ECLI:NL:RBBRE:2009:BH1712

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
3 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
198110 / KG ZA 08-689
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.P. Leijten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op publicatie van boek en internetuitingen over een Nuenense arts en zijn overleden vrouw

In deze zaak heeft de kort gedingrechter van de rechtbank Breda op 3 februari 2009 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en de Stichting Abot Kamay, alsook [gedaagde]. De eiser, die in het verleden veroordeeld is voor de doodslag op zijn echtgenote, vorderde dat de stichting en [gedaagde] de publicatie van een boek over hem en zijn overleden vrouw zouden staken. Het boek, geschreven door drs. [auteur], bevatte verschillende beschuldigingen en onjuiste beweringen over de eiser, die hij als grievend en inbreukmakend op zijn privacy beschouwde. De rechter oordeelde dat de vrijheid van drukpers en de vrije meningsuiting van de stichting en [gedaagde] moesten worden afgewogen tegen de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de eiser. De voorzieningenrechter oordeelde dat de publicatie van het boek en de uitingen op de website onrechtmatig waren, omdat deze de eer en goede naam van de eiser ernstig aantastten. De rechter beval de stichting om de publicatie van het boek te staken en de reeds gedistribueerde exemplaren terug te nemen, met een dwangsom van € 1.000,-- per dag voor iedere dag dat zij in gebreke bleef. Ook werd [gedaagde] bevolen om alle publicaties op de website te verwijderen en te staken. De kosten van de procedure werden aan de stichting en [gedaagde] opgelegd.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK BREDA
Sector civiel recht
Team handelsrecht
zaaknummer / rolnummer: 198110 / KG ZA 08-689
Vonnis in kort geding van 3 februari 2009
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. N.T. ter Haar Romeny,
tegen
1. de stichting STICHTING ABOT KAMAY,
gevestigd te [woonplaats],
gedaagde,
verschenen in persoon van haar bestuurslid gedaagde sub 2,
2. [gedaagde]
h.o.d.n. ORIENTAL DECORATIONS,
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. M. van der Meeren.
Partijen zullen hierna mede [eiser], stichting Abot Kamay en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de mondelinge behandeling gehouden op 19 januari 2009,
- de pleitnota en producties van de zijde van [eiser],
- de pleitnota en producties van de zijde van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Het geschil
2.1. [eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. stichting Abot Kamay zal bevelen om de publicatie van het boek te staken en gestaakt te houden, met bevel de reeds gedistribueerde exemplaren van het boek, voor zover nog aanwezig bij boekhandels en distributeurs, terug te nemen, op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan waarmee stichting Abot Kamay in gebreke blijft om aan dit bevel te voldoen, met een maximum van € 100.000,--;
II. stichting Abot Kamay zal bevelen om, binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, de in de dagvaarding gespecificeerde passages van het boek te rectificeren op de web¬sites van zowel [gedaagde] als stichting Abot Kamay, subsidiair door middel van een inlegvel in de nog niet verkochte exemplaren van het boek, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan waarmee stichting Abot Kamay in gebreke blijft aan dit bevel te voldoen, met een maximum van € 100.000,--;
III. stichting Abot Kamay zal bevelen, om binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, de in de dagvaarding gespecificeerde passages van de Nieuwsbrief te rectificeren op de websites van zowel [gedaagde] als stichting Abot Kamay, alsook door het verspreiden van een Nieuwsbrief waarop vermelde rectificatie staat opgenomen, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan waarmee stichting Abot Kamay in gebreke blijft aan dit bevel te voldoen, met een maximum van € 100.000,--;
