sprake van een bewuste samenwerking en een gezamenlijke uitvoering, maar uit een aantal omstandigheden valt af te leiden dat verdachte zich niet bewust was van het feit dat ook anderen hebben meegeduwd. Verdachte heeft immers nooit verklaard dat ook anderen hadden geduwd, geen van de getuigen heeft verklaard dat [vriend van verdachte] en [vriend 2 verdachte] hebben geduwd en getuige [naam getuige 1], de vriendin van verdachte, heeft verklaard dat verdachte in de bewuste nacht tegen haar heeft gezegd dat hij het slachtoffer een duwtje had gegeven.
Volgens de officier van justitie had verdachte in voorwaardelijke zin opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer. Verdachte heeft willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen door hem achteruit weg te trekken en hem van de trap te duwen. Zij leidt dat af uit de omstandigheden dat verdachte wist dat er zich ter plaatse een trap bevond en dat de grond onder aan de trap hard was. Verdachte wist dat het slachtoffer in kennelijke staat van dronkenschap verkeerde, waardoor hij had kunnen en moeten beseffen dat het slachtoffer niet meer zo stevig op zijn benen stond en gemakkelijk uit balans zou kunnen raken. Het slachtoffer is achteruit van de trap geduwd. Het is een feit van algemene bekendheid dat iemand die achteruit van een trap wordt geduwd uit balans raakt en de controle en oriëntatie kwijtraakt, waardoor het bijzonder moeilijk zal zijn zijn beweging te corrigeren en een val te voorkomen.
Als gevolg van het hersenletsel is het slachtoffer komen te overlijden. Er is causaal verband tussen het letsel en het overlijden. De vraag of er ook sprake is van causaal verband tussen de gedraging van verdachte en het letsel van het slachtoffer dient beantwoord te worden aan de hand van de maatstaf van de redelijke toerekening. De officier van justitie wijst daarbij op het volgende. Verdachte heeft in het geheel een significante rol gehad. Van hem ging het initiatief uit om het slachtoffer weg te trekken bij [vriend 2 verdachte], hetgeen hij ook daadwerkelijk heeft gedaan. De officier van justitie meent dat de uiteindelijke dood van het slachtoffer daarom kan worden toegerekend aan verdachte. De rol die anderen hebben gespeeld in het geheel doet niet af aan de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van verdachte.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het volgende.
Verdachte wilde [[vriend 2 verdachte] en het latere slachtoffer uit elkaar halen in de bewuste nacht, omdat het slachtoffer dronken was en liep te vervelen. Verdachte heeft het slachtoffer bij de schouder gepakt en heeft hem weggeduwd. Dat verdachte hem slechts een duw heeft gegeven blijkt uit de videobeelden, waarop duidelijk is te zien dat de arm van verdachte uitzwaait. Dit is een eindbeweging. Verdachte blijft daarbij in dezelfde houding staan. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij nooit in zijn eentje het slachtoffer, dat ongeveer honderd kilogram woog, van de trap zou kunnen hebben geduwd. In het licht van die verklaring moet de rol van [vriend 2 verdachte] en [vriend verdachte] worden onderzocht. Op de videobeelden is duidelijk te zien dat [vriend van verdachte] het slachtoffer aan de linkerschouder heeft vastgepakt en met het slachtoffer van de trap is gesprongen. Daardoor wordt duidelijk waarom [vriend van verdachte] als enige bij de politie heeft verklaard over de doffe klap waarmee het slachtoffer op de grond viel. Ook verklaart dat waarom het slachtoffer met beide benen in de lucht van de trap is gevallen. De fatale afloop is niet toe te rekenen aan verdachte, maar aan [vriend verdachte]. De rol van [vriend 2 verdachte] en [vriend van verdachte] is nooit serieus onderzocht door het openbaar ministerie, terwijl daar alle aanleiding toe was gezien de videobeelden. Het openbaar ministerie heeft zich enkel en alleen gericht op de rol van verdachte.
