RECHTBANK BREDA
Sector civiel recht
Zaaknummer: 191177 FA RK 08-2988
beschikking in de zaak van
[naam verzoeker],
geboren te [geboorteplaats en geboortedatum verzoeker],
hierna te noemen de verzoeker,
wonende te [woonplaats verzoeker],
[naam van de vrouw],
geboren te [geboorteplaats en geboortedatum van de vrouw],
hierna te noemen de vrouw,
wonende te [woonplaats van de vrouw],
beiden bijgestaan door advocaat mr. T. Möller.
[naam van de vader],
geboren te [geboorteplaats en geboortedatum van de vader],
hierna te noemen de vader,
bijgestaan door mr. T. de Deugd, advocaat.
1. Het verloop van het geding
Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 27 juni 2008 ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
- het vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank d.d. 10 maart 2005 (142892 KG ZA 05-81);
- het uittreksel uit het gezagsregister betreffende na te noemen minderjarige;
- het op 19 oktober 2008 ontvangen verweerschrift houdende zelfstandig verzoek;
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 20 oktober 2008;
- het op 23 oktober 2008 ontvangen GBA-uittreksel van de verzoeker.
primair:
adoptie door verzoeker van [naam van de minderjarige], geboren te [geboorteplaats en geboortedatum van de minderjarige],
verzoeker en de vrouw vragen:
subsidiair:
verzoeker en de onder 1 genoemde belanghebbende gezamenlijk met het gezag over [naam van de minderjarige], geboren te [geboorteplaats en geboortedatum van de minderjarige] te belasten,
en daarnaast de geslachtsnaam van [naam van de minderjarige], geboren te [geboorteplaats en geboortedatum van de minderjarige], te wijzigen in de geslachtsnaam van verzoeker, zodat haar geslachtsnaam zal komen te luiden: “[geslachtsnaam verzoeker]”.
De vader voert verweer tegen het primaire en subsidiaire verzoek en verzoekt bij zelfstandig verzoek tot vaststelling van een informatieregeling.
3.1 De moeder en de vader zijn gehuwd geweest. Uit dit huwelijk is op [geboortedatum en geboorteplaats van de minderjarige] geboren de minderjarige [naam van de minderjarige]. De moeder heeft het gezag over dit kind.
3.2 Verzoeker legt aan zijn verzoek ten grondslag dat hij sinds 2002 een affectieve relatie met de vrouw heeft. Zij hebben ten minste drie aaneengesloten jaren voorafgaande aan de indiening van het verzoekschrift samengeleefd, namelijk sinds 1 oktober 2004, en gedurende die periode [voornaam van de minderjarige] samen verzorgd en opgevoed. Zij achten de adoptie in het belang van [voornaam van de minderjarige] nu volgens hen vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat [voornaam van de minderjarige] van haar vader als ouder niets meer te verwachten heeft. Sinds maart 2003 is er geen omgang tussen de vader en [voornaam van de minderjarige] meer geweest. Verzoeker is van mening dat er zwaarwegende redenen zijn om in dit geval aan het bezwaar van de ouder die niet het gezag heeft voorbij te gaan. De vrouw heeft zich tweemaal genoodzaakt gezien een contact- en straatverbod jegens de vader te bewerkstelligen vanwege het gewelddadige gedrag en de bedreigingen van de vader. De rechtbank te Alkmaar heeft vanwege het ontbreken van iedere vorm van communicatie tussen ouders bij beschikking van 23 maart 2005 de moeder met het eenhoofdig gezag belast. Verder heeft [voornaam van de minderjarige] in februari 2005 te kennen gegeven te zijn misbruikt door haar vader. Hij is daarvoor aanvankelijk veroordeeld maar later weer van vrijgesproken.
