ECLI:NL:RBBRE:2008:BK8563
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- D. Hund
- Rechtspraak.nl
Belastingaanslag en ingehouden Canadese belasting: geschil over voorheffing
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 16 juli 2008 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen een eiser, wonende te [plaats], en de inspecteur van de Belastingdienst Zuidwest/kantoor Breda. De eiser had bezwaar gemaakt tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2005, die was opgelegd op basis van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 11.428. De inspecteur had in zijn uitspraak op bezwaar van 20 december 2007 de ingehouden Canadese belasting niet in mindering gebracht op de verschuldigde Nederlandse belasting, maar had vrijstelling verleend voor het Old Age Security Pension dat de eiser ontving van de Canadese overheid.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden, omdat partijen schriftelijk toestemming hadden gegeven om dit achterwege te laten. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard. De kern van het geschil was of de ingehouden Canadese belasting als voorheffing op de Nederlandse belasting in mindering moest worden gebracht. De inspecteur stelde dat dit niet het geval was, terwijl de eiser dit wel betoogde.
De rechtbank oordeelde dat de ingehouden Canadese belasting niet kon worden aangemerkt als voorheffing in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001. Tevens werd vastgesteld dat op basis van de belastingverdragen tussen Nederland en Canada, er sprake was van vrijstelling met progressievoorbehoud, waardoor verrekening van buitenlandse belasting niet aan de orde was. Het beroep van de eiser op het gelijkheidsbeginsel werd verworpen, omdat de rechtbank oordeelde dat de situatie van de eiser feitelijk en rechtens verschilde van die van belastingplichtigen die altijd in Nederland hebben gewoond.
De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat de door de eiser gestelde gebreken bij de behandeling van zijn aangifte niet konden leiden tot een verlaging van de aanslag. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. D. Hund, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C.G. Spierings-van Kessel, griffier.