De raadsvrouw is voorts van mening dat de verschillende getuigenverklaringen onvoldoende aanknopingspunten bieden om te kunnen bewijzen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd. De raadsvrouw wijst er ook op dat de verklaringen van getuigen [getuige 2] en [getuige 3] onbetrouwbaar zijn omdat de getuigen niet precies kunnen aangeven wie wie is op de videobeelden.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte was op 12 mei 2007 met een groep vrienden op stap in discotheek Zalinaz in Etten-Leur. Aan het eind van de avond, toen de groep naar huis wilde gaan, werd zij in de hal voor de uitgang geconfronteerd met het latere slachtoffer [voornaam] [slachtoffer]. Het slachtoffer gedroeg zich vervelend naar de groep vrienden waarvan verdachte deel uitmaakte. Hij begon te duwen en gedroeg zich uitdagend alsof hij uit was op ruzie , terwijl de vriendengroep hem probeerde rustig te houden. De indruk bestond dat het slachtoffer erg dronken was. Zo verklaren de portiers, die het slachtoffer buiten zetten vanwege zijn vervelende gedrag, dat het slachtoffer ‘hartstikke zat’ was en onvast ter been was , terwijl [[vriend 2 verdachte] verklaart dat het slachtoffer zich opgefokt en agressief gedroeg. Op het moment dat [[vriend 2 verdachte], als laatste van de vriendengroep, naar buiten wilde lopen, liep hij bij de deur het slachtoffer tegen het lijf. Deze wilde kennelijk terug naar binnen of, zoals [vriend 2 verdachte] verklaart , verhaal halen bij de portiers door wie hij zojuist uit de discotheek was gezet. Het slachtoffer stond recht voor [vriend 2 verdachte], waardoor deze er niet langs kon.
De rechtbank heeft tijdens de schouw op 30 oktober 2008 bij Heijnen Video Produkties te Roosendaal de beelden van de bewakingscamera van Zalinaz bekeken. Daarbij heeft de rechtbank onder meer de volgende waarnemingen gedaan:
Op het bordes van discotheek Zalinaz in Etten-Leur staan [[vriend 2 verdachte] en het latere slachtoffer [voornaam] [slachtoffer] op zeer korte afstand tegenover elkaar bij de verst van de camera verwijderde deur van de discotheek. De aandacht van verdachte, die witte bovenkleding draagt, en van [vriend verdachte], die zwarte bovenkleding draagt, wordt door onbekende oorzaak getrokken. Vrijwel gelijktijdig lopen verdachte en [vriend van verdachte] naar het slachtoffer. Verdachte staat schuin achter het slachtoffer en [vriend van verdachte] staat links van het slachtoffer (bezien vanuit de camerapositie). Verdachte legt zijn rechterhand op de rechterschouder van het slachtoffer. Vrijwel gelijktijdig pakken ook [vriend van verdachte] en [vriend 2 verdachte] het slachtoffer
vast. Gedrieën maken zij een beweging met het slachtoffer in de richting van de trap. Daarbij is te zien dat [vriend van verdachte] het slachtoffer vastheeft, dat het standbeen van [vriend 2 verdachte] gebogen is en dat één van zijn handen zich bij de knieën van het slachtoffer bevindt. Op dat moment is het slachtoffer als het ware opgetild. Het slachtoffer is los van de grond, waarbij zijn gezicht naar de lucht is gericht en zijn hoofd in richting van de parkeerplaats voor het bordes wijst. Boven het einde van het bordes wordt het slachtoffer losgelaten. Te zien is dat de arm van verdachte nawijst in de richting van de val van het slachtoffer. [vriend van verdachte] beweegt zeer snel van de trap af in dezelfde richting als het slachtoffer. Niet duidelijk is of [vriend van verdachte] het slachtoffer als laatste heeft losgelaten. Het slachtoffer heeft vanaf het eind van het bordes tot de plaats waar hij de verharde parkeerplaats heeft geraakt een afstand overbrugd van ongeveer honderdtwintig centimeter, te weten drie treden van ongeveer veertig centimeter. De afstand van de rand van het bordes tot de onder aan de trap gelegen parkeerplaats bedraagt ongeveer vijfenzeventig centimeter.