IV. [gedaagde] zal bevelen om binnen 24 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis, alle publicaties op de website [website], zoals in de dagvaarding omschreven, geheel te verwijderen en verwijderd te (doen) houden, alsmede de verdere openbaarmaking en verveelvoudiging van deze uitingen volledig te staken en gestaakt te (doen) houden, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- per dag of gedeelte daarvan indien [gedaagde] geheel of ten dele in gebreke blijft aan dit bevel te voldoen, met een maximum van € 100.000,--;
V. [gedaagde] zal bevelen om binnen vier dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis te (doen) bewerkstelligen dat de publicaties zoals in de dagvaarding omschreven volledig worden verwijderd uit de zoekmachines op het internet zoals, maar niet daartoe beperkt, bijvoorbeeld Google en Yahoo door onder meer de opdracht tot verwijdering van de tekst, met een direct afschrift van deze brieven aan de advocaat van [eiser], zulks op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- per dag of gedeelte daarvan indien [gedaagde] geheel of ten dele in gebreke blijft aan dit bevel te voldoen, met een maximum van € 100.000,--;
VI. [gedaagde] zal bevelen om binnen 24 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis alle foto’s van Bebe Pana en [zoon eiser] op de website [website], te verwijderen en verwijderd te (doen) houden, alsmede de verdere openbaarmaking en verveelvoudiging van deze foto’s volledig te staken en gestaakt te (doen) houden, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- per dag of gedeelte daarvan indien [gedaagde] geheel of ten dele in gebreke blijft aan dit bevel te voldoen, met een maximum van € 100.000,--;
VII. stichting Abot Kamay en [gedaagde] hoofdelijk zal veroordelen tot betaling aan [eiser], bij wijze van voorschot op de door [eiser] geleden en nog te lijden schade, tegen behoorlijk bewijs van kwijting en binnen vijf dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, een bedrag van € 20.000,-- vanwege de beschadiging van zijn eer en goede naam;
alles met veroordeling van stichting Abot Kamay en [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
2.2. Stichting Abot Kamay en [gedaagde] voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3. De feiten
3.1. Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen van partijen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de navolgende feiten:
a. [eiser] is in januari 2005 in voorlopige hechtenis genomen terzake van verdenking van de moord in 2001 op zijn toenmalige echtgenote Bebe Paña.
b. Bij vonnis van de rechtbank te ’s-Hertogenbosch van 30 juni 2006 is [eiser] veroordeeld voor, onder meer, doodslag op zijn echtgenote Bebe Paña en is hem een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 12 jaar.
c. Bij arrest van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 6 april 2007 is [eiser] van de doodslag op zijn echtgenote Bebe Paña alsnog vrijgesproken, en is bewezen verklaard dat [eiser] kinderporno in bezit heeft gehad, alsmede dat [eiser] (meermalen) het stoffelijk overschot van zijn echtgenote Bebe Paña heeft begraven en verborgen met het oogmerk het feit of de oorzaak van het overlijden te verhelen.
d. Het openbaar ministerie heeft tegen voornoemd arrest beroep in cassatie ingesteld.
e. [gedaagde] heeft samen met haar dochters op 24 oktober 2008 stichting Abot Kamay opgericht. Stichting Abot Kamay stelt zich ten doel: het verbeteren van de informatieverstrekking aan jonge Filippijnse vrouwen en meisjes die voornemens zijn met Nederlandse mannen in het huwelijk te treden.
f. Stichting Abot Kamay heeft in november 2008 een boek uitgegeven met de titel “De wrede dood van Bebe Paña en Divina Urbi”, hierna te noemen het boek, geschreven door drs. [auteur], de echtgenoot van [gedaagde].