3.3 Namens de vader, die er voor heeft gekozen niet ter terechtzitting te verschijnen, is door zijn advocaat bezwaar gemaakt tegen het primaire verzoek tot adoptie en het subsidiaire verzoek tot wijziging van het gezag. De vader stemt wel in met het verzoek tot naamswijziging. Het bevreemdt de vader dat het verzoekschrift is ingediend net nadat hij gedetineerd raakte. Met betrekking tot de adoptie voert hij aan dat adoptie alle banden tussen hem en [voornaam van de minderjarige] zou verbreken, en daarmee de mogelijkheden voor contactherstel in de toekomst. In het verleden was er een goede omgangsregeling maar deze is destijds door de vrouw plotseling beëindigd. Daarna heeft hij geen contact meer gehad met zijn dochter. Diverse pogingen die hij heeft ondernomen om in contact met haar te komen hebben geresulteerd in een straat/contactverbod. [voornaam van de minderjarige] is nu twaalf jaar. Mogelijk wil zij later wel contact met haar vader. De vader heeft de vurige wens in de toekomst iets voor zijn dochter te kunnen betekenen.
Met betrekking tot de verzochte gezagswijziging wordt namens hem aangevoerd dat er geen reden is het gezag mede bij verzoeker te leggen. Het eenhoofdig gezag ligt bij de vrouw en niet gebleken is dat het in het belang van [voornaam van de minderjarige] is dat ook verzoeker wordt belast met het gezag. Namens de vader wordt geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek voor wat betreft de adoptie en de gezagswijziging, waarbij aangegeven wordt dat als tot een van de twee beslissingen wordt overgegaan hij de voorkeur heeft voor wijziging van het gezag.
De vader stelt dat niet is aangetoond dat verzoeker en de vrouw gedurende de wettelijk vereiste termijn samenwonen. Namens hem is ter zitting door zijn raadsman aangegeven dat hij geen bezwaar heeft tegen overlegging door verzoeker binnen één week na de zitting van een historisch GBA-uittreksel waaruit blijkt dat verzoeker en de vrouw reeds drie jaar samenwonen. Ter onderbouwing van zijn verzoek tot vaststelling van een informatieregeling brengt de vader naar voren dat hij op de hoogte gehouden wil worden over zijn dochter. Hij geeft daarbij aan dat hij er gezien de situatie begrip voor heeft wanneer de informatievoorziening minimaal zou zijn en niet het overleggen van foto’s van zijn dochter zou inhouden.
3.4 Ter zitting is namens verzoeker naar voren gebracht dat het verzoek tot partneradoptie is ingegeven door de sterke wens van [voornaam van de minderjarige]. Verzoeker en [voornaam van de minderjarige] hebben sinds 2002 een vader-dochter band opgebouwd die zij beiden wensen te formaliseren. De vader heeft [voornaam van de minderjarige] ernstig beschadigd. Hij mag zijn vrijgesproken van het misbruik van [voornaam van de minderjarige], feit blijft dat zij daaronder ernstig heeft geleden, aldus verzoeker. Zoals in de overwegingen van het tweede straatverbod is te lezen, heeft de vader [voornaam van de minderjarige] lastig gevallen. [voornaam van de minderjarige] heeft twee jaar therapie gevolgd en ontbeert elk vertrouwen in de vader. [voornaam van de minderjarige] heeft ondubbelzinnig haar mening ten aanzien van het verzoek gegeven. Het is voor [voornaam van de minderjarige] belangrijk dat het primaire verzoek wordt gehonoreerd. Nader onderzoek naar [voornaam van de minderjarige] beweegredenen is anders noodzakelijk, aldus verzoeker.
