ECLI:NL:RBBRE:2008:BM9935
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2004
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 2 september 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2004. De belanghebbende, die samen met haar echtgenoot in Nederland woont, had bezwaar gemaakt tegen de aanslag die haar was opgelegd. De inspecteur had op 5 december 2007 uitspraak gedaan op het bezwaar, maar de belanghebbende was het daar niet mee eens en heeft beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat in geschil is of de term 'verschuldigde gecombineerde inkomensheffing' in artikel 8.9, tweede lid van de Wet IB 2001 moet worden opgevat als de materiële of de formele belastingschuld. De materiële belastingschuld van de partner van de belanghebbende bedroeg € 2.651, terwijl de formele belastingschuld nihil was door een fout bij de aanslagregeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat de inspecteur terecht de aanslag heeft opgelegd, omdat de hoogte van de heffingskorting afhankelijk is van de formele belastingschuld.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. De belanghebbende kan binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De rechtbank heeft geen samenvatting van de uitspraak gepubliceerd, omdat deze niet voor publicatie was geselecteerd.