g. Het boek bevat passages die inhouden:
-dat [eiser] zich in bed bij Bebe Paña regelmatig liet vervangen door zijn tweelingbroer (pag. 34/35);
-dat [eiser] tijdens de puberteit anale seks heeft gehad met zijn broer (pag. 38);
-dat [eiser] in de Bijlmer als huisarts heeft gewerkt en hem door de Medische Tuchtraad zou zijn verboden dit beroep in Nederland uit te oefenen (pag. 39);
-dat [eiser] in Singapore seks heeft gehad met zijn huishoudster (pag. 41);
-dat [eiser] een zekere [slachtoffer] heeft vermoord (pag. 42 t/m 45);
-dat [eiser] seks heeft gehad met de zus van zijn vrouw en, net als bij [slachtoffer], zou hebben aangedrongen op anale seks (pag. 44);
-dat [eiser] enkel uit is op seks (pag. 49);
-dat [eiser] seksuele relaties onderhield met kinderen van 13, 14 jaar oud en met [betrokkene] vanaf haar 14e (pag. 76, 93, 172);
-dat volgens het Pieter Baan Centrum psychologisch gezien de diagnose van [eiser] als volgt luidt: een zeer begaafd man; er zijn geen aanwijzingen van een seksuele stoornis; wel komt [eiser] naar voren als een iemand met een slecht geïntegreerde seksualiteit (pag. 79 en 80);
-dat [eiser] een seksuele relatie heeft gehad met Divina Urbi en dat [eiser] haar de dag na een slaande ruzie dood heeft aangetroffen en haar bliksemsnel onder persoonlijk toezicht heeft laten cremeren (pag. 156);
-dat [eiser] Bebe Paña zou hebben proberen te dwingen tot seks en haar vervolgens bewusteloos zou hebben gemaakt met behulp van diethylether en haar vervolgens zou hebben vermoord (pag. 160);
-dat [eiser] hulp heeft gehad bij het begraven van het lichaam van Bebe Paña (pag. 66);
-dat [eiser] een notaris in Someren heeft geraadpleegd (pag. 70);
-dat [eiser] regelmatig orgieën houdt, houdt van SM, anale seks en kinderporno, en dat het strafdossier uitpuilt van de meest absurde seksuele afbeeldingen, vaak met [eiser] in de hoofdrol (pag. 78, 113 en 144);
-dat [eiser] in maart 2002, toen hij de urn met de as van Divina Urbi kwam afleveren bij haar ouders, seks heeft gehad met de zus van Divina Urbi (pag. 145);
-dat [eiser] naar alle waarschijnlijkheid een seriemoordenaar is die het vizier heeft gericht op jonge Aziatische vrouwen, en die opnieuw zal toeslaan als hij de kans krijgt (pag. 179).
h. Op of omstreeks 26 november 2008 heeft stichting Abot Kamay een “Nieuwsbrief” doen bezorgen in de woonplaats van [eiser], waarin onder verwijzing naar het boek soortgelijke uitlatingen ten aanzien van [eiser] werden gedaan.
i. Tot voor kort werd op de website [website] het boek aangeprezen en waren passages uit het boek gepubliceerd. De domeinnaam is op naam van [gedaagde] geregistreerd. De website is thans leeg.
4. De beoordeling
4.1. [eiser] stelt dat gedaagden onrechtmatig jegens hem handelen omdat in het boek, de website en de nieuwsbrief een zeer groot aantal onjuiste beweringen over [eiser] worden gedaan, die ernstig grievend zijn en [eiser] in zijn privacy aantasten.
Volgens [eiser] zijn de sub g. genoemde passages uit het boek en website onrechtmatig, want onwaar en tasten deze zijn eer, goede naam en persoonlijke levenssfeer aan.
Het boek is volgens [eiser] niet van fictieve aard hetgeen blijkt uit het feit dat hij wordt aangeduid als [naam], zijn woonplaats, adres, beroep en uitspraken van rechtbank en gerechtshof worden genoemd. Het boek is opgesteld als deels een beschrijving van het strafproces, waartegen [eiser] geen bezwaar heeft, en deels als fictie. Voor de lezer is niet duidelijk waar de werkelijkheid ophoudt en de fictie begint, terwijl wel duidelijk is over welke personen het boek handelt. De lezer zal daarmee het boek niet als fictie, maar als werkelijkheid beschouwen, aldus [eiser].
Ten aanzien van de nieuwsbrief stelt [eiser] dat die nieuwsbrief ten doel had het boek te promoten en dat in die nieuwsbrief de onjuiste stelling is herhaald dat tijdens de reconstructie zou zijn gebleken dat [eiser] het lichaam van zijn vrouw niet alleen zou kunnen tillen.