3.5 Namens de raad is aangegeven dat [voornaam van de minderjarige] al zes jaar, de helft van haar leven, geen contact meer heeft met haar vader. In haar pubertijd zal zij zich alleen maar meer gaan afzetten tegen haar vader. Voor [voornaam van de minderjarige] is duidelijkheid omtrent het gezinsleven van groot belang. De raad ondersteunt dan ook de verzoeken tot naamswijziging en gezamenlijk gezag. De mogelijkheid dat in het geval de vrouw iets overkomt voor de invulling van het gezag moet worden teruggegrepen op de vader is volgens de raad onwenselijk. Adoptie is echter niet wenselijk gelet op het verzet van de vader. Het is weliswaar zonneklaar dat [voornaam van de minderjarige] dat graag wil, maar met gezagswijziging en naamsverandering wordt voldoende aan haar wens tegemoet gekomen.
3.6 Met betrekking tot het verzoek van de vader tot vaststelling van een informatieregeling stelt de vrouw dat zij zich hier tegen verzet omdat zij dit niet in het belang van [voornaam van de minderjarige] acht. [voornaam van de minderjarige] verzet zich tegen iedere vorm van informatieverstrekking, aldus de vrouw en zij wenst dit respecteren.
3.7 De rechtbank stelt voorop dat partneradoptie in alle opzichten een verstrekkende beslissing is, waarbij grote terughoudendheid dient te worden betracht bij het voorbijgaan aan de bezwaren van de gescheiden ouder die niet het gezag heeft. Gelet op hetgeen de wetgever in de parlementaire geschiedenis heeft bepaald, kan hiervan uitsluitend sprake zijn in de gevallen zoals genoemd in artikel 1:228 lid 2 BW of wanneer bij tegenspraak van de ouder sprake is van misbruik van bevoegdheid. Uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, is gebleken dat de vader, de moeder en [voornaam van de minderjarige] in ieder geval na de geboorte van [voornaam van de minderjarige] een periode als gezin hebben samengeleefd. Hoewel er thans al geruime tijd geen contact tussen de vader en [voornaam van de minderjarige] is geweest, staat vast dat er na de echtscheiding van de vader en de vrouw tot maart 2003 omgang is geweest. De rechtbank oordeelt dat hiermee is vast komen te staan dat er tussen de vader en [voornaam van de minderjarige] family life is geweest, zodat niet op grond van artikel 1:228 lid 2 sub a BW aan de tegenspraak van de vader voorbij kan worden gegaan. Ook van de situatie zoals bedoeld in lid 2 sub b of c van artikel 1:228 is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Weliswaar blijkt uit de inhoud van voormeld vonnis d.d. 10 maart 2005 dat de vader zowel de vrouw als [voornaam van de minderjarige] heeft lastiggevallen, maar dat brengt de rechter niet tot het oordeel dat de vader het gezag over [voornaam van de minderjarige] heeft misbruikt of de verzorging en opvoeding op grove wijze heeft verwaarloosd. Het lastigvallen vond plaats in een periode nadat de omgang tussen de vader en [voornaam van de minderjarige] was beëindigd en waarin er spanningen tussen partijen bestonden die onder meer terug te voeren waren op de echtscheiding. Verder is gebleken dat de vader is vrijgesproken van misbruik van [voornaam van de minderjarige]. Hoewel [voornaam van de minderjarige] aangeeft dat er voor haar schadelijke voorvallen hebben plaatsgevonden en dat zij daar nog steeds hinder van ondervindt, kan aan deze vrijspraak niet voorbij worden gegaan. Ook van misbruik van bevoegdheid is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Niet gebleken is dat de vader zijn bevoegdheid enkel gebruikt om een ander te schaden, dat hij geen enkel te respecteren belang nastreeft of dat hij, het door hem gestelde belang en het belang van [voornaam van de minderjarige] bij de adoptie in aanmerking genomen, in redelijkheid niet tot uitoefening van zijn recht op tegenspraak heeft kunnen komen. De vader heeft de wens geuit in de toekomst iets voor zijn dochter te kunnen betekenen en wil de mogelijkheden daartoe in ieder geval laten bestaan. Nu met minder ingrijpende maatregelen de belangen van [voornaam van de minderjarige] kunnen worden gediend is de rechtbank van oordeel dat de vader in redelijkheid tot de uitoefening van zijn recht om geen toestemming voor de adoptie te geven heeft kunnen komen.