Op grond van bovengenoemde beelden staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat het slachtoffer door verdachte, [vriend van verdachte] en [vriend 2 verdachte] is vastgepakt en dat zij gedrieën met het slachtoffer een beweging maken in de richting van de trap, dat het slachtoffer los komt van de grond en dat hij boven het einde van het bordes door verdachte wordt losgelaten.
Uit de verklaringen van de getuigen [getuige 3] en [getuige 4] blijkt dat het slachtoffer vervolgens door de lucht vloog en zonder de trap te raken onderaan de trap de grond raakte en zoals [vriend verdachte] verklaart “een doodsklap” maakte.
Naar algemene ervaringsregels is de kans dat iemand die dronken is en, met zijn hoofd naar voren en met zijn gezicht naar de lucht gericht, van een bordes van ongeveer 75 cm hoogte op een harde ondergrond wordt gegooid, zwaar lichamelijk letsel oploopt, aanmerkelijk. Ieder weldenkend mens is zich daarvan bewust. De gedragingen van verdachte kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer dat het – behoudens contra-indicaties, waarvan in casu niet is gebleken – niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg heeft aanvaard. Verdachte heeft aldus de voorwaardelijke opzet gehad op de zware mishandeling van het slachtoffer.
Nu uit het sectierapport blijkt dat het slachtoffer ten gevolge van het zware hersenletsel dat hij bij de val opliep is overleden, kan het primair aan verdachte ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
De rechtbank is echter eveneens met de officier van justitie van oordeel dat het strafverzwarende medeplegen – na wijziging van de tenlastelegging aan het primair ten laste gelegde feit toegevoegd – niet bewezen kan worden verklaard. Uit de verklaringen van verdachte blijkt dat hij zich niet bewust was van het feit dat [vriend 2 verdachte] en [vriend verdachte] eveneens geweld uitoefenden op het slachtoffer. Beiden hebben bij de politie ook ontkend in die zin betrokken te zijn geweest, terwijl getuigen slechts verklaren over het duwen door verdachte. Uit de beelden van de bewakingscamera blijkt voorts dat het hele gebeuren in een fractie van een seconde heeft plaatsgevonden. Van bewuste samenwerking en nauw overleg tussen verdachte en [vriend 2 verdachte] en [vriend van verdachte] kan dan ook geen sprake zijn geweest.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de fatale afloop niet aan verdachte is toe te rekenen. De rechtbank verwerpt dit door de raadsvrouw gevoerde verweer, omdat het zich niet verdraagt met de gebezigde bewijsmiddelen. Indien de raadsvrouw heeft bedoeld te bepleiten dat de fatale val zich eveneens zou hebben voorgedaan zonder het optreden van verdachte, wordt dit verweer eveneens verworpen, omdat dit niet aannemelijk is geworden. Daarbij wijst de rechtbank op het feit dat het slachtoffer een stevig postuur had, en volgens de schatting van verdachte ongeveer 100 kilogram woog, en dat het slachtoffer desondanks voordat hij boven de trap werd losgelaten los van de grond was en kennelijk over een afstand van meer dan een meter werd gegooid. De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat dit zonder de bijdrage van verdachte mogelijk was geweest ook vanwege de positie van [vriend van verdachte] en [vriend 2 verdachte] ten opzichte van het slachtoffer, namelijk naast respectievelijk voor het slachtoffer.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Op 12 mei 2007 te Etten-Leur aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (hersenletsel), heeft toegebracht, door opzettelijk voornoemde [slachtoffer], (met kracht) (van het bordes) te gooien, terwijl het feit de dood van voornoemde [slachtoffer] tengevolge heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van voorarrest.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw, voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, schorsing van het onderzoek bepleit om de politie technisch te laten onderzoeken welke rol het handelen van [vriend verdachte] heeft gehad op de fatale afloop van de val van het slachtoffer. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit de door de officier van justitie geëiste straf te matigen in verband met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het ontbreken van boos opzet bij hem.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan [voornaam] [slachtoffer], als gevolg waarvan deze is overleden. Na een avond stappen in discotheek Zalinaz in Etten-Leur op 12 mei 2007 meende verdachte dat [vriend 2 verdachte] en het latere slachtoffer [voornaam] [slachtoffer] ruzie met elkaar hadden. Hij wilde ze daarom uit elkaar halen en pakte daartoe het slachtoffer aan de schouder vast. Vrijwel op hetzelfde moment hadden ook [vriend verdachte] en [[vriend 2 verdachte] het slachtoffer vast. Verdachte, [vriend van verdachte] en [vriend 2 verdachte] hebben met het slachtoffer een beweging gemaakt in de richting van de trap van het bordes, waardoor het slachtoffer van het bordes is gevallen en hard met achterhoofd op de stenen grond is gevallen. Nog diezelfde dag, enkele uren later, is [slachtoffer] in het ziekenhuis overleden aan het hersenletsel dat hij door de val had opgelopen.