Ten aanzien van de website [website] volhardt [eiser] in zijn vordering sub IV waar het het gestaakt houden daarvan betreft. Op de website stond een verkorte inhoud van het boek, de straat waarin [eiser] woont en foto’s van [eiser], Bebe Paña en hun zoontje [zoon eiser]. Het zou [eiser] niet verbazen als de website na de zitting weer met inhoud te vinden zou zijn op internet.
[eiser] stelt dat door het afbeelden van foto’s van Bebe Paña en hun zoontje [zoon eiser] op de website [website] zonder toestemming van [eiser], sprake is van inbreuk op portretrecht. De publicatie is een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer die geen ander doel dient dan de commerciële belangen van stichting Abot Kamay en [gedaagde].
4.2. [gedaagde] voert aan dat [eiser] geen (spoedeisend) belang meer heeft bij zijn vorderingen omdat de verkoop en distributie van het boek is gestopt, de niet verkochte exemplaren zijn terug gehaald, de nieuwsbrief niet meer wordt verspreid en de inhoud van de website [website] is verwijderd.
[gedaagde] voert verder aan dat zij niet aansprakelijk is voor de inhoud van de website. De inhoud van de website is verzorgd door stichting Abot Kamay. [gedaagde] is niet in staat geweest om de inhoud van de website te verzorgen omdat zij slechts gebrekkig Nederlands spreekt en leest en niet kan niet schrijven.
[gedaagde] voert aan dat het boek van [auteur] geen biografie of dissertatie is, maar slechts een fictief verhaal met als inzet: “zo zou het gebeurd kunnen zijn”. Het grootste deel van het boek is gebaseerd op de ervaringen van de schrijver en de feiten die tijdens de strafrechtelijke procedures aan de orde zijn geweest. De leemten in het verhaal zijn door de schrijver opgevuld met niet bewezen filosofieën, hetgeen in het voorwoord van het boek duidelijk en nadrukkelijk is vermeld. De schrijver heeft een mening op tafel gelegd en geen bewijs dat het zo gebeurd is. In een boek over een geruchtmakende zaak als de onderhavige is het onmogelijk om volledige anonimiteit van de hoofdpersonen te creëren. In de media wordt immers al jarenlang aandacht besteed aan deze zaak, onder meer door Peter R. de Vries. De behandeling van de zaak is nog niet ten einde, het OM heeft immers beroep in cassatie aangetekend. Daarnaast stelt [gedaagde] dat de naam van [eiser] door de vrijspraak van het Hof ter zake de doodslag van Bebe Peña niet volledig van iedere blaam is gezuiverd. [eiser] is immers ook door het Hof veroordeeld voor het bezit van kinderporno en het begraven en verbergen van het lijk van Bebe Paña. Verder heeft [eiser] zichzelf in een lastige positie gemanoeuvreerd door jarenlang te liegen over het verblijf van Bebe Paña in de Filippijnen terwijl hij in 2001 reeds haar lichaam had begraven.
De publicatie van het boek heeft geen (pers)aandacht gehad. Het boek is in eigen beheer van de stichting uitgegeven en betreft een zogenaamde “print on demand” uitgave, waarbij ieder exemplaar apart op bestelling wordt gedrukt.
Ten aanzien van de gepubliceerde foto’s voert [gedaagde] aan dat de foto’s van Bebe Paña en [zoon eiser] in de loop der jaren veelvuldig in binnen- en buitenlandse media zijn verschenen. De foto met baby [zoon eiser] staat nog steeds op de website van Peter R. de Vries. Deze foto’s behoorden dan ook tot het publiek domein. Bovendien is [zoon eiser] inmiddels acht jaar oud en zal er geen gelijkenis meer bestaan met de foto waarop hij nog een baby is.
[gedaagde] betwist de gevorderde schade. [gedaagde] voert aan dat [eiser] zich door zijn eigen gedragingen heeft ontwikkeld tot een publieke figuur. Hij is in twee instanties veroordeeld voor het bezit van kinderporno en het begraven en verbergen van het lichaam van zijn overleden echtgenote. [eiser] heeft al langer onder het vergrootglas gelegen van Peter R. de Vries en het Eindhovens Dagblad, zodat niet duidelijk is waarom hij nu door dit boek schade op zou lopen, aldus [gedaagde].