3.8 Gelet op de inhoud van de stukken - waaronder de stukken die na de zitting met betrekking tot de woonplaats van verzoeker en de vrouw zijn binnengekomen - en het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de in artikel 1:253t lid 1 en 2 BW gestelde voorwaarden voor toewijzing van het verzoek met betrekking tot de gezagsvoorziening. Voorts is niet gebleken dat - mede bezien in het licht van de belangen van de vader - gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging van het verzoek de belangen van [voornaam van de minderjarige] zouden worden verwaarloosd. Met de raad acht de rechtbank het in het belang van [voornaam van de minderjarige] dat het gezag door verzoeker en de vrouw gezamenlijk wordt uitgeoefend. Het verzoek ligt daarmee als op de wet gegrond voor toewijzing gereed.
3.9 Het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam kan worden toegewezen, nu het verzoek tot gezamenlijk gezag wordt toegewezen en geen van de in artikel 1:253t BW genoemde afwijzingsgronden zich voordoen.
3.10 Aangaande het zelfstandig verzoek van de vader tot vaststelling van een informatieregeling overweegt de rechtbank dat ingevolge artikel 1:377b lid 1 BW de gezagdragende ouder gehouden is de andere ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van hun kind(eren). Die informatieplicht omvat tevens kwesties met betrekking tot school, waaronder leerprestaties, maar ook bijvoorbeeld beroepskeuzes en belangrijke zaken op medisch of financieel gebied. In lid 2 van voormeld wetsartikel is bepaald dat de rechter kan bepalen dat - voor zover hier van belang - de informatie buiten toepassing blijft, indien het belang van het betreffende kind zich daartegen verzet. De vrouw heeft aangegeven dat [voornaam van de minderjarige] zich hiertegen verzet. De rechtbank ziet hierin echter onvoldoende reden om de vrouw deze verplichting niet op te leggen. De verplichting op grond van de wet richt zich immers tot de vrouw als ouder die met het gezag is belast en niet tot [voornaam van de minderjarige]. Het is aan de vrouw om de vader rechtstreeks of middels een derde van informatie over zijn dochter te voorzien. Het enkele feit dat [voornaam van de minderjarige] dit niet wil is niet voldoende om de wettelijke plicht van de vrouw buiten toepassing te laten. De vader heeft naar het oordeel van de rechtbank een gerechtvaardigd belang bij het ontvangen van informatie over zijn dochter. Nu er geen omgang plaatsvindt, zou de vader anders volstrekt verstoken zijn van iedere informatie. Het verzoek van de vader zal dan ook worden toegewezen als hierna gemeld.
wijst het verzoek tot adoptie af;
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat het gezag over de minderjarige [naam van de minderjarige], geboren te [geboorteplaats en geboortedatum van de minderjarige], door de moeder, mevrouw [naam van de moeder], en verzoeker, de heer [naam van verzoeker], gezamenlijk wordt uitgeoefend;
gelast wijziging van de geslachtsnaam van deze minderjarige in die zin dat deze zal luiden “[geslachtsnaam verzoeker]”;
bepaalt dat de vrouw ieder jaar op of omstreeks 1 augustus de vader rechtsreeks of via een derde schriftelijk op de hoogte stelt van de schoolresultaten van genoemde minderjarige over het daaraan voorafgaande schooljaar, en dat zij hem daarbij informeert over gewichtige zaken die zich met betrekking tot de minderjarige hebben voorgedaan.
Deze beschikking is gegeven door mr. Sutorius-Van Hees, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
in tegenwoordigheid van mr. Van de Kar, griffier.
Mededeling van de griffier:
Tegen deze beschikking kan voor zover het een eindbeschikking betreft hoger beroep worden ingesteld:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te
's-Hertogenbosch.