Het leed dat de dood van [voornaam] [slachtoffer] in zijn omgeving heeft veroorzaakt is groot en onomkeerbaar. De nabestaanden van [voornaam] [slachtoffer] staan sindsdien voor de zware opgave zijn verlies een plaats te geven in hun leven. Deze gevolgen zijn onder meer te wijten aan het gedrag van verdachte. De rechtbank neemt dit verdachte dan ook zeer kwalijk en is, ook gezien de door de rechtbank gehanteerde straftoemetingsrichtlijnen, van oordeel dat zij niet anders kan reageren dan met een gevangenisstraf.
De rechtbank weegt de omstandigheid dat verdachte de ruzie tussen [vriend 2 verdachte] en [slachtoffer] met geweld in plaats van woorden heeft willen oplossen in het nadeel van verdachte mee bij de bepaling van de strafmaat. In zijn voordeel weegt de rechtbank mee dat hij een blanco strafblad heeft en dat ook hij nog dagelijks de gevolgen van zijn handelen ondervindt.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 12 maanden, zoals de officier van justitie heeft geëist, noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie omdat de aard, de ernst en de gevolgen van het bewezen en strafbaar verklaarde door een andere of lichtere strafrechtelijke afdoening miskend zou worden.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 27 en 302 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair: zware mishandeling, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Kralingen, voorzitter, mr. Woudstra en mr. De Coninck, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Beek, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 14 november 2008.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 12 mei 2007 te Etten-Leur tezamen en in vereniging met
een ander of anderen althans alleen,
aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
(hersenletsel), heeft toegebracht, door opzettelijk voornoemde [slachtoffer], (met
kracht) (van de trap/het bordes) te duwen/gooien, althans (met kracht)
voornoemde [slachtoffer] (in de richting van de trap) weg te duwen/ weg te slingeren,
terwijl het feit de dood van voornoemde [slachtoffer] tengevolge heeft gehad;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 2 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 mei 2007 te Etten-Leur tezamen en in vereniging met een
ander of anderen althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te
weten [slachtoffer]), (met kracht) (van de trap/het bordes) heeft geduwd/gegooid,
althans (met kracht) heeft weggeduwd/weggeslingerd (in de richting van de
trap), tengevolge waarvan deze [slachtoffer] is overleden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 3 Wetboek van Strafrecht
tweede subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 mei 2007 te Etten-Leur, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, roekeloos, in elk geval zeer, althans
aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, [slachtoffer] (met kracht) van de
trap/het bordes heeft geduwd/gegooid, althans (met kracht) deze [slachtoffer] (in de
richting van de trap) heeft weggeduwd/weggeslingerd, waardoor het aan zijn,
verdachtes, schuld te wijten is geweest dat deze [slachtoffer] zodanig letsel, te
weten hersenletsel, heeft bekomen, dat deze aan de gevolgen daarvan is
overleden;
art 307 lid 2 Wetboek van Strafrecht