Tenslotte verzoekt [gedaagde] eventuele op te leggen dwangsommen te matigen tot € 100,-- per dag en te maximeren op € 1.000,--, aangezien zij over een zeer beperkt inkomen beschikt.
Publicatie geschriften
4.3. De voorzieningenrechter overweegt als volgt:
Het grondrecht van de vrijheid van drukpers en de vrije meningsuiting moet worden afgewogen tegen het aan [eiser] toekomende grondrecht van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, neergelegd in art. 10 Gw en art. 8 EVRM, en zijn recht om in het kader van de maatschappelijke zorgvuldigheidseisen gevrijwaard te blijven van een aantasting van zijn eer en goede naam. Dit betekent dat beoordeeld moet worden of de mededelingen over [eiser] in het boek zozeer inbreuk maken op diens persoonlijke levenssfeer en of deze zijn eer en goede naam zozeer aantasten, dat het recht van de stichting om het boek te publiceren daarvoor moet wijken.
Bij deze beoordeling komt het aan op de aard en inhoud van de mededelingen, de mate waarin deze op de feiten zijn gebaseerd, de toonzetting van de mededelingen alsmede de plaats die zij in het kader van het boek als geheel innemen.
Stichting Abot Kamay heeft de aangevochten uitlatingen in het boek en op de website op geen enkele wijze met bewijs onderbouwd. Het zijn alle uitlatingen die de naam van [eiser] in hoogst ernstige mate schaden. Uitzondering hierop betreffen de passage op pagina 160 en de passage op pagina 79 en 80. [eiser] draagt de verdenking op pagina 160 reeds met zich mee door de strafrechtelijke vervolging en deze passage verzwaart dat niet noemenswaard. Het weergeven van de geciteerde conclusie van het Pieter Baan Centrum op pagina 79 en 80 maakt weliswaar inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [eiser] maar de mede¬delingen dat [eiser] een zeer begaafd man is en dat er geen aanwijzingen zijn van een seksuele stoornis, tasten zijn eer en goede naam niet aan. De mededeling dat [eiser] naar voren komt als iemand met een slecht geïntegreerde seksualiteit is tegenover de achtergrond van de publiciteit die de gehele strafzaak heeft getrokken niet zo indringend dat herhaalde publicatie onrechtmatig is.
Door zich in boven weergegeven zin uit te laten over [eiser] hebben stichting Abot Kamay en [gedaagde] dan ook onrechtmatig jegens hem gehandeld. Nu de domeinnaam van de website [website] op naam van [gedaagde] is geregistreerd, is zij verantwoordelijk voor de inhoud van de website.
Publicatie foto’s (portretrecht)
4.4. Artikel 21 van de Auteurswet beschermt de geportretteerde en diens nabestaanden, door via een wettelijke zorgvuldigheidsnorm een vergaande aanspraak te geven tegen publicatie.
In beginsel is sprake van een redelijk belang van de geportretteerde om zich tegen de openbaarmaking van zijn portret te verzetten, indien deze openbaarmaking inbreuk maakt op zijn recht op privacy. Of van een dergelijke inbreuk sprake is, hangt af van de omstandigheden van het geval, met name van de aard en de mate van intimiteit waarin de geportretteerde is afgebeeld, terwijl ook het karakter van de foto en de context van de publicatie van belang kunnen zijn.
[eiser] heeft het lichaam van Bebe Paña tweemaal heimelijk begraven en gedurende vier jaar verborgen gehouden. [eiser] heeft door dit respectloos gedrag jegens Bebe Paña het recht als nabestaande verwerkt, verloren, om zijn eigen belangen te laten meewegen in dit verband. Alleen de belangen van Bebe Paña, van haar nagedachtenis, spelen een rol. In dit geval gaat het om normale foto’s van Bebe Paña, en aan te nemen valt dat zij zou wensen dat zij en haar lot niet vergeten worden. Publicatie van deze foto’s is dus niet onrechtmatig.
Ten aanzien van [zoon eiser] geldt dat hij minderjarig is. [eiser] treedt niet in rechte op namens de minderjarige maar alleen voor zichzelf. Bovendien zou ingevolge artikel 1:349 BW, op straffe van niet-ontvankelijkheid, het instellen van de vordering namens de minderjarige slechts mogelijk zijn met toestemming van de kantonrechter. Tenslotte heeft [eiser] geen reëel belang bij de vordering aangezien de publicatie een babyfoto van [zoon eiser] betreft en [zoon eiser] inmiddels 8 jaar oud is zodat hij niet meer van die foto zal worden herkend.
4.5. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal de vordering sub I worden toegewezen. Aan stichting Abot Kamay zal een termijn van tien werkdagen worden gegund om aan het bevel te voldoen.
4.6. Het sub II en III gevorderde wordt reeds voldoende ondervangen door toewijzing van het sub I gevorderde. Deze vorderingen zullen dan ook worden afgewezen.
4.7. Het sub IV gevorderde zal worden toegewezen voor wat de toekomst betreft. [gedaagde] heeft onbetwist gesteld dat de website [website] thans blanco is. Er bestaat echter gegronde vrees dat [gedaagde] in de toekomst toch onrechtmatig geoordeelde uitlatingen zal doen plaatsen op de website.
4.8. Het sub V komt niet voor toewijzing in aanmerking aangezien [gedaagde] onbetwist heeft gesteld dat het voor haar onmogelijk is aan deze vordering te voldoen.
4.9. Op grond van hetgeen hiervoor in r.o. 4.4. is overwogen zal het sub VI worden afgewezen.
4.10. Het sub VII gevorderde strekt tot betaling van een geldsom. Voor toewijzing van een dergelijke vordering in kort geding is slechts dan plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn. Ook dient uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist te zijn.
Hoe de rechtbank in een bodem¬procedure zal beslissen over het gevorderde bedrag aan immateriële schadevergoeding is niet voorspelbaar. Ook het spoedeisend belang bij bevoorschotting nú is onvoldoende onderbouwd. Deze vordering zal worden afgewezen.
4.11. De op te leggen dwangsommen zullen worden gemaximeerd als in het dictum vermeld.
5. De kosten
Stichting Abot Kamay en [gedaagde] dienen als de in het ongelijk te stellen partij te worden verwezen in de kosten van het geding. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- vast recht € 254,00
- dagvaarding € 85,98
- salaris advocaat € 816,00
Totaal € 1.155,98
6. De beslissing
De voorzieningenrechter
beveelt stichting Abot Kamay om de publicatie van het boek met de in dit vonnis onrechtmatig geoordeelde passages (alle in de dagvaarding genoemde, behoudens die op pag. 79, 80 en 160) onmiddellijk te staken en gestaakt te houden;
beveelt stichting Abot Kamay om de reeds gedistribueerde exemplaren van het boek, voor zover nog aanwezig bij boekhandels en distributeurs, terug te nemen binnen tien werkdagen na betekening van dit vonnis;
in beide gevallen op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat stichting Abot Kamay in gebreke blijft om aan deze bevelen te voldoen, met een maximum van in totaal € 50.000,-- aan te verbeuren dwangsommen;
beveelt [gedaagde] om alle publicaties van de in dit vonnis onrechtmatig geoordeelde passages van het boek (alle in de dagvaarding genoemde, behoudens die op pag. 79, 80 en 160) op de website [website] verwijderd te (doen) houden, alsmede de verdere openbaar¬making en verveelvoudiging van deze uitingen volledig te staken en gestaakt te (doen) houden, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] in gebreke blijft aan dit bevel te voldoen, met een maximum van € 50.000,-- aan te verbeuren dwangsommen;
veroordeelt stichting Abot Kamay en [gedaagde] in de kosten van het geding deze voor zover aan de zijde van de wederpartij gevallen tot op heden begroot op € 1.155,98;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoer¬baar bij voorraad;
weigert het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Leijten en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. te Kloese op 3 februari 2009.?